ECLI:NL:GHARL:2024:275

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
200.324.388
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot stiefouderadoptie en de beoordeling van het minderjarigheidsvereiste

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot stiefouderadoptie. De stiefmoeder had verzocht om adoptie van [verweerster1], die op het moment van het verzoek 23 jaar oud was. De rechtbank Midden-Nederland had dit verzoek eerder afgewezen, omdat niet voldaan was aan het minderjarigheidsvereiste van artikel 1:228 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, dat vereist dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is. De stiefmoeder, de vader en [verweerster1] stelden dat er bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat dit vereiste terzijde werd gesteld, onder andere vanwege psychische problemen van [verweerster1].

Het hof heeft de argumenten van de stiefmoeder en de vader overwogen, maar kwam tot de conclusie dat de omstandigheden in deze zaak niet rechtvaardigen dat het minderjarigheidsvereiste terzijde wordt gesteld. Het hof heeft de eerdere motivering van de rechtbank overgenomen en voegde daaraan toe dat de psychische problemen van [verweerster1] niet voldoende waren om het minderjarigheidsbeginsel te negeren. De moeder van [verweerster1] ontkende dat de problemen van haar dochter het gevolg waren van haar opvoeding en stelde dat zij niet verwaarloosd was.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de verzoeken van de stiefmoeder en de vader afgewezen. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt het belang van het minderjarigheidsvereiste in adoptiezaken en de strikte voorwaarden waaronder dit kan worden afgeweken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.324.388
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 542046)
beschikking van 11 januari 2024
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de stiefmoeder,
advocaat: mr. E.P.J. Appelman te Alkmaar,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.V.S. van Baarle te Zeewolde,
en
[verweerster1],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: [verweerster1] ,
advocaat: mr. E.V.S. van Baarle te Zeewolde,
en
[verweerster2],
wonende in [woonplaats3] ,
verweerster in het principaal en incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. D.M. Cats te Ede.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 22 december 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 17 maart 2022;
- het verweerschrift van de moeder met producties;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met producties van de vader en [verweerster1] ;
- het verweerschrift van de moeder in het incidenteel hoger beroep met producties;
- een journaalbericht van mr. Van Baarle van 21 november 2023 met producties;
- een journaalbericht van mr. Appelman van 21 november 2023 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 23 november 2023 plaatsgevonden.
Daarbij waren aanwezig:
- de stiefmoeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader en [verweerster1] , bijgestaan door hun advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.

3.De feiten

3.1
Dc vader en de moeder zijn met elkaar getrouwd geweest. Tussen hen is [in] 2002 de echtscheiding uitgesproken.
3.2
Zij zijn samen de ouders van :
- [naam1] , geboren [in] 1994 in [plaats1] ,
- [verweerster1] , geboren [in] 1999 in [plaats2] .
3.3
Vervolgens zijn de vader en de stiefmoeder met elkaar gehuwd geweest.
Zij zijn samen de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2006 in [plaats3] ,
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2007 in [plaats3] .
Het huwelijk van de vader en de stiefmoeder is [in] 2018 door echtscheiding ontbonden. Zij wonen niet meer samen.
3.4
Na het uiteengaan van de vader en de moeder heeft [verweerster1] eerst bij de moeder en ,vanaf 2010, in het gezin van de vader en de stiefmoeder gewoond. In de periode
van 2011 tot 2015 heeft [verweerster1] circa 2,5 jaar in een gesloten instelling verbleven. Daarna
heeft [verweerster1] weer in het gezin van de vader en de stiefmoeder gewoond.
Na de echtscheiding van de vader en de stiefmoeder eind 2018 is [verweerster1] bij de vader blijven
wonen. [verweerster1] heeft regelmatig contact met de stiefmoeder.

4.De omvang van het geschil

4.1
In geschil is de door de stiefmoeder verzochte stiefouderadoptie van [verweerster1] .
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de stiefmoeder de (stiefouder)adoptie van [verweerster1] uit te spreken, afgewezen.
4.2
De stiefmoeder is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Met deze grief beoogt zij het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen.
De stiefmoeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog de adoptie van [verweerster1] door haar uit te spreken en te verstaan dat de geslachtsnaam van [verweerster1] door de adoptie ‘ [achternaam verweerder] ’ zal blijven luiden.
4.3
De vader en [verweerster1] verzoeken in hun verweerschrift de verzoeken van de stiefmoeder toe te wijzen en zijn op hun beurt met negen grieven in incidenteel hoger beroep gekomen.
De vader en [verweerster1] verzoeken het hof in het principaal hoger beroep de verzoeken van de stiefmoeder toe te wijzen en in het incidenteel hoger beroep de adoptie uit te spreken van [verweerster1] door de stiefmoeder en te verstaan dat de geslachtsnaam van [verweerster1] door de adoptie [achternaam verweerder] zal blijven luiden, kosten rechtens.
4.4
De moeder voert verweer in het principaal hoger beroep van de stiefmoeder en in het incidenteel hoger beroep van de vader en [verweerster1] en zij vraagt het hof de verzoeken van de stiefmoeder en van [verweerster1] en de vader niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het verzoek tot adoptie moet worden getoetst aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de artikelen 1:227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Op grond van artikel 1:227 lid 2 BW kan een verzoek tot stiefouderadoptie enkel worden ingediend door een stiefouder die de drie jaren onmiddellijk voorafgaand aan het verzoek met de andere ouder heeft samengeleefd.
In artikel 1:227 BW lid 3 staat dat het verzoek tot adoptie alleen kan worden toegewezen, indien de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder of ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 228 wordt voldaan.
5.2
Artikel 1:228 lid 1 aanhef en onder a BW bepaalt dat een van de voorwaarden voor adoptie is dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is.
5.3
De stiefmoeder heeft op 14 juli 2022 een verzoek tot adoptie van [verweerster1] ingediend bij de rechtbank. [verweerster1] was op dat moment 23 jaar oud zodat niet is voldaan aan het minderjarigheidsvereiste van artikel 1:228 lid 1 aanhef en onder a BW. De stiefmoeder, de vader en [verweerster1] stellen dat sprake is van zeer zwaarwegende zodanige bijzondere omstandigheden dat aan dit minderjarigheidsvereiste moet worden voorbijgegaan. Weigering van adoptie moet in dit geval worden aangemerkt als een ongeoorloofde inbreuk op het door artikel 8 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) gestelde familieleven van [verweerster1] , aldus de stiefmoeder, de vader en [verweerster1] .
5.4
Aan artikel 8 EVRM kan geen recht worden ontleend een adoptie tot stand te brengen. Dit sluit echter niet uit dat op de Verdragsluitende Staten in bepaalde omstandigheden de positieve verplichting kan rusten om de vorming en ontwikkeling van familierechtelijke betrekkingen toe te staan. [1]
5.5
Het weigeren van een adoptie kan ’een ongeoorloofde inmenging in het familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM van de stiefmoeder en [verweerster1] zijn en rechtvaardigen dat het minderjarigheidsvereiste van artikel 1:228 lid 1 onder a BW buiten toepassing blijft. Het gaat dan om uitzonderlijke gevallen, waarin de weigering van de adoptie enkel vanwege de meerderjarigheid bij de indiening van het verzoek een ongeoorloofde inbreuk vormt op het door artikel 8 EVRM beschermde gezins- en familieleven.
5.6
Het hof is net als de rechtbank van oordeel dat de omstandigheden in deze zaak niet rechtvaardigen dat het minderjarigheidsvereiste terzijde wordt gesteld. Het hof verwijst daarvoor naar de motivering van de rechtbank in de bestreden beschikking, neemt deze na eigen onderzoek over en maakt deze tot de zijne. Het hof voegt daaraan nog het volgende toe. De stiefmoeder, de vader en [verweerster1] hebben naar voren gebracht dat [verweerster1] zodanige psychische problemen heeft, waaronder een post-traumatische stress-stoornis (PTSS), dat zij daarvoor onder behandeling is. Deze psychische problemen zijn volgens de stiefmoeder, de vader en [verweerster1] ontstaan door de onveiligheid en mishandelingen die [verweerster1] heeft meegemaakt binnen het gezin van de moeder. Vanwege deze psychische klachten was [verweerster1] niet eerder in staat een adoptieverzoek in te dienen.
Het hof ziet in de psychische klachten van [verweerster1] geen reden om het minderjarigheidsbeginsel terzijde te schuiven. De moeder ontkent de gestelde psychische klachten van [verweerster1] niet en deze zijn voor de moeder juist een reden om met [verweerster1] in gesprek te willen. De moeder weerspreekt wel uitdrukkelijk dat alle problemen van [verweerster1] zijn te herleiden tot de periode dat [verweerster1] in het gezin van de moeder verbleef; zij weerspreekt ook uitdrukkelijk dat zij [verweerster1] zou hebben verwaarloosd. Dat de psychische problemen van [verweerster1] het gevolg zijn van de onveiligheid en mishandelingen die [verweerster1] in het gezin van de moeder zou hebben meegemaakt is dan ook niet komen vast te staan. Ook de wens van de stiefmoeder tot juridische erkenning van de bijzondere band, die de stiefmoeder ervaart als een ouder-kindrelatie, rechtvaardigt geen terzijdestelling van het minderjarigheidsvereiste van
artikel 1:228 lid 1 aanhef en onder a BW.
5.7
Het verzoek van de stiefmoeder moet worden afgewezen omdat niet is voldaan aan de voorwaarde dat [verweerster1] op de dag van het eerste verzoek minderjarig was. Het hof komt aan een beoordeling van de andere voorwaarden voor adoptie niet meer toe.

6.De slotsom

in het principaal en in het incidenteel hoger beroep
6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.
6.2
Het hof zal, gelet op het familierechtelijke karakter van deze zaak, de proceskosten in hoger beroep compenseren. Dat betekent dat iedere partij de eigen kosten betaalt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van
22 december 2022;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, K.A.M. van Os- ten Have en E. de Boer, bijgestaan door F.E. Knoppert als griffier, en is op 11 januari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.EHRM 27 april 2010, ECLI:NL:XX:2010:BN2897 (Moretti en Benedetti/Italië,