ECLI:NL:GHARL:2024:2505

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
P23/380
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging van terbeschikkingstelling na positieve rapportages over stabiliteit en laag recidiverisico

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 17 oktober 2023, waarbij de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met een jaar werd verlengd. De deskundigen hebben gerapporteerd dat de terbeschikkinggestelde stabiel functioneert, geen psychische stoornis meer heeft en dat het risico op recidive laag is. Op basis van deze rapportages heeft het hof de vordering tot verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling afgewezen.

De terbeschikkinggestelde, geboren in 1993, woont samen, heeft een vaste baan en is gemotiveerd om zijn behandeling bij een GGZ-instelling voort te zetten. De deskundigen, waaronder een psychiater en een psycholoog, hebben in hun rapportages geadviseerd om de maatregel niet te verlengen, gezien het ontbreken van een stoornis en de lage kans op recidive. De reclassering heeft eveneens bevestigd dat de terbeschikkinggestelde goed functioneert en dat er geen financiële problemen zijn.

Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal het standpunt ingenomen dat de beslissing van de rechtbank vernietigd moet worden en dat de vordering tot verlenging afgewezen dient te worden. Het hof heeft dit standpunt overgenomen en geconcludeerd dat de veiligheid van anderen niet langer een verlenging van de terbeschikkingstelling vereist. De beslissing van de rechtbank is vernietigd en de vordering tot verlenging is afgewezen, waarmee het hof de adviezen van de deskundigen en de reclassering heeft gevolgd.

Uitspraak

TBS P23/380
Beslissing van 29 februari 2024
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
wonende te [adres] , verder te noemen: de terbeschikkinggestelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 17 oktober 2023. Deze beslissing houdt in de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van 17 oktober 2023 waarbij de terbeschikkinggestelde beroep heeft ingesteld;
- de appelschriftuur van 31 oktober 2023;
- het voortgangsverslag van Reclassering Nederland van 15 januari 2024 en
- de aanvullende informatie van Reclassering Nederland van 23 januari 2024.
Het hof heeft ter zitting van 29 februari 2024 gehoord de advocaat-generaal, mr V. Smink, en de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.J. van der Velden, advocaat te Almere.
Het hof heeft ter zitting tevens gehoord:
[naam deskundige 1] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, [locatie] .

Overwegingen

Het standpunt van de deskundigen
Psychiater [naam deskundige 3] , heeft in de Pro Justitia rapportage van 18 juli 2023 geadviseerd de maatregel niet te verlengen. De deskundige heeft gerapporteerd:
Betrokkene verblijft al enige tijd in een eigen woning en woont inmiddels een jaar samen. Hij heeft een vaste baan en er zijn geen financiële problemen. Hij is gemotiveerd voor behandeling bij [GGZ-instelling] en wil de gesprekken daar ook voortzetten. Hoewel betrokkene kwetsbaar blijft om terug te vallen in seks als coping, leidt dit niet tot disfunctioneren en wordt in het huidige onderzoek geen stoornis meer vastgesteld. Vanwege het ontbreken van een stoornis en de inschatting van een laag risico op recidive ziet rapporteur onvoldoende grond om een verlenging van de maatregel te adviseren.
Psycholoog [naam deskundige 2] , heeft in de Pro Justitia rapportage van 20 juli 2023 geadviseerd:
Op basis van de klinische en gestructureerde risicotaxatie, kan geconcludeerd worden dat de kans op recidive laag is, waarbij tevens sprake is van een hoog aantal beschermende factoren. Deze lage recidivekans geldt zowel met als zonder de maatregel tbs. Het huidige stabiele functioneren van betrokkene, het lage recidiverisico, het hoge aantal beschermende factoren en het feit dat bij hem geen sprake meer is van een psychische stoornis, leidt ertoe dat aanvullend extern risicomanagement niet langer geïndiceerd is.
Reclassering Nederland heeft in het verlengingsadvies van 18 juli 2023 geconcludeerd dat de terbeschikkinggestelde een langdurige stabiele relatie heeft, gemotiveerd is om zijn behandeling bij [GGZ-instelling] voort te zetten, goed contact heeft met zijn familie, dat er geen financiële problemen zijn en dat de terbeschikkinggestelde betaald werk verricht. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat. Daarom heeft de reclassering geadviseerd de maatregel niet te verlengen.
De reclassering heeft in de aanvullende informatie van 24 januari 2024 aangegeven dat het standpunt sindsdien niet is gewijzigd.
Deskundige [naam deskundige 1] is ter terechtzitting gehoord. Hij heeft verklaard dat de terbeschikkinggestelde nog steeds contact heeft met [GGZ-instelling] , maar dat de behandelaar heeft aangegeven dat er alleen nog ‘vinger aan de pols’ gesprekken plaatsvinden. [GGZ-instelling] ziet geen noodzaak meer voor begeleiding, maar de terbeschikkinggestelde vindt het contact prettig.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De raadsvrouw heeft verzocht de maatregel te beëindigen. Zij heeft aangevoerd dat de terbeschikkinggestelde hard heeft gewerkt en nu al geruime tijd stabiel functioneert. Alle deskundigen hebben duidelijk geadviseerd de maatregel te beëindigen omdat er geen sprake meer is van een stoornis. Het is onbegrijpelijk en onjuist dat de rechtbank dan heeft vastgesteld dat er nog wel sprake is van een stoornis.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslissing van de rechtbank kan worden vernietigd en dat de vordering tot verlenging dient te worden afgewezen.
De terbeschikkinggestelde heeft goed contact met de reclassering en de behandelaar, is stevig ingebed in zijn relatie en werk en maakt al een lange periode een goede ontwikkeling door. Er zijn geen aanwijzingen dat er sprake is van deviant gedrag en de deskundigen rapporteren dat er geen sprake meer is van een stoornis.
Het oordeel van het hof
Vernietiging
Het hof zal de beslissing waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere beslissing komt.
Overwegingen
Het hof is van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen inmiddels niet langer verlenging van de terbeschikkingstelling vereist en dat derhalve, met vernietiging van de beslissing waarvan beroep, de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de maatregel dient te worden afgewezen. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Uit het reclasseringsadvies en de Pro Justitiarapportages komt naar voren dat de terbeschikkinggestelde al gedurende lange tijd stabiel functioneert en dat er een hoog aantal beschermende factoren zijn om recidive, die als laag wordt ingeschat, te voorkomen. Hij woont samen, heeft een baan, er zijn geen financiële problemen, hij is gemotiveerd voor behandelcontact en heeft een klein maar steunend netwerk. De deskundigen hebben verder vastgesteld dat er geen sprake meer is van een stoornis.
Het hof zal daarom – overeenkomstig de adviezen van de deskundigen en de reclassering en gelet op het standpunt van de advocaat-generaal – de vordering tot verlenging van de maatregel afwijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 17 oktober 2023 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde] .
Wijst af de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling.
Aldus gedaan door
mr. W.A. Holland, voorzitter,
mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. D. Visser, raadsheren,
drs. I.M. van Woudenberg en drs. C.J.J.C.M. van Gestel, raden,
in tegenwoordigheid van mr. N.E. Versloot, griffier,
en op 29 februari 2024 in het openbaar uitgesproken.
De raden en de jongste raadsheer zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.