ECLI:NL:GHARL:2024:2744

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
200.324.996/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing verzoek tot verbetering van een kennelijke fout in een eerdere uitspraak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 april 2024 uitspraak gedaan op een verzoek ex artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het verzoek was ingediend door de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. R.I.A. Dijkstra-Paul, die verzocht om een kennelijke rekenfout te corrigeren die zou zijn gemaakt in een eerdere uitspraak van het hof op 13 februari 2024. De geïntimeerde stelde dat er een onjuist liquidatietarief was toegepast en dat het aantal toegekende procespunten bij de rechtbank niet correct was. De appellant, vertegenwoordigd door mr. B.J. van Popta, heeft bezwaar gemaakt tegen dit verzoek.

Het hof heeft het verzoek van de geïntimeerde beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake was van een kennelijke schrijffout of rekenfout die voor eenvoudig herstel in aanmerking kwam. Het hof heeft daarbij verwezen naar de Memorie van toelichting bij artikel 31 Rv, waarin wordt gesteld dat een kennelijke fout moet zijn van een zodanige aard dat deze voor partijen en derden direct duidelijk is en eenvoudig kan worden hersteld. Het hof oordeelde dat de bezwaren van de geïntimeerde betrekking hadden op de inhoudelijke beoordeling van de kostenveroordeling en dat deze niet onder de reikwijdte van artikel 31 Rv vallen.

Daarom heeft het hof het verzoek van de geïntimeerde afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en de betrokken rechters hebben de uitspraak ondertekend. Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de regels omtrent kennelijke fouten in het procesrecht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.324.996/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 179412)
beslissing van 16 april 2024 op een verzoek ex art. 31 Rv
in de zaak van
[appellant] ,
die woont in [woonplaats1] ,
appellant,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. B.J. van Popta, die kantoor houdt te Heerenveen,
tegen
[geïntimeerde],
die woont in [woonplaats2] ,
geïntimeerde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. R.I.A. Dijkstra-Paul, die kantoor houdt te Heerenveen.

1.Het procesverloop

1.1
Op 13 februari 2024 heeft het hof arrest gewezen.
1.2
In een brief van 1 maart 2024 van mr. Dijkstra-Paul is namens [geïntimeerde] verzocht om een kennelijke rekenfout te verbeteren. Het gaat daarbij om toepassing van een onjuist liquidatietarief in beide instanties (tarief VI in plaats van tarief V) en het toegekende aantal punten met betrekking tot de procedure bij de rechtbank (5,5 punten in plaats van 4 punten).
1.3
In een brief van 6 maart 2024 heeft mr. van Popta namens [appellant] verklaard bezwaar te hebben tegen inwilliging van het verzoek.

2.De beoordeling en beslissing

2.1
Het hof vat het verzoek van [geïntimeerde] op als een verzoek tot verbetering van een kennelijke fout in de zin van artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv).
2.2
Het hof is van oordeel dat er geen sprake is van een kennelijke schrijffout, rekenfout of andere kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent. Volgens de Memorie van toelichting bij artikel 31 Rv is van een kennelijke rekenfout, schrijffout of ander kennelijke fout sprake ingeval van zeer duidelijke verschrijvingen of (reken)fouten waarbij voor partijen en derden direct duidelijk is dat sprake is van een vergissing, en die zich voor eenvoudig herstel lenen. [geïntimeerde] heeft bezwaar gemaakt tegen het inhoudelijke oordeel van het hof betreffende het toekennen van procespunten bij de begroting van de kosten en het toegepaste liquidatietarief. Zij verzoekt het hof daarmee in wezen de in het arrest van 13 februari 2024 uitgesproken kostenveroordeling te heroverwegen, althans een herberekening te maken. Hiervoor leent zich de procedure ex artikel 31 Rv niet.
Het hof wijst het verzoek daarom af.
Deze beslissing is gegeven door mr. I. Tubben, H. de Hek en G. van Rijssen door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
16 april 2024.