ECLI:NL:GHARL:2024:2502
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van diefstal in vereniging door middel van braak en de betrouwbaarheid van herkenningen door verbalisanten
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden voor diefstal in vereniging, gepleegd in de nacht van 1 op 2 juni 2019. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zittingen op 1 september 2022 en 22 maart 2024 is het hof tot de conclusie gekomen dat de bewijsvoering onvoldoende was om de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak te bevestigen. De herkenningen door verbalisanten, die de verdachte op camerabeelden meenden te herkennen, werden als onvoldoende betrouwbaar beoordeeld. Het hof oordeelde dat er geen ander bewijs was dat de betrokkenheid van de verdachte kon aantonen, zoals sporenonderzoek of het aantreffen van de gestolen goederen. Hierdoor kon het hof niet wettig en overtuigend bewezen achten dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan, wat leidde tot zijn vrijspraak. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte niet schuldig werd bevonden aan de tenlastegelegde feiten. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.