ECLI:NL:GHARL:2024:2510

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
Wahv 200.320.142
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Wijma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake parkeerboete voor niet opladen van elektrische voertuigen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, waarbij een sanctie van € 100,- was opgelegd aan de betrokkene voor het parkeren op een parkeergelegenheid met een ander doel dan aangegeven. De gedraging vond plaats op 14 februari 2021 op de Kneuterdijk in 's-Gravenhage, waar de betrokkene zijn elektrische voertuig had geparkeerd zonder het op te laden, ondanks dat het onderbord aangaf dat dit verplicht was tussen 10:00 en 22:00 uur.

De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat het volgens de ter plaatse aangegeven bebording was toegestaan om het voertuig te parkeren zonder op te laden, en dat de bestuurder de intentie had om het voertuig op te laden, maar dat dit niet mogelijk was door een foutmelding van de oplader. Het hof oordeelde dat de bebording duidelijk aangaf dat parkeren alleen was toegestaan met het doel om op te laden, en dat de betrokkene niet aan deze verplichting voldeed.

Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De beslissing van de kantonrechter werd bevestigd, en het hof oordeelde dat er geen aanleiding was voor het toekennen van een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd gedaan op 15 april 2024 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, met mr. Wijma als rechter en mr. Starreveld als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.320.142/01
CJIB-nummer
: 239616890
Uitspraak d.d.
: 15 april 2024
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag van 18 november 2022, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is F.R. Eggink, kantoorhoudende te Almelo.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard en het verzoek om een proceskostenvergoeding afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 100,- voor: “R397ea - parkeren op parkeergelegenheid met ander doel dan aangegeven wijze”. Deze gedraging zou zijn verricht op 14 februari 2021 om 17:49 uur op de Kneuterdijk in
’s-Gravenhage met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat het volgens de ter plaatse aangegeven bebording was toegestaan om een (elektrische) personenauto op de betreffende parkeergelegenheid te parkeren, zonder dit voertuig op dat moment op te laden. Het onderbord duidt slechts aan dat een elektrisch voertuig ter plaatse tussen 10:00 en 22:00 uur
kanworden opgeladen, niet dat dit verplicht is. Verder had de bestuurder van het voertuig wel degelijk de bedoeling om zijn elektrische auto op te laden. Dat dit niet is gelukt, omdat de oplader een foutmelding gaf vanwege de vrieskou, doet hier niet aan af. Aldus kan niet worden vastgesteld dat de onderhavige gedraging met feitcode R397ea is verricht. De gemachtigde stelt zich dan ook primair op het standpunt dat de inleidende beschikking moet worden vernietigd. Subsidiair stelt de gemachtigde zich op het standpunt dat de feitcode moet worden gewijzigd in R397e (parkeren op een parkeergelegenheid, terwijl blijkens de aanduiding op het bord of op het onderbord, dat voertuig staat geparkeerd op een andere dan de aangegeven wijze).
3. De onderhavige gedraging met feitcode R397ea ziet op overtreding van artikel 24, eerste lid, aanhef en onder d, sub 2°, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Hierin is bepaald - voor zover van belang - dat de bestuurder zijn voertuig niet mag parkeren op een parkeergelegenheid met een ander doel dan op het bord of op het onderbord is aangegeven.
4. Uit het zaakoverzicht, het aanvullend proces-verbaal en de foto’s die zich in het dossier bevinden blijkt dat het voertuig van de betrokkene op voormelde datum, tijd en plaats stond geparkeerd op een parkeergelegenheid voorzien van een bord E8 met daaronder onderborden met daarop de tekst “opladen elektrische voertuigen”, “10:00 - 22:00 h” en het symbool voor het opladen van elektrische voertuigen.
5. De bebording houdt, anders dan de gemachtigde betoogt, in dat ter plaatse tussen 10:00 en 22:00 uur slechts mag worden geparkeerd met het doel om een elektrische personenauto op te laden.
6. Niet in geschil is dat het voertuig van de betrokkene niet werd opgeladen. Gelet daarop kan worden vastgesteld dat de onderhavige gedraging is verricht. Dat de bestuurder van het voertuig wel de bedoeling had om zijn voertuig op te laden, maar dat dit niet is gelukt, doet hier niet aan af.
7. De omstandigheid dat de ambtenaar in dit geval ook een sanctie had kunnen opleggen voor de gedraging met feitcode R397e brengt niet mee dat een onjuiste feitcode is toegepast. Wanneer een gedraging onder meerdere feitcodes valt, heeft een ambtenaar een discretionaire bevoegdheid om te kiezen welke feitcode hij gebruikt. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het sanctiebedrag voor beide feitcodes hetzelfde is. Het hof zal dan ook niet overgaan tot wijziging van de feitcode, zoals betoogd door de gemachtigde.
8. Het voorgaande brengt mee dat de beslissing van de kantonrechter zal worden bevestigd. Voor het toekennen van een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Starreveld als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.