ECLI:NL:GHARL:2024:2520
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs in dwangzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte was eerder veroordeeld voor dwang, waarbij hij was beschuldigd van het vastpakken en trachten te zoenen van de aangeefster. De politierechter had de verdachte een taakstraf van dertig uren opgelegd, te vervangen door vijftien dagen hechtenis. Het hof heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte te veroordelen. Tijdens de zitting op 27 maart 2024 heeft het hof de verklaringen van de verdachte en de aangeefster gehoord, evenals de vordering van de advocaat-generaal. Het hof kwam tot de conclusie dat de verklaringen van de aangeefster niet voldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen. De enkele verklaring van de aangeefster, die door de verdachte werd ontkend, was niet overtuigend genoeg om tot een veroordeling te komen. Het hof heeft daarom het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De beslissing is genomen op basis van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat vereist dat er voldoende bewijs moet zijn voor een veroordeling. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van getuigen niet voldoende steun boden voor de aangifte van de aangeefster, en heeft de verdachte vrijgesproken.