In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland van 10 november 2023. De rechtbank had besloten tot voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel voor de veroordeelde. Het hof heeft echter geoordeeld dat het verzoek om tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel te vroeg was ingediend. Volgens artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering kan een veroordeelde pas na zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel een verzoek indienen. Het hof heeft vastgesteld dat het verzoek binnen deze wettelijke termijn is ingediend, maar dat deze termijn van openbare orde is en fataal. Hierdoor was er geen ruimte voor een belangenafweging. De rechtbank had de veroordeelde dan ook niet-ontvankelijk moeten verklaren in zijn verzoek. Het hof heeft daarom de beslissing van de rechtbank vernietigd en de veroordeelde niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel.