ECLI:NL:GHARL:2024:2482

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
21-002857-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak met eendaadse samenloop van wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot zware mishandeling, met oplegging van jeugddetentie en PIJ-maatregel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 2004, is beschuldigd van het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot zware mishandeling van een persoon genaamd [slachtoffer]. De feiten vonden plaats in de periode van 1 tot 2 juni 2022, waarbij de verdachte samen met anderen [slachtoffer] in een woning heeft vastgehouden, mishandeld en gedwongen heeft om urine te drinken. De rechtbank had eerder een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd, maar het hof oordeelde dat deze niet uitvoerbaar was verklaard zoals bedoeld door de wetgever. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot 240 dagen jeugddetentie, gelijk aan de duur van het voorarrest, en een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd. Het hof heeft overwogen dat de verdachte een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met mededaders. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en er is een hoog recidiverisico vastgesteld, wat de noodzaak van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel onderstreept.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002857-23
Uitspraak d.d.: 10 april 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 30 mei 2023 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 08-161897-22 en 10-039083-22, 10-173451-22, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 10-167435-21, tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
wonende aan te [adres] .

1.Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

2.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 maart 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • veroordeling van verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten tot een jeugddetentie van 240 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een onvoorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel);
  • toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 10-167435-21.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadslieden,
mr. V. Boelhouwers, waarnemend voor mr. S.T.M. Eijsbouts, en mr. T. Nieuwburg naar voren is gebracht.

3.Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij voornoemd vonnis, waartegen het hoger beroep gericht is:
  • verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een jeugddetentie van 240 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een voorwaardelijke PIJ-maatregel, waarvan de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn verklaard;
  • de vordering tot tenuitvoerlegging met het parketnummer 10-167435-21 toegewezen en deze omgezet in een werkstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

4.De tenlastelegging

Aan verdachte is -na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 08-161897-22:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2022 tot en met 2 juni 2022, in de [pleeggemeente] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door voornoemde [slachtoffer] :
- in een woning (gelegen aan de [locatie 1] ) en/of in een steeg (nabij die woning) op te wachten, - (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] mee te nemen,
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer] te mishandelen terwijl hij weg probeerde te komen,
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer] vast te houden en/of vast te pakken,
- ( vervolgens) de handen en/of voeten en/of enkels van die [slachtoffer] (vast) te tapen,
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer] te dirigeren om in (in de keuken) in de hoek te gaan zitten,
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer] te beperken in zijn communicatie door zijn mond vast/dicht te tapen,
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer] tegen te houden om te ontsnappen (waardoor er een worsteling ontstond) en/of
- ( vervolgens) - terwijl voornoemde [slachtoffer] probeerde te ontsnappen - die [slachtoffer] met een ijzeren staaf, althans een hard voorwerp, op het/tegen het hoofd, althans het lichaam te slaan,
en (aldus) die [slachtoffer] gedurende langere tijd in een kamer en/of een gang en/of de keuken (van die woning, gelegen aan de [locatie 1] ) op te sluiten en/of/aldus die [slachtoffer] te beletten zich vrijelijk te bewegen en/of vrijelijk voornoemde woning te verlaten;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2022 tot en met 2 juni 2022, in de [pleeggemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk, al dan niet met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk voornoemde [slachtoffer] :
- bij binnenkomst in de woning aan de [locatie 1] heeft opgewacht en/of heeft vastgepakt en/of heeft vastgebonden,
- ( vervolgens) één of meerdere malen een (vuilnis)zak over het hoofd heeft getrokken en/of (vervolgens) (telkens) deze (vuilnis)zak dicht heeft getrokken zodat voornoemde [slachtoffer] (telkens) geen adem kon krijgen (en aldus dreigde te stikken),
- ( vervolgens) één of meerdere malen voornoemde [slachtoffer] in/op/tegen het lichaam en/of gezicht/hoofd heeft gestompt en/of geslagen,
- ( vervolgens) in een (zogenaamde) nekklem heeft genomen,
- ( vervolgens) één of meerdere malen voornoemde [slachtoffer] met een ijzeren staaf, althans een hard voorwerp op/tegen het hoofd en/of voeten, althans op/tegen het lichaam heeft geslagen,
- ( vervolgens) één of meerdere malen voornoemde [slachtoffer] met ringen, althans harde voorwerpen heeft geslagen,
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer] heeft "gewaterboard", door (telkens) (heet) water op/in/over het gezicht, althans op/tegen het lichaam te gooien,
- ( vervolgens) één of meerdere malen het hoofd van voornoemde [slachtoffer] onder water heeft gehouden,
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer] urine en/of ammoniak, althans enig vloeistof heeft laten drinken,
- ( vervolgens) één of meerdere malen voornoemde [slachtoffer] heeft getaserd en/of
- ( vervolgens) met een (hete) hogedrukspuit in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het lichaam heeft gespoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2022 tot en met 2 juni 2022, in de [pleeggemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] heeft mishandeld door:
- bij binnenkomst in de woning aan de [locatie 1] die [slachtoffer] op te wachten en/of vast te pakken en/of vast te binden,
- ( vervolgens) één of meerdere malen een (vuilnis)zak over het hoofd van die [slachtoffer] te trekken en/of (vervolgens) (telkens) deze (vuilnis)zak dicht te trekken, zodat voornoemde [slachtoffer] (telkens) geen adem kon krijgen (en aldus dreigde te stikken),
- ( vervolgens) één of meerdere malen voornoemde [slachtoffer] in/op/tegen het lichaam en/of gezicht/hoofd te stompen en/of te slaan,
- ( vervolgens) die [slachtoffer] in een (zogenaamde) nekklem te nemen,
- ( vervolgens) één of meerdere malen voornoemde [slachtoffer] met een ijzeren staaf, althans een hard voorwerp op/tegen het hoofd en/of voeten, althans op/tegen het lichaam te slaan,
- ( vervolgens) één of meerdere malen voornoemde [slachtoffer] met ringen, althans harde voorwerpen te slaan,
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer] te "waterboarden", door (telkens) (heet) water op/in/over het gezicht, althans op/tegen het lichaam te gooien,
- ( vervolgens) één of meerdere malen het hoofd van voornoemde [slachtoffer] onder water te houden,
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer] urine en/of ammoniak, althans enig vloeistof te laten drinken,
- ( vervolgens) één of meerdere malen voornoemde [slachtoffer] te taseren en/of
- ( vervolgens) met een (hete) hogedrukspuit in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het lichaam te spuiten.
Zaak met parketnummer 10-039083-22 (gevoegd):
hij, in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op of omstreeks 31 december 2021, te [pleegplaats] , althans in Nederland, opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten - 2 stuks, althans een of meer stuks, enkelschotsbuizen, te weten Cool Bastards (categorie F2), heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.
Zaak met parketnummer 10-173451-22 (gevoegd):
hij in of omstreeks de periode van 21 maart 2022 tot en met 20 mei 2022 te [pleegplaats] meermalen, althans eenmaal, als jongere, die als leerling, vavo-student of mbo-student van een school of instelling, te weten [naam school] , gevestigd aan de [locatie 2] stond ingeschreven, niet heeft voldaan aan zijn verplichting het volledige onderwijsprogramma, het volledige programma van de combinatie leren en werken en/of het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 10b10, tweede lid en/of 10b21, tweede lid en/of 25a, derde lid, onderdeel d en/of 58a, derde lid, onderdeel d van de Wet op het voortgezet onderwijs, dat door die school of instelling werd aangeboden, te volgen, terwijl ten aanzien van hem de leerplicht, bedoeld in paragraaf 2 van de Leerplichtwet 1969 was beëindigd en hij de leeftijd van 18 jaar niet had bereikt en hij geen startkwalificatie had behaald.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Overweging met betrekking tot het bewijs ten aanzien van parketnummer08-161897-22 feiten 1 en 2

5.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de (primair) tenlastegelegde feiten.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw, mr. Boelhouwers, heeft zich ten aanzien van het onder parketnummer 08-161897-22 onder 1 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Ten aanzien van het onder parketnummer 08-161897-22 onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden. Daartoe heeft zij – kort samengevat – aangevoerd dat verdachte geen geweld heeft gebruikt, geen substantiële bijdrage heeft geleverd aan de geweldshandelingen en niet aanwezig is geweest bij het merendeel van de geweldshandelingen zoals die ten laste zijn gelegd. Verder was er geen sprake van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. Evenmin was er sprake van voorbedachte raad.
5.3
Het oordeel van het hof
5.3.1
Bewijs
De rechtbank heeft in haar vonnis ten aanzien van het bewijs het navolgende overwogen.
De rechtbank stelt vast dat het dossier uiteenlopende verklaringen bevat over wat er zich in
de woning van [mededader 1] aan de [locatie 1] heeft afgespeeld in de avond en nacht van 1 op 2 juni 2022. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de voor verdachte belastende verklaringen van aangever [slachtoffer] betrouwbaar zijn en gebruikt kunnen worden voor het bewijs. De rechtbank is van oordeel dat dit wel het geval is.
De verklaringen van aangever, vastgelegd door verbalisanten in een tweetal processen-verbaal van bevindingen, zijn aangifte en het verhoor bij de rechter-commissaris, acht de rechtbank betrouwbaar en grotendeels consistent en derhalve bruikbaar als wettige bewijsmiddelen. De eerste twee verklaringen van [slachtoffer] zijn afgelegd ten overstaan van verbalisanten op 2 juni 2022 en vastgelegd in een proces-verbaal van bevindingen. Deze verklaringen zijn authentiek en gedetailleerd en direct na het incident door aangever afgelegd. Ook de aangifte van aangever op 3 juni 2022, zeer kort na het incident afgelegd, evenals de verklaring van verdachte afgelegd bij de rechter-commissaris op 20 april 2023 acht de rechtbank authentiek en gedetailleerd.
[slachtoffer] heeft een zeer duidelijke beschrijving gegeven van de gebeurtenissen die zich in de woning aan de [locatie 1] hebben afgespeeld en wie daarbij betrokken waren. De verklaringen zoals door [slachtoffer] afgelegd vinden ook steun in het dossier. In het dossier bevinden zich een aantal foto’s van [slachtoffer] die zijn aangetroffen op de telefoon van verdachte en [medeverdachte] . Op een van de foto’s is te zien dat [slachtoffer] op zijn knieën in de keuken zit met tape om zijn handen en mond. Ook de op deze foto’s zichtbare attributen als onder andere tape, vuilniszakken, stoomreiniger komen overeen met hetgeen [slachtoffer] heeft verklaard. Ook zijn er op de telefoon van [medeverdachte] berichten gevonden waarin het adres [locatie 3] wordt genoemd (het adres dat [slachtoffer] heeft genoemd als de plek waar zijn auto zou staan). Tot slot vindt de verklaring van [slachtoffer] steun in de wijze waarop hij is aangetroffen voor de woning van de [locatie 1] te weten trillend, angstig, overstuur, onder het bloed en zijn benen met tape aan elkaar vastgebonden. [slachtoffer] heeft verwondingen opgelopen, waaronder een gekneusde nier. Anders dan de raadsvrouw stelt, zijn deze verwondingen naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk ondersteunend voor zijn verklaring.
Weliswaar heeft [slachtoffer] in zijn verklaringen op enkele minder relevante onderdelen wisselend verklaard, maar dit neemt niet weg dat [slachtoffer] zeer gedetailleerd heeft verklaard over de wederrechtelijke vrijheidsberoving en de mishandelingen die hebben plaatsgevonden in de woning en de personen die daarbij betrokken waren. Dat de verklaringen van [slachtoffer] op enkele minder relevante onderdelen wisselen acht de rechtbank niet vreemd nu [slachtoffer] ruim twaalf uur lang van zijn vrijheid is beroofd en in de woning is vastgehouden terwijl het een komen en gaan was van verschillende personen.
Hij was bovendien gedurende een periode voorzien van een zak over zijn hoofd zodat hij niet alles visueel heeft kunnen waarnemen.
Op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 1 juni 2022 rond 23.00 uur begaf [slachtoffer] zich naar de woning van [mededader 1] aan de [locatie 1] . [slachtoffer] was daar op uitnodiging van [mededader 1] , de bewoner van de woning, tevens familielid van verdachte. [slachtoffer] betrad de woning en hij werd direct bij binnenkomst de woning binnengetrokken, vastgepakt en mishandeld door de [supermarkt] jongen (hierna: [medeverdachte] ). [slachtoffer] probeerde weg te komen, maar dit lukte niet. In de woning waren op dat moment drie personen, verdachte, [medeverdachte] en een grote man ( [mededader 2] ). [slachtoffer] kreeg van hen meerdere klappen. Ook werd hij getaserd in zijn zij en op zijn borst. [slachtoffer] werd door [medeverdachte] met een nekklem naar de bank getrokken waar zijn voeten en handen met tape werden vastgebonden. Hij moest vervolgens in een hoek in de keuken gaan zitten. Op enig moment kwamen [mededader 1] , [mededader 3] en [mededader 4] de woning binnen. Aan [slachtoffer] werd vervolgens gevraagd of hij degene was die de politie had getipt over de 30 kilo harddrugs. [slachtoffer] had hen verraden. [slachtoffer] ontkende dat hij de tipgever was en onder andere verdachte sloeg hem daarop met een ring op zijn hoofd. Verdachte ging samen met [mededader 3] naar de woning van [slachtoffer] om geld te zoeken. [mededader 1] trok een vuilniszak over het hoofd van [slachtoffer] en trok deze dicht, waardoor [slachtoffer] geen adem meer kreeg en dreigde te stikken. Ook werd er water over hem heen gespoten met een hogedrukstomer. [slachtoffer] kon met zijn handen die vastgetapet waren, de vuilniszak losscheuren, waardoor hij weer lucht kreeg. Vervolgens kreeg [slachtoffer] een sok in zijn mond gepropt en deze werd met tape vastgezet. In de tussentijd kreeg hij nog steeds klappen van [mededader 1] . Vervolgens kreeg hij weer een zak over zijn hoofd en dit werd nog tot drie keer toe herhaald. Al die keren kreeg [slachtoffer] geen lucht en had hij het gevoel dat hij stikte. Toen verdachte samen met [mededader 3] terug kwam, werd de ruim € 7.000,- die ze hadden gevonden in de woning van [slachtoffer] door [mededader 1] verdeeld onder [mededader 3] , [mededader 2] , verdachte en [medeverdachte] . Ze wilden meer geld en verdachte en [mededader 3] gingen daarop op zoek naar de auto van [slachtoffer] aan de [locatie 3] . [slachtoffer] hoorde dat verdachte en [mededader 3] belden met [medeverdachte] en hij hoorde dat er een discussie tussen hen gaande was over de parkeerplek van de auto. [slachtoffer] kreeg vervolgens opnieuw klappen van [medeverdachte] , omdat hij zou hebben gelogen over de plek waar zijn auto stond geparkeerd. Op enig moment gingen [mededader 1] , [mededader 4] en [mededader 2] weg. Op dat moment was [slachtoffer] in de woning met verdachte, [medeverdachte] , [mededader 3] en een vriend van [mededader 3] . De vriend van [mededader 3] kwam in de woning binnen op het moment dat de andere drie personen de woning verlieten. [slachtoffer] kreeg vanwege grote dorst een flesje drinken aangereikt met daarin urine, waaruit hij meerdere grote slokken nam. Daarna sloeg [mededader 3] hem met een ijzeren staaf op zijn knieën, voeten en ellenbogen. [mededader 3] en de vriend van [mededader 3] verlieten vervolgens de woning. [slachtoffer] bleef in de woning achter met verdachte en [medeverdachte] . Zij moesten de wacht houden. [medeverdachte] verliet, nadat de handen van [slachtoffer] waren losgemaakt, de woning om bij de [supermarkt] sigaretten te kopen. [slachtoffer] zag dat verdachte op zijn telefoon zat te kijken en [slachtoffer] probeerde de ijzeren staaf te pakken, maar greep mis. Verdachte pakte de ijzeren staaf en sloeg [slachtoffer] op zijn hoofd. [slachtoffer] greep verdachte vast waardoor hij de staaf los liet. Verdachte rende daarop de woning uit. [slachtoffer] pakte de ijzeren staaf en wist de woning te verlaten. Hij klopte bij de buurman aan en vroeg hem om de politie te bellen. Op dat moment kwam verdachte terug en rende de woning in. Kort daarna rende verdachte de woning weer uit. De politie kwam op 2 juni 2022 om 11.15 uur ter plaatse. [slachtoffer] werd met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht. In het ziekenhuis bleek dat [slachtoffer] een nierkneuzing en verwondingen over zijn gehele lichaam heeft opgelopen.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd en mishandeld.
Het hof kan zich verenigen met voorgaande overwegingen van de rechtbank en neemt deze over.
5.3.2
Medeplegen
Het hof stelt voorop dat betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard als is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Een vooropgezet plan hoeft aan het medeplegen niet ten grondslag te liggen, want medeplegen kan ook als een opwelling uit de situatie voortspruiten en zelfs stilzwijgend plaatsvinden. Ook is niet nodig dat alle medeplegers uitvoeringshandelingen verrichten. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan de bewuste en nauwe samenwerking onder meer blijken uit de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol van de verdachte in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict en het belang daarvan, zijn aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. In dit opzicht kan ook de aard van het delict een rol spelen.
Verder is van belang dat niet is vereist dat iedere medepleger exact op de hoogte is van de bijdragen van de andere medepleger(s) aan het strafbare feit. Wel dient er bij de medepleger sprake te zijn van een zogenoemd 'dubbel' opzet dat zowel ziet op het tot stand brengen van het feit als op de samenwerking met de andere dader of daders.
Met betrekking tot de tenlastegelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving en de mishandeling kan op grond van deze feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat deze door "verenigde personen" zijn begaan.
De rechtbank heeft in haar vonnis ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte het navolgende overwogen.
Blijkens de bewijsmiddelen behoorde verdachte tot een groep mannen die reeds kort voor de aankomst van [slachtoffer] in de woning aanwezig was en [slachtoffer] daar heeft opgewacht, kennelijk met het doel om van hem te weten te komen of hij degene was die de tip had gegeven waardoor de politie 30 kilo drugs heeft gevonden en de daardoor ontstane schuld te vereffenen. [slachtoffer] werd direct na binnenkomst in de woning door de daar aanwezige mannen, onder wie verdachte, opgewacht, vastgepakt, mishandeld, getaserd en vastgebonden aan handen en voeten met tape. [slachtoffer] is gedurende meer dan twaalf uur vastgehouden tegen zijn wil en mishandeld. Hij heeft doodsangsten uitgestaan onder andere doordat er meerdere keren een vuilniszak over zijn hoofd is getrokken en dichtgetrokken, waardoor [slachtoffer] geen adem kon halen en dreigde te stikken. Terwijl [slachtoffer] een vuilniszak over zijn hoofd had is er met een stoomapparaat heet water over zijn hoofd gespoten, is er een sok in zijn mond gepropt, werd deze met tape over zijn mond vastgezet en heeft hij urine moeten drinken. Ook is hij in een nekklem genomen, op zijn hoofd, handen en voeten geslagen met een ijzeren staaf en meermalen geslagen met ringen.
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte gedurende de hele nacht in de woning aanwezig is geweest, behalve toen hij naar de woning van [slachtoffer] is gegaan om geld te halen en om de auto van [slachtoffer] te doorzoeken naar geld. Toen [slachtoffer] alleen met verdachte was is er nog een worsteling met verdachte ontstaan waarbij verdachte [slachtoffer] met een ijzeren staaf op zijn hoofd heeft geslagen en waarna [slachtoffer] heeft kunnen ontsnappen.
Het voorgaande in onderlinge samenhang bezien en in aanmerking genomen dat verdachte zich op geen enkele wijze van de vrijheidsberoving en mishandelingen heeft gedistantieerd, leidt voor de rechtbank tot de conclusie dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met zijn mededaders [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd, beroofd gehouden en mishandeld. Voorts overweegt de rechtbank dat gedurende de nacht, verdachte tezamen met zijn mededaders achterbleef in de woning bij [slachtoffer] en dat hij door aldus te handelen in belangrijke mate eraan heeft bijgedragen dat [slachtoffer] de woning op dat moment niet kon verlaten door het getalsmatig overwicht dat aldus ten opzichte van [slachtoffer] door verdachte en zijn mededaders werd gevormd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake was van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling van [slachtoffer] dat het tenlastegelegde medeplegen wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het hof kan zich verenigen met voorgaande overwegingen van de rechtbank en neemt deze over. Het hof voegt daar het volgende aan toe.
Het hof merkt op dat aangever weliswaar in zijn verklaringen op bepaalde onderdelen wisselend heeft verklaard over wie hem wat heeft aangedaan en op welk moment hem dat is aangedaan, maar dat aangever consequent is in zijn verklaring dat alle personen in de ruimte betrokken waren bij de handelingen die jegens hem zijn verricht. Net voordat [slachtoffer] kon ontsnappen, was verdachte de enige in de woning om [slachtoffer] te bewaken. Toen [slachtoffer] wilde ontsnappen, heeft verdachte zelf geweld gebruikt door hem met een ijzeren staaf op het hoofd te slaan. Daarmee heeft verdachte zowel in de wederrechtelijke vrijheidsberoving als in de poging tot zware mishandeling een wezenlijk aandeel gehad. Gelet hierop is het hof, net als de rechtbank, van oordeel dat het aandeel van verdachte in het geheel als een nauwe en bewuste samenwerking dient te worden aangemerkt.
5.3.3
Poging tot zware mishandeling
De rechtbank heeft in haar vonnis ten aanzien van de vraag of er sprake is van een poging tot zware mishandeling het navolgende overwogen.
Op grond van vorenstaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer] door verdachte en zijn mededaders is mishandeld. Zoals hiervoor vastgesteld is [slachtoffer] gedurende meer dan twaalf uur mishandeld door hem vast te pakken, vast te binden, vuilniszakken over zijn hoofd te trekken en deze dicht te trekken, zodat [slachtoffer] geen adem kon halen en dreigde te stikken. [slachtoffer] is meermalen geslagen, in een nekklem genomen, getaserd, geslagen met een ijzeren staaf op zijn hoofd, handen en voeten. Ook is hij meermalen met ringen geslagen, is hij met een stoomapparaat in zijn gezicht gespoten en heeft hij urine moeten drinken. [slachtoffer] heeft door deze mishandelingen een nierkneuzing en diverse verwondingen over zijn hele lichaam opgelopen. [slachtoffer] is door verdachte en zijn mededaders gemarteld om te achterhalen of hij de tipgever is geweest waardoor een grote partij drugs is gevonden en om de daardoor ontstane schuld te vereffenen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de tijdsduur en intensiteit van de mishandelingen het handelen van verdachte en zijn mededaders en het opgelopen letsel, in het bijzonder de nierkneuzing, dient te worden gekwalificeerd als het opzettelijk proberen toe te brengen van zwaar lichamelijk letsel.
Het hof kan zich verenigen met voorgaande overwegingen van de rechtbank en neemt deze over. Het hof voegt daar het volgende aan toe.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de geweldshandelingen en situatie naarmate de tijd vorderde heftiger werden en dat er sprake was van een dynamiek, waaronder de vernedering van [slachtoffer] door hem urine te laten drinken, waarbij de menselijkheid van het slachtoffer zodanig uit het oog was verloren dat de reële mogelijkheid dat zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan aanwezig was, nog daargelaten dat het enkel slaan met een ijzeren staaf tegen het hoofd ook als poging tot zware mishandeling aangemerkt kan worden. Verdachte heeft zich op geen enkele wijze gedistantieerd van deze geweldshandelingen en heeft zoals hiervoor reeds is overwogen hieraan een bijdrage geleverd die substantieel is.
5.3.4
Voorbedachte raad
Voor voorbedachte raad moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Het hof acht, anders dan de rechtbank, onvoldoende aanknopingspunten in het dossier aanwezig om dit als vaststaand aan te nemen in het onderhavige kader. In zijn algemeenheid kan worden vermoed dat verdachte in de betreffende, relatief lange tijdspanne gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van bepaalde voorgenomen daden van hemzelf en zijn mededaders, en zich daarvan rekenschap te geven. Daar staat evenwel tegenover dat de geweldshandelingen, zoals hiervóór is overwogen, niet ineens plaatsvonden – zij escaleerden in de tijd – en dat het hof de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel aanneemt aan de hand van het complex van de geweldshandelingen, althans dat het hof niet zonder meer kan vaststellen dat die aanmerkelijke kans reeds in zo’n vroeg stadium aanwezig was dat de eerdergenoemde vereiste gelegenheid in haar volle omvang voor de verdachte wel bestaan moet hebben. Aldus komt het hof tot de slotsom dat niet is voldaan aan de vereisten die worden gesteld aan het bestanddeel ‘met voorbedachten rade’. Het hof zal verdachte ter zake van dit deel van de tenlastelegging dan ook vrijspreken.

6.Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 08-161897-22 onder 1 en 2 primair en in de zaak met parketnummer 10-039083-22 en in de zaak met parketnummer
10-173451-22 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 08-161897-22:
1.
hij in de periode van 1 juni 2022 tot en met 2 juni 2022, in de [pleeggemeente] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door voornoemde [slachtoffer] :
- in een woning gelegen aan de [locatie 1] op te wachten,
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer] mee te nemen,
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer] te mishandelen terwijl hij weg probeerde te komen, - (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] vast te houden en vast te pakken,
- ( vervolgens) de handen en voeten en/of enkels van die [slachtoffer] (vast) te tapen,
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer] te dirigeren om (in de keuken) in de hoek te gaan zitten,
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer] te beperken in zijn communicatie door zijn mond vast/dicht te tapen,
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer] tegen te houden om te ontsnappen waardoor er een worsteling ontstond en
- ( vervolgens) - terwijl voornoemde [slachtoffer] probeerde te ontsnappen - die [slachtoffer] met een ijzeren staaf tegen het hoofd te slaan,
en aldus die [slachtoffer] te beletten zich vrijelijk te bewegen en vrijelijk voornoemde woning te verlaten;
2.
hij in de periode van 1 juni 2022 tot en met 2 juni 2022, in de [pleeggemeente] , tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk voornoemde [slachtoffer] :
- bij binnenkomst in de woning aan de [locatie 1] heeft opgewacht en heeft vastgepakt en heeft vastgebonden,
- meerdere malen een (vuilnis)zak over het hoofd heeft getrokken en (vervolgens) (telkens) deze (vuilnis)zak dicht heeft getrokken zodat voornoemde [slachtoffer] (telkens) geen adem kon krijgen en aldus dreigde te stikken,
- meerdere malen voornoemde [slachtoffer] in/op/tegen het lichaam en/of gezicht/hoofd heeft gestompt en/of geslagen,
- in een (zogenaamde) nekklem heeft genomen,
- één of meerdere malen voornoemde [slachtoffer] met een ijzeren staaf tegen het hoofd en voeten heeft geslagen,
- meerdere malen voornoemde [slachtoffer] met ringen heeft geslagen,
- voornoemde [slachtoffer] urine heeft laten drinken,
- meerdere malen voornoemde [slachtoffer] heeft getaserd en
- met een (hete) hogedrukspuit in het gezicht heeft gespoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Zaak met parketnummer 10-039083-22 (gevoegd):
hij op 31 december 2021 te [pleegplaats] opzettelijk als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten 2 stuks enkelschotsbuizen, te weten Cool Bastards (categorie F2), voorhanden heeft gehad.
Zaak met parketnummer 10-173451-22 (gevoegd):
hij in de periode van 21 maart 2022 tot en met 20 mei 2022 te [pleegplaats] meermalen, als jongere, die als mbo-student van een school of instelling, te weten [naam school] , gevestigd aan de [locatie 2] stond ingeschreven, niet heeft voldaan aan zijn verplichting het volledige onderwijsprogramma, het volledige programma van de combinatie leren en werken en/of het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 10b10, tweede lid en/of 10b21, tweede lid en/of 25a, derde lid, onderdeel d en/of 58a, derde lid, onderdeel d van de Wet op het voortgezet onderwijs, dat door die school of instelling werd aangeboden, te volgen, terwijl ten aanzien van hem de leerplicht, bedoeld in paragraaf 2 van de Leerplichtwet 1969 was beëindigd en hij de leeftijd van 18 jaar niet had bereikt en hij geen startkwalificatie had behaald.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

7.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 08-161897-22 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
en
medeplegen van poging tot zware mishandeling.
Het in de zaak met parketnummer 10-039083-22 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Het in de zaak met parketnummer 10-173451-22 bewezenverklaarde levert op:
als jongere die kwalificatieplichtig is de verplichting tot geregeld volgen van het onderwijs niet nakomen.

8.Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

9.Oplegging van straf en maatregel

9.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot 240 dagen jeugddetentie, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht – mocht verdachte ook veroordeeld worden voor het onder parketnummer 08-161897-22 onder feit 2 tenlastegelegde – een onvoorwaardelijke jeugddetentie ter hoogte van het voorarrest aan verdachte op te leggen en in het uiterste geval een voorwaardelijk PIJ-maatregel op te leggen, met een behandeling. Verdachte beseft dat hij veel fouten heeft gemaakt en dat hij tot een positieve gedragsverandering moet komen om zijn leven te kunnen verbeteren. Hij wil geen delicten meer plegen en er alles aan doen om een goed voorbeeld te zijn voor zijn zoontje. Hij is bereid om in een voorwaardelijk PIJ-kader mee te werken aan alle hulpverlening die noodzakelijk wordt geacht.
9.3
Het oordeel van het hof
9.3.1
Procesverloop sinds veroordeling door de rechtbank
Verdachte is op 30 mei 2023 door de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 240 dagen, gelijk aan de duur van de dan al door hem ondergane voorlopige hechtenis. Daarnaast heeft de rechtbank hem een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd en die dadelijk uitvoerbaar verklaard, wat betekent dat de proeftijd en de daarbij behorende voorwaarden direct ingingen. Tegelijkertijd werd zijn geschorste voorlopige hechtenis opgeheven. Tegen deze beslissing heeft verdachte op 13 juni 2023 hoger beroep ingesteld.
Op 24 augustus 2023 heeft een negatieve retourmelding plaatsgevonden, omdat verdachte de hem opgelegde voorwaarden niet nakomt en de noodzakelijk behandeling niet van de grond komt. Op 23 januari 2024 heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke PIJ-maatregel bevolen. Verdachte is op de terechtzitting van het hof op 27 maart 2024 aangehouden door de parketpolitie om de inmiddels onvoorwaardelijke PIJ te ondergaan.
9.3.2
Over de verdachte uitgebrachte rapportages
Het hof heeft kennisgenomen van de over verdachte opgemaakte deskundigenrapporten.
Door [naam deskundige] , GZ-psycholoog en [naam deskundige] (kinder- en jeugd)psychiater, verbonden aan het NIFP, is op respectievelijk 24 oktober 2022 en 2 mei 2023 een pro Justitia-rapportage opgemaakt.
Met instemming van de advocaat-generaal en verdachte maakt het hof gebruik van de rapportage van de psycholoog, die eerder dan een jaar voor de aanvang van de terechtzitting in hoger beroep is gedagtekend.
Uit de hiervoor bedoelde rapportage van de psychiater volgt dat er bij verdachte sprake is van een normoverschrijdend-gedragsstoornis, met een begin in de kindertijd, matig, een licht verstandelijke beperking, een voorgeschiedenis van psychotrauma en ouder-kind-relatie-problematiek en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale en narcistische trekken. Deze stoornissen waren ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten aanwezig.
Over de exacte doorwerking van de bij verdachte vastgestelde stoornissen op de tenlastegelegde feiten kan, gezien het ontbreken van een delictscenario, geen exacte uitspraak worden gedaan. Het is goed mogelijk dat de bij verdachte vastgestelde stoornissen, die immers van jongs af aan tot nu bestaan en dus ook ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig waren, in enige mate een doorwerking kunnen hebben gehad.
Indien verdachte zonder behandeling in zijn oude omgeving terugkeert, wordt het risico op herhaling van geweldig gedrag in de toekomst als matig tot hoog ingeschat. Verdachte heeft binnen de JJI laten zien bij de juiste, volhardende, begeleiding tot een gedragsverandering te kunnen komen.
Vanwege het matig tot hoge risico op herhaling van geweld is het van groot belang dat verdachte behandeling krijgt die ten goede komt aan zijn ontwikkeling en moet gaan leiden tot een verlaging van dit risico. Verdachte heeft baat bij een gestructureerde en voorspelbare omgeving, waar hij consequent gecorrigeerd wordt bij grensoverschrijdend gedrag en gestimuleerd wordt tot adequaat gedrag.
Aangezien verdachte zelf weinig noodzaak ziet voor behandeling en begeleiding en de neiging heeft zichzelf te overschatten is een stevige stok achter de deur nodig. Een voorwaardelijk strafdeel of een GBM worden door de rapporteur niet gezien als een passend kader, omdat verdachte de hiervoor toch in enige mate noodzakelijke motivatie mist. Gebleken is ook dat verdachte pas na lange tijd binnen de JJI een gedragsverandering kon laten zien; hij heeft aldus baat bij een langdurige stabiliteit en kortdurende interventies werken eerder verstorend bij hem. Bovendien is bij “kale” terugplaatsing (zoals bij een GBM of bij het zich niet houden aan de voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel) in de JJI de (voortzetting van) behandeling niet gewaarborgd. De behandeling van verdachte kan daarom het beste plaatsvinden in het kader van een PIJ-maatregel. Uit diverse domeinen komen criteria naar voren die pleiten voor een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, waaronder de ernst van het tenlastegelegde, de aanwezigheid van en het disfunctioneren door de normoverschrijdend-gedragsstoornis, de licht verstandelijke beperking, voorgeschiedenis van psychotrauma en bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, het gevaar op crimineel ontsporen en de matig tot hoge kans op recidive, de nog aanwezige ontwikkelingsmogelijkheden van verdachte, de verwachting dat behandeling de ontwikkeling van verdachte positief zal beïnvloeden en de noodzaak van een gesloten justitieel kader om zijn gedrag te beïnvloeden en de recidivekans te verlagen.
Uit de hiervoor bedoelde rapportage van de psycholoog volgt dat er bij verdachte sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken. Er is sprake van psychische tekorten bestaande uit kwetsbaarheden in de hechting vanuit de belaste voorgeschiedenis, die geclassificeerd is als ouder-kind-relatieprobleem. De licht verstandelijke beperking heeft hier een versterkend effect op. Het ontregelde gedrag dat van kinds af aan is gesignaleerd, is door onvoldoende holding vanuit de sociale context, monitoring en sturing uitgegroeid tot een normoverschrijdende-gedragsstoornis. De stoornissen waren ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten aanwezig.
De psychische tekorten bestaan uit kwetsbaarheden in de hechting waardoor hij moeite heeft om zichzelf en de ander te vertrouwen, dit beïnvloedt de manier waarop hij de wereld beziet en situaties inschat. De licht verstandelijke beperking heeft hier een versterkend effect op, omdat het verdachte extra kwetsbaar en minder leerbaar maakt en doordat hij overschat wordt door zichzelf en de ander, waardoor hij makkelijk te manipuleren is. Hij heeft moeite om (sociale) situaties te overzien, een lage belastbaarheid en grote moeite om zijn gedrag en emotie te reguleren (gedragsproblemen). Zijn geweten stuurt en remt hem niet voldoende in situaties waarin zijn eigen behoeften prioriteit hebben.
Er kan niets gezegd worden over de doorwerking van de psychische tekorten bij verdachte op het tenlastegelegde, omdat hij daarover zwijgt. Echter, vanuit de algehele diagnostiek en beeldvorming is te concluderen dat de psychische tekorten en context grote impact hebben op het functioneren van verdachte en maken dat hij meer kans heeft om in dergelijke criminele situaties terecht te komen en er grotere kans is op foute keuzes, waarbij het geweten onvoldoende stuurt. Verminderd toerekenen is hiermee voorstelbaar indien het ten laste gelegde bewezen wordt verklaard
.
Vanuit de risicoanalyse wordt het recidiverisico als matig tot hoog ingeschat wanneer er geen passende interventie wordt ingezet. Verdachte heeft vanuit de beschreven stoornis moeite met het hanteren van boosheid en laat riskant gedrag zien. Verdachte heeft een lage frustratietolerantie en kan plotseling met zeer intense emoties reageren,waarbij hij moeite heeft om zichzelf daarbij te reguleren. Eenmaal opgebouwde spanning raakt hij moeilijk kwijt. Hierbij spelen negatieve opvattingen gevoed vanuit gevoeld wantrouwen en denkfouten een rol. Er is sprake van een verminderd vermogen tot berouw en empathie, waarbij hij zijn eigen aandeel minimaliseert en externaliseert.
Een forensische behandeling in een fors kader lijkt gezien de geconstateerde problematiek en het hoge recidiverisico passend. De inschatting is dat een (voorwaardelijke) PIJ-maatregel een meer afschrikwekkende stok achter de deur zal zijn voor verdachte dan een voorwaardelijke jeugddetentie en een voordeel is dat behandeling hoe dan ook zal plaatsvinden.
De rapporteur acht een voorwaardelijke PIJ-maatregel passend, waarbij de verschillende domeinen beoordeeld zijn. Er is sprake van verdenking van een fors delict waarbij opgemerkt kan worden dat het toepassen van fysieke agressie de afgelopen jaren vaker is voorgekomen maar nog niet heeft geleid tot veel veroordelingen. Verdachte heeft de afgelopen jaren beperkt kunnen profiteren van de ingezette interventies en er is geen hulpvraag of probleeminzicht. Ambulante behandeling is daarom in eerste instantie niet geïndiceerd. Verder blijkt uit onderhavig onderzoek dat er sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling en een hoog recidiverisico, wat een intensievere behandelinsteek vraagt om de ontwikkeling van verdachte ten gunste te beïnvloeden. Om verdachte te motiveren mee te werken en het behandelproces aan te gaan is een forse stok achter de deur nodig; een enkele voorwaarde is tot op heden onvoldoende gebleken. Het is van belang daar nu op in te steken omdat er sprake is van een neerwaartse spiraal en verharding in moreel opzicht.
Jeugdbeschermer [naam 1] van de Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: JBRR) heeft middels een briefrapportage van 24 augustus 2023 het volgende gerapporteerd. Op 29 juni 2023 is de enkelband van verdachte afgekoppeld, omdat de jeugdbescherming het van belang vindt dat jongeren laten zien dat zij zich ook zonder de enkelband aan de voorwaarden en afspraken kunnen houden. Echter, vanaf de dag van de afkoppeling van de enkelband is verdachte zijn voorwaarden gaan overtreden. Op 18 juli 2023 meldde Amanizorg dat verdachte zonder toestemming is weggebleven bij de groep. De jeugdreclassering heeft verdachte verzocht om terug te keren naar de groep, maar ondanks zijn toezeggingen heeft hij dit niet gedaan en is hij weggebleven. Daarnaast is de taakstraf door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) negatief retour gezonden, omdat verdachte na meerdere waarschuwingen de taakstraf niet heeft uitgevoerd. De jeugdreclassering heeft in samenspraak met Amanizorg de voorwaarden bepaald waaronder een voorlopige herstart voor verdachte nog mogelijk zou zijn. Een van de voorwaarden was dat verdachte op 20 augustus 2023 weer op de groep wordt verwacht. De bijbehorende afspraken zijn op 18 augustus 2023 via Whatsapp aan verdachte medegedeeld. Op 20 augustus 2023 is verdachte niet teruggekeerd op de groep. Hij bleef voor alle betrokken hulpverleners en de behandelaar volledig onbereikbaar. Omdat verdachte de hem opgelegde voorwaarden niet nakomt en de noodzakelijke behandeling niet van de grond komt heeft er op 24 augustus 2023 een negatieve retourmelding plaatsgevonden.
Uit het evaluatiegezinsplan van JBRR van 7 december 2023 volgt dat er sinds augustus 2023 geen contact meer is met verdachte. Verdachte lijkt niet intrinsiek gemotiveerd om mee te werken aan behandeling. Hij is het niet eens met de conclusies vanuit het PO onderzoek van het NIFP en vindt behandeling dan ook niet noodzakelijk. De behandelgesprekken zijn niet verder gekomen dan contactopbouw om tot een behandelrelatie te kunnen komen.
Op 4 november 2023 is verdachte aangehouden op verdenking van een verbale bedreiging. Hij is daarvoor voorgeleid en geschorst onder voorwaarden.
Op basis van de in het plan genoemde feiten is de conclusie vanuit de JBRR dat begeleiding en behandeling vanuit een ambulant kader niet langer haalbaar is gebleken. Hierdoor kan er geen vorm worden gegeven aan de voorwaardelijke PIJ-maatregel die is opgelegd door de rechtbank. Indien het hof tot het oordeel komt dat verdachte schuldig is aan het hem tenlastegelegde, dan ziet JBRR zich genoodzaakt tot het adviseren van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
Op de terechtzitting van het hof heeft jeugdbeschermer [naam 1] haar advies toegelicht. Zij heeft aangevoerd dat zij blijft bij haar advies van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
Raadsonderzoeker [naam 2] van de Raad heeft in het rapport van 29 februari 2024 het volgende gerapporteerd. De Raad acht de eerdere zorgen over de ontwikkelingsbedreiging van verdachte, wat maakte dat er een voorwaardelijke PIJ-maatregel is geadviseerd, nog steeds aanwezig. Verdachte heeft intensieve begeleiding nodig en dient aan de hand te worden genomen. Het gegeven dat verdachte dit inzicht zelf niet heeft en zichzelf lijkt te overschatten, maken het voor de hulpverlening extra lastig hiermee om te gaan. De Raad overziet de consequentie bij handhaving van het eerder gegeven advies, namelijk dat de voorwaardelijke PIJ-maatregel en daarmee dus de reeds bekrachtigde onvoorwaardelijk PIJ-maatregel, onherroepelijk wordt, maar ziet hierin geen andere mogelijkheid, kijkende naar de noodzaak voor behandeling van [verdachte] om het recidive risico te verlagen.
9.3.3
Overwegingen straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in haar vonnis ten aanzien van de ernst van het feit navolgende overwogen.
Verdachte heeft samen met anderen [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd en beroofd gehouden. Ook hebben zij hem zwaar lichamelijk letsel proberen toe te brengen (…). [slachtoffer] is direct bij binnenkomst in de woning hardhandig vastgepakt en mishandeld. [slachtoffer] is meer dan twaalf uur van zijn vrijheid beroofd en beroofd gehouden. In de woning is hij door verdachte en zijn mededaders terwijl zijn handen en voeten waren vastgebonden met tape, meerdere malen geslagen, getaserd en in de nekklem genomen. Ook heeft hij gedurende langere tijd een vuilniszak over zijn hoofd gehad en werd er een sok in zijn mond gepropt. [slachtoffer] heeft door deze wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging zware mishandeling (…) onder meer een gekneusde nier en verwondingen over zijn hele lichaam opgelopen.
Verdachte en zijn mededaders hebben door hun handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en op fundamentele mensenrechten, te weten de persoonlijke vrijheid en lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Het is niet moeilijk voor te stellen dat [slachtoffer] doodsangsten heeft uitgestaan, dit blijkt niet alleen uit zijn eigen verklaringen, maar ook uit de manier waarop hij werd aangetroffen. Feiten als deze geweldsdelicten veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij.
Verdachte heeft gedurende zijn strafproces geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen of blijk gegeven van enig inzicht in het misdadige van zijn gedrag. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Daarnaast heeft verdachte professioneel vuurwerk voorhanden gehad en gedurende twee maanden gespijbeld van school.
Het hof kan zich verenigen met voorgaande overwegingen van de rechtbank en neemt deze over, met dien verstande dat verdachte ter zitting van het hof enigszins erkend heeft dat hij anders had moeten handelen tijdens de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] . Ook houdt het hof er rekening mee dat verdachte op een gegeven moment de tape waarmee [slachtoffer] vastgebonden was, deels verwijderd heeft, zodat [slachtoffer] weer beter kon ademhalen. Verder overweegt het hof dat verdachte niet de initiatiefnemer van de wederrechtelijke vrijheidsberoving was en zelf niet deelgenomen heeft aan de meest mensonterende geweldshandelingen die zijn toegepast.
Verdachte is blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister van 26 februari 2024 eerder onherroepelijk veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten, waaronder voor een geweldsdelict.
Het hof kan zich, voor wat betreft de vastgestelde stoornissen, verenigen met de inhoud van de voornoemde rapportages, gelet op de onderbouwing daarvan, en neemt deze over. Het hof concludeert op basis van de rapporten dat de geschetste problematiek aanwezig was ten tijde van de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten en stelt vast dat die van invloed zijn geweest op zijn keuzes om te handelen en juist niet te handelen en is dan ook van oordeel dat deze twee feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Gelet enerzijds op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en anderzijds de persoon van de verdachte acht het hof een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 240 dagen passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Nu verdachte deze dagen al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, heeft hij de onvoorwaardelijke jeugddetentie feitelijk al ondergaan.
9.3.4
Overwegingen maatregel
Gelet op hetgeen uit de rapportages is gebleken en hetgeen ter zitting in hoger beroep is aangevoerd, ziet het hof redenen om over te gaan tot de oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Er is voldaan aan de daarvoor gestelde voorwaarden uit artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), te weten dat sprake was van een ziekelijke stoornis bij verdachte ten tijde van het feit, dat het gaat om meerdere feiten waarop een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld, dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, het opleggen van de maatregel vereist (gelet op het recidiverisico), en dat de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte (zoals blijkt uit de adviezen van de deskundigen).
Het hof concludeert op grond van de stukken en de behandeling op de terechtzitting dat verdachte, ondanks de inzet van alle betrokken partijen, de hem opgelegde voorwaarden langdurig niet nakomt en dat mede daardoor de noodzakelijke behandeling niet van de grond komt. Er is geruime tijd op verschillende manieren geprobeerd om de trajecten en behandelingen in een ambulant kader te doen slagen. Verdachte heeft vele kansen gekregen, maar heeft deze niet benut. Alle inzet heeft bij hem niet geleid tot een positieve gedragsverandering, integendeel, hij heeft een werkstraf niet afgerond, waardoor deze negatief is geretourneerd, en hij is aangehouden op verdenking van een nieuw strafbaar feit (verbale bedreiging).
Het hof is, gelet op voornoemde rapportages, van oordeel dat verdachte een intensieve en langdurige behandeling nodig heeft. Een deel van de feiten die zijn bewezen verklaard zijn zonder meer ernstig. Daarom overweegt het hof dat de kans op een zo gunstige mogelijke ontwikkeling van verdachte het grootst is als hij een behandeling krijgt middels een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
Gelet op vorenstaande overwegingen staat vast dat aan de voorwaarden voor de oplegging van een PIJ-maatregel is voldaan en ziet het hof geen andere mogelijkheid dan het opleggen van die maatregel in onvoorwaardelijke vorm. Deze onvoorwaardelijke PIJ-maatregel wordt opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon.
9.3.5
Ingangsdatum van de PIJ-maatregel
Doordat de rechtbank bij beslissing van 23 januari 2024 de dadelijk uitvoerbaar verklaarde voorwaardelijke PIJ-maatregel ten uitvoer heeft gelegd en verdachte als gevolg daarvan vanaf 27 maart 2024 in een JJI verblijft, dient het hof vast te stellen op welke datum de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel ingaat. Hiervoor verwijst het hof naar hetgeen in het arrest van dit hof van 31 januari 2024 [1] is overwogen, onder andere dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest om een voorwaardelijke PIJ-maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Op grond van artikel 77s lid 7 Sr wordt een PIJ-maatregel opgelegd voor de duur van drie jaren. De PIJ-maatregel kan vervolgens tot een maximum termijn van zeven jaren worden verlengd. Gelet op de gemaximeerde duur van de PIJ-maatregel en de omstandigheid dat maatregelen zich naar hun aard niet lenen voor de aftrek van enige tijd die verdachte in een eerder stadium in een JJI heeft doorgebracht, moet bepaald worden op welke wijze de tijd die verdachte in de JJI heeft doorgebracht op basis van het bevel tot tenuitvoerlegging verrekend moet worden. Hoewel de wetgever niets heeft geregeld omtrent de verrekening van deze periode, is het hof daartoe op grond van artikel 5, eerste lid, EVRM wel gehouden. Daarom dient de dag dat de vrijheidsbeneming is aangevangen op grond van het bevel tot tenuitvoerlegging, als aanvangsdatum te worden genomen voor de berekening van de termijn van de gemaximeerde PIJ-maatregel. Het hof zal daarom bevelen dat de tijd die verdachte onderworpen is geweest aan de feitelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke PIJ-maatregel, bij de uitvoering van de door het hof opgelegde onvoorwaardelijke PIJ-maatregel in mindering zal worden gebracht. Het stelt vast dat verdachte op de terechtzitting van het hof van 27 maart 2024 is aangehouden door de parketpolitie en sindsdien in een JJI verblijft.

10.Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 7 oktober 2021 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie van 20 dagen, parketnummer 10-167435-21. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof zal de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen, nu het hof de tenuitvoerlegging van die straf, mede gelet op de aan verdachte op te leggen onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, thans niet opportuun acht.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 4c en 26 van de Leerplichtwet 1969, de artikelen 45, 47, 55, 77a, 77g, 77h, 77i, 77s, 77gg, 282 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 08-161897-22 onder 1 en 2 primair en in de zaak met parketnummer 10-039083-22 en in de zaak met parketnummer 10-173451-22 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 08-161897-22 onder 1 en 2 primair en in de zaak met parketnummer 10-039083-22 en in de zaak met parketnummer 10-173451-22 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
plaatsingvan de verdachte in een
inrichting voor jeugdigen.
Beveelt dat de tijd die de verdachte onderworpen is geweest aan de bij beslissing van de rechtbank van 23 januari 2024 gelaste tenuitvoerlegging van de eerder bij vonnis van 30 mei 2023 voorwaardelijk opgelegde maatregel van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen bij de uitvoering van de opgelegde maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen in mindering zal worden gebracht. Het hof stelt vast dat verdachte hieraan vanaf 27 maart 2024 onderworpen is geweest.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket Oost-Nederland van 18 augustus 2022, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 7 oktober 2021, parketnummer 10-167435-21, voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 20 dagen.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. J.A.M. Kwakman en mr. K.K. Lindenberg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Abdulkarim, griffier,
en op 10 april 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Lindenberg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.