ECLI:NL:GHARL:2024:2504

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
P23/359
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de verlenging van de terbeschikkingstelling van een ernstig verslaafde betrokkene

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 15 augustus 2023, die de terbeschikkingstelling van de betrokkene met een jaar had verlengd. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1989, was ernstig verslaafd aan alcohol en harddrugs, maar volgens deskundigen zijn zijn verslavingsstoornissen in langdurige remissie en functioneert hij stabiel. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat, ook op lange termijn. De advocaat-generaal en de raadsman van de terbeschikkinggestelde hebben beiden gepleit voor afwijzing van de verlenging van de maatregel, waarbij de raadsman aanvoerde dat er geen sprake meer is van psychopathologie.

Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd, omdat het van oordeel is dat de veiligheid van anderen niet langer verlenging van de terbeschikkingstelling vereist. De deskundigen hebben vastgesteld dat de verslavingsproblematiek effectief is behandeld en dat de terbeschikkinggestelde nu meer adequate copingmechanismen heeft ontwikkeld. Hij heeft een woning en betaald werk, en zijn functioneren is al geruime tijd stabiel. Het hof heeft geconcludeerd dat er voldoende beschermende factoren zijn om het recidiverisico als laag in te schatten, en heeft daarom de vordering tot verlenging van de maatregel afgewezen.

Uitspraak

TBS P23/359
Beslissing van 29 februari 2024
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende te [adres] , verder te noemen: de terbeschikkinggestelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 15 augustus 2023. Deze beslissing houdt in de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van 18 augustus 2023 waarbij de terbeschikkinggestelde beroep heeft ingesteld;
- het achtste voortgangsverslag van Geestelijke Gezondheidszorg Fivoor van 14 februari 2024, waarin is opgenomen een update van het verlengingsadvies van 20 april 2023 (pag. 10 van het verslag) en
- een Pro Justitia rapportage van [naam deskundige] , psychiater, van 20 februari 2024, opgemaakt in het kader van een mogelijke verlenging van de maatregel in juni 2024.
Het hof heeft ter zitting van 29 februari 2024 gehoord de advocaat-generaal, mr V. Smink, en de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.A.W. Knoester, advocaat te Den Haag.

Overwegingen

Het standpunt van de deskundigen
De reclassering heeft in het verlengingsadvies van 20 april 2023 nog geadviseerd de maatregel van terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen. Inmiddels heeft de reclassering geconstateerd dat de terbeschikkinggestelde, ook bij tegenslagen, stabiel blijft functioneren. Hij heeft een zelfstandige woning en betaald werk. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. De reclassering heeft in het achtste voortgangsverslag aangegeven dat zij, als de situatie hetzelfde blijft, zullen adviseren om de maatregel niet meer te verlengen in juni 2024.
Psychiater [naam deskundige] heeft advies uitgebracht ten behoeve van de mogelijke verlenging van de maatregel in juni 2024. Hij heeft gerapporteerd:
Bij betrokkene is thans geen sprake van psychopathologie. Bij betrokkene was in het verleden sprake van een stoornis in cannabisgebruik (licht), een stoornis in het gebruik van alcohol (ernstig) en een stoornis in het gebruik van cocaïne (ernstig). Al deze stoornissen zijn in langdurige remissie. Er zijn geen aanwijzingen dat verslavingsproblematiek nog aanwezig is. Bij betrokkene kan niet worden gesproken van een persoonlijkheidsstoornis of een seksuele stoornis (parafilie).
Het risico op (seksueel) gewelddadig gedrag vloeit voort uit de mogelijkheid dat betrokkene ernstige verslaving zou ontwikkelen zoals ten tijde van het indexdelict het geval was. Ook de negatieve situationele factoren (het uiteenvallen van het huwelijk, werkeloosheid, geen onderdak) speelden hierin een belangrijke rol, in de zin dat er sprake was van een negatieve wisselwerking van deze situationele factoren en verslaving. Betrokkenes copingvaardigheden waren in die periode ontoereikend.
Dankzij de positieve veranderingen die in de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden - betrokkene is langdurig abstinent en lijkt oprecht voornemens om niet meer te gebruiken, zijn persoonlijkheid is gerijpt en hij gebruikt meer adequate manieren van coping - is de inschatting dat te kans op een terugval in (ernstig) verslavingsgedrag laag is. In de afgelopen periode hebben zich wederom negatieve situationele omstandigheden voorgedaan: betrokkene verloor zijn baan, zijn relatie ging uit en daarmee verloor hij zijn huisvesting. Echter, dit heeft op geen enkele manier geleid tot ontregeling of tot gebruik van middelen. Betrokkene heeft laten zien dat hij thans goed in staat is om met zulke tegenslagen om te gaan. Al met al is de klinische inschatting dat het risico op (seksueel) gewelddadig gedrag, op grond van de situatie zoals die nu is, thans aanvaardbaar laag is, ook op langere termijn. Gelet op betrokkenes houding is de inschatting dat er geen extern kader nodig is voor het risicomanagement.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De raadsman van de terbeschikkinggestelde heeft verzocht de maatregel van terbeschikkingstelling te beëindigen. De raadsman heeft - verwijzend naar het rapport van [naam deskundige] - aangevoerd dat het recidiverisico ook op langere termijn laag is en dat er geen sprake meer is van psychopathologie.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslissing van de rechtbank kan worden vernietigd en dat de vordering tot verlenging moet worden afgewezen. De terbeschikkinggestelde is langdurig abstinent en hij heeft verantwoordelijkheid genomen voor het (index)delict. De inzet van de terbeschikkinggestelde en de behandeling hebben duidelijk effect gehad. Beëindiging van de maatregel is nu goed uit te leggen, ook in de richting van het slachtoffer.
Het oordeel van het hof
Vernietiging
Het hof zal de beslissing waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere beslissing komt.
Overwegingen
Het hof is van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen inmiddels niet langer verlenging van de terbeschikkingstelling vereist en dat derhalve, met vernietiging van de beslissing waarvan beroep, de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de maatregel dient te worden afgewezen. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Psychiater [naam deskundige] heeft vastgesteld dat er geen sprake meer is van een stoornis.
De verslavingsproblematiek is effectief behandeld en de psychiater verwacht dat het risico op een terugval in middelengebruik laag is. De terbeschikkinggestelde gebruikt nu meer adequate manieren van coping, zijn persoonlijkheid is gerijpt en er zijn voldoende beschermende factoren, waaronder een stevig ondersteunend netwerk, om het recidiverisico als laag in te schatten. Ook de reclassering schat het recidiverisico in als laag. De terbeschikkinggestelde functioneert al geruime tijd stabiel, hij heeft een woning en betaald werk en weet op een verantwoorde manier om te gaan met tegenslagen.
Het hof zal daarom - overeenkomstig het advies van de reclassering en de deskundige en gelet op het standpunt van de advocaat-generaal - de vordering tot verlenging van de maatregel afwijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank Den Haag van 15 augustus 2023 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde,
[terbeschikkinggestelde] .
Wijst afde vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling.
Aldus gedaan door
mr. W.A. Holland, voorzitter,
mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. D. Visser, raadsheren,
drs. I.M. van Woudenberg en drs. C.J.J.C.M. van Gestel, raden,
in tegenwoordigheid van mr. N.E. Versloot, griffier,
en op 29 februari 2024 in het openbaar uitgesproken.
De raden en de jongste raadsheer zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.