ECLI:NL:GHARL:2024:2471

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
21-000644-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag met noodweersituatie en verontschuldigbaarheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is beschuldigd van doodslag, nadat hij het slachtoffer met een mes in zijn bovenlichaam heeft gestoken. Het hof oordeelt dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, maar dat het steken met het mes disproportioneel was. Desondanks oordeelt het hof dat het handelen van de verdachte verontschuldigbaar is, waardoor hij van alle rechtsvervolging wordt ontslagen. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden. Het hof heeft ook beslist tot onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen mes. De zaak is behandeld op de zittingen van 28 maart en 11 april 2024, waarbij het hof kennis heeft genomen van de vorderingen van de advocaat-generaal en de verdediging. De verdachte heeft verklaard dat hij handelde uit zelfverdediging, maar het hof oordeelt dat de reactie niet in verhouding stond tot de aanranding. De verdachte is vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, maar het hof heeft wel vastgesteld dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000644-23
Uitspraak d.d.: 11 april 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 24 januari 2023 met parketnummer 16-131748-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [land] ) op [geboortedag] 1988,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 maart 2024 en 11 april 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit;
  • veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, met aftrek van het voorarrest;
  • integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] , te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] , te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] , te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen mes.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. S.Ph.Chr. Wester, naar voren is gebracht.
Ten slotte heeft het hof kennis genomen van wat door en namens de nabestaanden in het kader van het spreekrecht naar voren is gebracht en van wat hun raadsvrouw in het kader van de vorderingen benadeelde partij heeft betoogd.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de rechtbank ter zake van het tenlastegelegde feit veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van het voorarrest. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de rechtbank beslist dat:
  • de vordering van [benadeelde 2] wordt toegewezen tot een bedrag van € 17.500, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, met niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige, en dat een bedrag van € 1.030,46 aan proceskosten wordt toegewezen;
  • de vordering van [benadeelde 1] wordt toegewezen tot een bedrag van € 20.827,40, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, met niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige;
  • de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
Tot slot heeft de rechtbank onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen mes bevolen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere beslissing omtrent de strafbaarheid van de verdachte komt en zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 mei 2022 te [pleegplaats] [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door een of meerdere ma(a)l(en) (met kracht) met een mes, althans een soortgelijk scherp voorwerp, in de buik en/of de zij, althans het lichaam, van die [slachtoffer] te steken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim doordat het inbeslaggenomen mes door het openbaar ministerie is vernietigd, zonder dat de verdediging de mogelijkheid heeft gehad aanvullend onderzoek aan de mes te laten verrichten. Hierdoor is verdachte benadeeld in zijn belang om zijn onschuld aan te tonen.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging. Hiertoe heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat het voortijdig vernietigen van het mes weliswaar een onherstelbaar vormverzuim oplevert, maar dat verdachte hier geen nadeel van heeft ondervonden nu er wel enig onderzoek aan het mes is verricht.
Oordeel van het hof
Het hof passeert het verweer van de verdediging en verwijst daarvoor naar het gebrek aan belang dat de verdachte heeft, gelet op hetgeen het hof in het navolgende overweegt.

Bewijsoverweging

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, aangezien niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
Oordeel van het hof
Feitenvaststelling
Op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast. [1]
[getuige] heeft verklaard dat het slachtoffer, [slachtoffer] , op 28 mei 2022 rond 01.00 uur aanbelde bij zijn woning. Verdachte en het slachtoffer hebben beiden een kamer in deze woning. Verdachte sliep al op het moment dat het slachtoffer bij de woning aankwam. [getuige] opende de deur voor het slachtoffer en merkte dat deze erg opgefokt en agressief was. Hij zag dat het slachtoffer direct naar boven liep en de kamer van verdachte betrad. [2] [getuige] liep achter het slachtoffer aan en zag dat deze met zijn vuisten vol en met bruut geweld op verdachte in sloeg. [3] Verdachte werd wakker, stond op en begon het slachtoffer te duwen. Vervolgens werd er over en weer geduwd en geslagen. [getuige] is vervolgens naar beneden gegaan. Niet veel later kwam het slachtoffer naar beneden rennen en riep hij dat hij was neergestoken door verdachte en dat er een ambulance gebeld moest worden. [4]
Het slachtoffer is in de ambulance aan zijn verwondingen overleden. [5]
Toen de politie ter plaatse was, heeft verdachte tegen een verbalisant gezegd dat hij het slachtoffer had gestoken met een mes en dat dit mes boven in zijn kamer lag. Ook verklaarde verdachte: “He came in my room. He attacked me. Then I did it. It was self-defense.” [6] Tijdens het verhoor bij de politie heeft verdachte verklaard dat het slachtoffer op hem afrende alsof hij een wilde stier was. Verdachte sprong uit zijn bed en hij en het slachtoffer gingen met elkaar duwen en trekken. [7]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben op de kamer van verdachte twee messen aangetroffen. Ook zagen ze in de kamer naast die van verdachte, de kamer van het slachtoffer, een aanzienlijke hoeveelheid bloed op de grond liggen. [8] Aan het uitbeenmes [9] dat in de slaapkamer van verdachte is aangetroffen, is vergelijkend DNA-onderzoek verricht. Op het lemmet van het mes is een DNA-profiel van een man aangetroffen, waarbij de mogelijke donor van het celmateriaal het slachtoffer kan zijn. De frequentie van dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Op het heft van het mes is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man, waarbij de mogelijke donor van het celmateriaal verdachte kan zijn. De frequentie van dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. [10]
Uit het sectierapport blijkt dat bij het slachtoffer vier steekletsels en één snijletsel is aangetroffen. Aan de linkerflank van zijn lichaam bevond zich een steekletsel met een minimale diepte van circa 25 centimeter (bij een sterk indrukbare buikwand). Het verloop was (onder meer) door de buikwand, ophangband van de darmen, achter- en voorwand van het maaglichaam (doorsteek) en de lever ter hoogte van de hilus (met klieving van de poortader). Dit steekletsel heeft geleid tot ernstig (uit- en inwendig) bloedverlies op basis waarvan het uiteindelijke overlijden zonder meer wordt verklaard door de arts/forensisch patholoog. Bij het slachtoffer zijn voorts nog meerdere steekletsels aangetroffen. Verder had het slachtoffer een steekletsel waarvan het verloop (onder meer) door de buikwand en de voorwand van de maag was. Ook had het slachtoffer een steekletsel bij zijn rechteroksel met een minimale diepte van 12 centimeter, waarvan het verloop (onder meer) door de rugspieren tot tegen het schouderblad was. Er was een beschadiging van het bot. In de linkerbovenarm van het slachtoffer bevond zich een letsel van circa 13 centimeter diep. Het verloop hiervan was (onder meer) door de tweekoppige bovenarmspier. Tevens is bij het slachtoffer een toxicologisch onderzoek verricht, waarbij cocaïne en de omzettingsproducten ethylcocaïne en benzoylecgonine, MDMA en MDA zijn aangetoond, alsmede 1,5 mg/ml ethanol (alcohol). [11]
Er zijn camerabeelden bekeken van de omgeving van de flat waar de steekpartij zich heeft afgepeeld rond het tijdstip van de steekpartij. De dag, datum en tijd van deze beelden kwamen overeen met de daadwerkelijke dag, datum en atoomtijd. Op de camerabeelden is te zien dat het slachtoffer op 28 mei 2022 om 01:04:50 uur de trap in de flat oploopt. [12] Verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard dat hij omstreeks 01:10 uur een melding van een steekpartij aan de [straatnaam] kreeg. [13] Op 01:15:04 uur kwam de eerste politieauto ter plaatse. [14]
Heeft verdachte gestoken?
Het hof stelt op basis van het voorgaande vast dat er een gevecht heeft plaatsgevonden tussen verdachte en het slachtoffer, waarbij het slachtoffer dodelijk letsel heeft opgelopen. Direct na het incident heeft verdachte tegen verbalisanten verklaard dat hij degene was die het slachtoffer had gestoken. Hij vertelde dat hij dit met een mes had gedaan en hij gaf aan waar het mes lag. Het mes is vervolgens aangetroffen op de door verdachte aangewezen plek. Uit onderzoek aan het mes is gebleken dat op het lemmet een DNA-profiel is aangetroffen dat van het slachtoffer kan zijn, waarbij de frequentie van het DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard. Op het heft van het mes is een DNA-hoofdprofiel afgeleid dat van verdachte kan zijn, met een frequentie die kleiner is dan één op één miljard. Tevens heeft [getuige] , die getuige was van het begin van het gevecht tussen verdachte en het slachtoffer, verklaard dat hij het slachtoffer heeft horen zeggen dat verdachte degene was geweest die het slachtoffer heeft gestoken.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, stelt het hof vast dat verdachte het slachtoffer meermalen met een mes in het bovenlichaam heeft gestoken. Het hof wordt in dit oordeel gesterkt door de beschrijving van de letsels. Die passen bij het feit dat verdachte degene was die heeft gestoken en niet bij de namens verdachte geopperde mogelijkheid dat het slachtoffer zichzelf mogelijk met het mes heeft verwond tijdens de worsteling.
Had verdachte (voorwaardelijk) opzet op de dood?
Verdachte heeft het slachtoffer meermalen met een uitbeenmes gestoken in zijn bovenlichaam. Het slachtoffer heeft hierbij vier steekverwondingen en één snijverwonding opgelopen. Het dodelijke steekletsel betrof een steekwond aan de linkerflank van het lichaam van circa 25 centimeter diep, waarbij onder meer de buikwand, ophangband van de darmen, achter- en voorwand van het maaglichaam en de lever zijn geperforeerd.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm en aard van de gedragingen van verdachte, geen andere conclusie kan worden getrokken dan dat hij handelde vanuit een intentie om het slachtoffer van het leven te beroven. Daarbij neemt het hof in het bijzonder in aanmerking dat met het bij het steken gebruikte uitbeenmes, indien daarmee op het menselijk lichaam wordt ingestoken, zeer wel vitale organen kunnen worden geraakt - met dodelijke afloop als gevolg.
Gelet op het voorgaande – in onderling verband en samenhang bezien – acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 mei 2022 te [pleegplaats] [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door meerdere malen (met kracht) met een mes, in de buik en de zij van die [slachtoffer] te steken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

doodslag.

Strafbaarheid van de verdachte

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging bepleit omdat verdachte uit noodweer heeft gehandeld. Verdachte werd door het slachtoffer aangevallen, terwijl in zijn bed lag te slapen. Er was aldus sprake van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding tegen het lichaam van verdachte. Verdachte had geen reële mogelijkheid om zich aan deze aanranding te kunnen onttrekken. Hij mocht zich tegen deze aanranding verdedigen en de gekozen wijze van verdediging is noodzakelijk geweest.
Meer subsidiair heeft de verdediging ontslag van alle rechtsvervolging bepleit omdat verdachte uit noodweerexces heeft gehandeld. Het handelen van verdachte is het onmiddellijke gevolg geweest van een hevige gemoedsbeweging die was veroorzaakt door de daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding door het slachtoffer.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat een beroep op noodweer(exces) dient te worden verworpen.
Hiertoe heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat sprake was van een noodweersituatie op het moment dat het slachtoffer verdachte sloeg en stompte tegen zijn hoofd, terwijl verdachte in bed lag. Deze noodweersituatie was echter beëindigd op het moment dat het slachtoffer de kamer van verdachte had verlaten, omdat er toen niet meer is gevochten. Voor zover het slachtoffer in de kamer van verdachte is gestoken, geldt dat op dat moment sprake was van een noodweersituatie. Het tot vijfmaal steken van het slachtoffer in zijn bovenlichaam was echter een disproportionele reactie van verdachte, zodat een beroep op noodweer niet slaagt.
Ten aanzien van de vraag of verdachte uit noodweerexces heeft gehandeld, heeft de advocaat-generaal primair aangevoerd dat bij verdachte geen sprake was van een hevige gemoedsbeweging. Subsidiair heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat niet voldaan is aan het vereiste van dubbele causaliteit. De disproportionele reactie van verdachte is niet het onmiddellijke gevolg geweest van de hevige gemoedsbeweging en kan redelijkerwijs niet aan de aanranding worden toegerekend, gelet op de relatief geringe ernst van de aanranding in verhouding tot het extreem gewelddadige handelen van de verdachte.
Oordeel van het hof
Noodweer
Voor een geslaagd beroep op noodweer in de zin van artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht is in de eerste plaats vereist dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van iemands lijf, eerbaarheid of goed. Daarnaast moet het begane feit geboden zijn door de noodzakelijke verdediging tegen die aanranding.
Naar het oordeel van het hof was sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding en dus van een noodweersituatie. Verdachte lag in zijn eigen kamer in zijn bed te slapen en is onverhoeds aangevallen door het slachtoffer. Hij werd geslagen en gestompt op een manier die door [getuige] werd omschreven als “bruut geweld”. Het hof is bovendien van oordeel dat niet onaannemelijk is dat het slachtoffer tijdens deze aanranding een mes bij zich had. Het hof licht dat hieronder nog kort toe. Gelet hierop was sprake van een noodweersituatie waartegen verdachte zich mocht verdedigen.
Het hof kan niet vaststellen hoe en op welk moment verdachte het mes, waarmee het slachtoffer is gestoken, in zijn handen heeft gekregen. Wel stelt het hof vast dat verdachte het slachtoffer in een zeer kort tijdsbestek van maximaal enkele minuten, meermalen met het mes heeft gestoken.
De vraag is of het meermalen steken met een mes geboden was door de noodzakelijke verdediging tegen de aanval van het slachtoffer. Naar het oordeel van het hof stond het meerdere malen steken met een mes in het bovenlichaam van het slachtoffer niet in verhouding tot het slaan en stompen door het slachtoffer, ook niet als het slachtoffer degene was die het mes ter plaatse bracht en verdachte het mes op welke wijze dan ook in handen kreeg.
Het hof is dan ook van oordeel dat het steken met het mes op de wijze waarop dit is gebeurd, disproportioneel was.
Het beroep op noodweer wordt dan ook om die reden verworpen.
Noodweerexces
Het hof stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op noodweerexces sprake moet zijn van verontschuldigbare overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging. Daarvan kan slechts sprake zijn indien:
de verdachte de hem verweten gedraging heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, maar daarbij als onmiddellijk gevolg van een hevige door die aanranding veroorzaakte gemoedsbeweging verder gaat dan geboden was, dan wel indien
op het tijdstip van de hem verweten gedraging de onder a bedoelde situatie weliswaar was beëindigd en de noodzaak tot verdediging er dus wel was geweest (maar niet meer bestond), doch zijn gedraging niettemin het onmiddellijk gevolg was van een hevige gemoedsbeweging die was veroorzaakt door de daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding.
Uit het wettelijke vereiste dat de gedraging het ‘onmiddellijk gevolg’ moet zijn van een hevige gemoedsbeweging die is veroorzaakt door een wederrechtelijke aanranding, volgt dat aannemelijk moet zijn dat de aldus veroorzaakte gemoedsbeweging van doorslaggevend belang is geweest voor de verweten gedraging. Niet is uitgesloten dat andere factoren mede hebben bijgedragen aan het ontstaan van die hevige gemoedsbeweging.
Gelet op de omstandigheden waaronder en de manier waarop verdachte werd aangevallen door het slachtoffer, acht het hof het meer dan aannemelijk dat verdachte hierdoor in een hevige gemoedsbeweging terechtkwam. Deze hevige gemoedsbeweging was, in aanmerking genomen dat het door het slachtoffer geïnitieerde gevecht met verdachte zich in een zeer kort tijdsbestek van maximaal enkele minuten heeft afgespeeld, naar het oordeel van het hof nog niet geëindigd op het moment dat verdachte het slachtoffer met het mes stak. Het feit dat onduidelijk is gebleven in welke kamer het slachtoffer is gestoken, doet er, mede gelet op de zeer korte tijdspanne van het gevecht, niet aan af dat verdachte zichzelf nog steeds mocht verdedigen. Het hof betrekt bij zijn oordeel ook dat uit het dossier blijkt dat sprake was van animositeit tussen verdachte en het slachtoffer, waarbij het slachtoffer te kennen heeft gegeven de verdachte kapot te willen maken en hem wilde afmaken. Deze dreigingen waren aan de verdachte bekend. Het slachtoffer had [getuige] daags voor het incident berichten gestuurd waarin hij vroeg of hij verdachte in verdachtes kamer moest meppen. Daarop antwoordde [getuige] dat het slachtoffer verdachte op verdachtes kamer kapot moest maken. [15] Ook heeft het slachtoffer [getuige] een bericht gestuurd waarin hij aangaf dat hij verdachte wilde afmaken. [16] Verdachte heeft hierover bij de politie verklaard dat hij wist dat het slachtoffer [getuige] meerdere keren had gebeld en dreigementen had geuit in verdachtes richting. [17] In dit licht acht het hof zoals het eerder al overwoog, dan ook niet onaannemelijk dat het slachtoffer tijdens de confrontatie in verdachtes slaapkamer het mes bij zich had en dat verdachte dat mes in de loop van de confrontatie op de een of andere manier in handen heeft gekregen.
Bij deze stand van zaken kan het hof tot geen ander oordeel komen dan dat het bewezenverklaarde handelen van de verdachte verontschuldigbaar is, omdat dat het gevolg is van een hevige gemoedsbeweging, ontstaan door het onverhoedse gewelddadige handelen van het slachtoffer jegens de verdachte.
De verdachte is ten aanzien van het bewezenverklaarde dus niet strafbaar en dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 20.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 40.827,40. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 20.827,40. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 38.530,46. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 18.530,46. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Beslag

Het hof zal het inbeslaggenomen mes onttrekken aan het verkeer nu het bewezenverklaarde feit met betrekking tot dit voorwerp is begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: mes (goednummer PL0900-2022150846-2996701).

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. E.W. van Weringh, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. M. van der Horst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.E. Renders, griffier,
en op 11 april 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde
2.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 28 mei 2022, opgenomen op pagina 61 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige] .
3.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 31 mei 2022, opgenomen op pagina 82 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige] .
4.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 28 mei 2022, opgenomen op pagina 61 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige] .
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 mei 2022, opgenomen op pagina 40 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] .
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 mei 2022, opgenomen op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 1] .
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 mei 2022, opgenomen op pagina 20 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 mei 2022, opgenomen op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 1] .
9.Bijlage 3 bij het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juni 2022, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 5] , opgenomen op pagina 150 van voornoemd dossier.
10.Een schriftelijk bescheid, te weten een Deskundigenrapportage ‘Forensisch DNA-onderzoek’ d.d. 11 juli 2022, opgenomen op pagina 161 e.v. van voornoemd dossier.
11.Een schriftelijk bescheid, te weten een NFI-rapport ‘Forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden’ met bijlage, d.d. 12 juli 2022.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 juli 2022, met nummer 2022150846-38, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 6] .
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 mei 2022, opgenomen op pagina 35 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2] .
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 juli 2022, met nummer 2022150846-38, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 6] .
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juli 2022, opgenomen op pagina 106 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 7] .
16.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juni 2022, opgenomen op pagina 125 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 8] .
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 mei 2022, opgenomen op pagina 20 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte.