ECLI:NL:GHARL:2024:2467

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
21-001686-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot zware mishandeling en veroordeling voor mishandeling, bedreiging, vernieling en winkeldiefstal met terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is vrijgesproken van poging tot zware mishandeling, maar is wel veroordeeld voor twee mishandelingen, bedreiging met zware mishandeling, vernieling en winkeldiefstal. De verdachte, geboren in 1989, is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard. Het hof heeft de verdachte een gevangenisstraf van 178 dagen opgelegd, met de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden. De zaak betreft meerdere incidenten, waaronder een steekincident met een aardappelschilmesje en bedreigingen richting hulpverleners. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof tot andere bewijsbeslissingen is gekomen. De verdachte heeft een complexe problematiek, waaronder een borderline persoonlijkheidsstoornis en een licht verstandelijke beperking, wat heeft geleid tot de beslissing tot tbs met voorwaarden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001686-23
Uitspraak d.d.: 4 april 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 21 maart 2023 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-085646-22, 18-081634-22, 18-307893-21, 18-338541-21 en 18-343189-21, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. [locatie P.I.]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 17 augustus 2023 en 21 maart 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep met uitzondering van de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden en die te vervangen door ongemaximeerde tbs met bevel tot verpleging van overheidswege. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsvrouw, mr. C.T.B.J. Besjes, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft de verdachte bij voornoemd vonnis ter zake van het bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 178 dagen, met aftrek van het voorarrest, en een tbs-maatregel met voorwaarden. De rechtbank heeft de onmiddellijke uitvoerbaarheid van de tbs met voorwaarden bevolen. Daarnaast heeft de rechtbank een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd. De rechtbank heeft verder het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en beslist op de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18-085656-22 tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zaak met parketnummer 18-085646-22:
1. primair
zij op of omstreeks 5 april 2022 te [plaats 1] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp voorwerp, in de buikstreek en/of in de richting van de buikstreek, althans het lichaam, van die [benadeelde 1] heeft gestoken/gesneden en/of tegen het lichaam van die [benadeelde 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair
zij op of omstreeks 5 april 2022 te [plaats 1] , althans in Nederland, [benadeelde 1] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp voorwerp, in de buikstreek, althans het lichaam, van die [benadeelde 1] te steken/snijden en/of tegen het lichaam van die [benadeelde 1] te slaan;
2.
zij op of omstreeks 29 maart 2022 te [plaats 1] , althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een potlood, althans een puntig voorwerp, in haar hand vast te houden en/of (vervolgens) dreigend vlakbij het oog, althans het gezicht, van die [slachtoffer 1] te houden en/of (daarbij) naar die [slachtoffer 1] te kijken en/of daarbij te blazen;
zaak met parketnummer 18-081634-22:
zij op of omstreeks 22 maart 2022 te [plaats 2] , [gemeente 1] [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2]
- een (vuist)slag tegen de slaap, althans het hoofd te geven en/of
- tegen een been te schoppen/trappen;
zaak met parketnummer 18-307893-21:
zij op of omstreeks 14 november 2021 te [plaats 3] , althans in de [gemeente 1] , 20, althans een aantal blikjes drinken, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [supermarkt] (vestiging [straat 1] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
zaak met parketnummer 18-343189-21:
zij, op of omstreeks 22 december 2021 te [plaats 3] , opzettelijk en wederrechtelijk een autoband en/of een beeldje, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan het [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
zaak met parketnummer 18-338541-21:
zij op of omstreeks 18 december 2021 te [plaats 3] een koptelefoon en/of een kabel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan winkelbedrijf [winkelnaam] ( [straat 2] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs van het in de zaak met parketnummer 18085646-22 onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling en de subsidiair tenlastegelegde mishandeling van aangever [benadeelde 1] . Daartoe heeft de raadsvrouw kort gezegd aangevoerd dat onvoldoende steunbewijs voorhanden is voor de verklaring van de aangever dat de verdachte hem met een aardappelschilmesje heeft gestoken.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling.
Oordeel van het hof
Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
De verdachte heeft bij de rechtbank verklaard dat zij op 5 april 2022 met de aangever een discussie heeft gehad die uit de hand is gelopen. De aangever heeft tegenover de politie verklaard dat de verdachte ineens een aardappelschilmesje heeft getrokken en hem meerdere malen in zijn linkerzij, ter hoogte van de ribben, heeft gestoken. De verbalisant zag dat ter hoogte van zijn ribben op zijn linkerzij een pleister zat en dat een deel van de pleister rood verkleurd was. Door verbalisanten werden tijdens de doorzoeking van de kamer van de verdachte twee aardappelschilmesjes aangetroffen in een verpakking van koekjes onder het matras van het bed. Uit de op 6 april 2022 door de GGD-arts opgemaakte letselrapportage blijkt dat de aangever aan de linkerzijde van de thorax, tussen rib 8 en 9, een circa 1,2 cm lange smalle rode verkleuring had behorend bij scherprandig letsel bijeengehouden door een hechting.
Gelet op de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de aangever minimaal eenmaal heeft gestoken met een aardappelschilmesje. De verklaring van de verdachte dat zij een conflict met de aangever had dat uit de hand is gelopen, de waarneming van het letsel bij de aangever door de verbalisanten, de op de kamer van de verdachte aangetroffen aardappelschilmesjes en de letselverklaring van GGD-arts leveren voldoende steunbewijs op voor de verklaring van de aangever dat de verdachte hem met een aardappelschilmesje heeft gestoken. Dat de aangever eerst heeft verklaard “gestoken” te zijn en later heeft verklaard “meerdere malen gestoken” te zijn, maakt niet dat de verklaring van de aangever als onbetrouwbaar moet worden aangemerkt.
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling kan worden bewezenverklaard. Het hof beantwoordt die vraag ontkennend. Daartoe overweegt het hof dat aan de hand van de beschikbare bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld hoe en met hoeveel kracht de verdachte met het aardappelschilmesje heeft gestoken. Omdat de aangever weigerde een toestemmingformulier te ondertekenen om medische informatie in te winnen, heeft de GGD-arts de diepte van het letsel niet kunnen vaststellen. Ook kon niet worden vastgesteld of sprake was van inwendig letsel. Aldus kan door het hof niet worden vastgesteld dat de geweldshandelingen die de verdachte jegens de aangever heeft begaan (de aanmerkelijke kans) opleveren dat de aangever door die handelingen zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Het hof zal de verdachte daarom vrijspreken van de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling.
Het hof acht wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair tenlastegelegde mishandeling.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-085646-22 onder 1 subsidiair en 2, in de zaak met parketnummer 18-081634-22, in de zaak met parketnummer 18307893-21, in de zaak met parketnummer 18-343189-21 en in de zaak met parketnummer 18-338541-21 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
zaak met parketnummer 18-085646-22:
1. subsidiair
zij op 5 april 2022 te [plaats 1] , [benadeelde 1] heeft mishandeld door met een mes in het lichaam van die [benadeelde 1] te steken;
2.
zij op 29 maart 2022 te [plaats 1] , [slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, door een potlood in haar hand vast te houden en dreigend vlakbij het oog van die [slachtoffer 1] te houden en daarbij naar die [slachtoffer 1] te kijken en daarbij te blazen;
zaak met parketnummer 18-081634-22:
zij op 22 maart 2022 te [plaats 2] , [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] een vuistslag tegen de slaap te geven en tegen een been te schoppen/trappen;
zaak met parketnummer 18-307893-21:
zij op 14 november 2021 te [plaats 3] , 20 blikjes drinken die geheel aan [supermarkt] (vestiging [straat 1] ) toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
zaak met parketnummer 18-343189-21:
zij op 22 december 2021 te [plaats 3] , opzettelijk en wederrechtelijk een autoband en een beeldje, die geheel aan het [benadeelde 2] toebehoorden, heeft vernield;
zaak met parketnummer 18-338541-21:
zij op 18 december 2021 te [plaats 3] een koptelefoon en een kabel die geheel aan winkelbedrijf [winkelnaam] ( [straat 2] ) toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-085646-22 onder 1 subsidiair en in de zaak met parketnummer 18-081634-22 bewezenverklaarde levert op:
telkens: mishandeling.
Het in de zaak met parketnummer 18-085646-22 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.
Het in de zaak met parketnummer 18-307893-21 en in de zaak met parketnummer 18-338541-21 bewezenverklaarde levert op:
telkens: diefstal.
Het in de zaak met parketnummer 18-343189-21 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en maatregel

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De raadsvrouw meent dat een rechterlijke machtiging de meest passende maatregel is omdat die zich het best verhoudt tot de aard van de strafbare feiten en de persoon van de verdachte. Het agressieve gedrag van de verdachte komt voort uit het niet begrepen worden en is pure onmacht. De raadsvrouw meent dat een LVB-setting met een hoog beveiligingsniveau voor de verdachte ertoe kan leiden dat zij de rust terugvindt en zich opgenomen, gesteund, gewaardeerd en begrepen voelt, waardoor het recidiverisico geminimaliseerd kan worden. Het is mogelijk om de verdachte op beveiligingsniveau 3 te plaatsen in Trajectum [naam trajectum] met een rechterlijke machtiging in de zin van de Wet Zorg en Dwang (Wzd) via de wet Wet Forensische Zorg (Wfz). Voor de wachttijd van ongeveer een jaar is de titel waarop de verdachte binnenkomt irrelevant en met een rechterlijke machtiging wordt voldaan aan een forensisch kader en kan voldoende tegemoet gekomen worden aan de noodzaak van langdurige behandeling en ondersteuning. Aan de voorwaarden voor een rechterlijke machtiging ex artikel 27 Wzd is voldaan.
De raadsvrouw heeft bepleit om geen gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel aan de verdachte op te leggen omdat die maatregel in de ogen van de verdediging te vergaand is gezien de relatief korte tijd in het leven van de verdachte waarin zij justitiecontacten heeft gehad.
Als het hof toch de tbs-maatregel aan de verdachte zou opleggen dan zou dat in de visie van de raadsvrouw een tbs met voorwaarden moeten zijn op grond van de door de NIFP-deskundigen in hun rapportage genoemde overwegingen.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot verminderd ontoerekeningsvatbaar verklaren van de verdachte en oplegging van de ongemaximeerde tbs-maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege. Daartoe heeft advocaat-generaal aangevoerd dat de NIFP-deskundigen bij hun advies voor een tbs met voorwaarden er vanuit lijken te gaan dat bij een tbs met bevel tot verpleging van overheidswege de verdachte niet in Trajectum [naam trajectum] kan worden geplaatst omdat ze nu op de wachtlijst staat in het kader van de tbs met voorwaarden. Uit het reclasseringsrapport van 14 maart 2024 blijkt dit echter een onterechte vooronderstelling: ook bij een tbs met bevel tot verpleging van overheidswege blijft zij op haar huidige positie op de wachtlijst staan. In de visie van de advocaat-generaal zou opnieuw een tbs met voorwaarden aan de verdachte opleggen, gedoemd zijn te mislukken. Vanwege de onmacht bij de verdachte is zij niet in staat zich aan de voorwaarden te houden. De waarschuwingen die de reclassering dan zal afgeven en de zitting voor omzetting naar tbs met bevel tot verpleging van overheidswege zullen voor veel onrust zorgen bij de verdachte en haar behandeling niet ten goede komen. In de ogen van de advocaat-generaal is het daarom beter om direct tbs met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen. Dit geeft de zorginstelling de mogelijkheid meer tijd te nemen voor de behandeling wat zal zorgen voor meer rust bij de verdachte en haar behandeling ten goede zal komen.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken en naar voren is gekomen uit de maatregelenrapportage van de reclassering van 14 maart 2024, de Pro Justitia rapportage van 29 november 2022, opgemaakt door psycholoog drs. [psycholoog] , de Pro Justitia rapportage van 7 november 2022, opgemaakt door psychiaters prof. dr. [psychiater 1] en drs. [psychiater 2] , de aanvullende Pro Justitia rapportage van 24 januari 2024, opgemaakt door psychiaters prof. dr. [psychiater 1] en dhr. [psychiater 3] , de aanvullende Pro Justitia rapportage van 4 januari 2024, opgemaakt door psycholoog drs. [psycholoog] en het uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 februari 2024.
De verdachte heeft zich in de periode van 14 november 2021 tot en met 5 april 2022 op verschillende data schuldig gemaakt aan diverse soorten strafbare feiten.
De verdachte heeft aangever [benadeelde 1] met een aardappelschilmesje verwond. Hierbij is bij de aangever (gering) letsel ontstaan tussen de ribben. Blijkens de toelichting op de vordering tot schadevergoeding heeft het incident indruk gemaakt op de aangever en is hij angstiger geworden.
Daarnaast heeft de verdachte haar behandelaar bij de FPK te [plaats 1] , mevrouw [slachtoffer 1] , bedreigd met een potlood en heeft zij een begeleidster van [instantie] te [plaats 2] , mevrouw [slachtoffer 2] , mishandeld. Beide feiten zien op (bedreiging met) geweld tegen hulpverleners, die in hun functie hun werk deden en dat is in beginsel strafverzwarend. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen en vernieling van een autoband en een beeldje van [benadeelde 2] .
De verdachte is ten tijde van de behandeling van de zaak door de rechtbank onderzocht door twee psychiaters en een psycholoog. In de fase van hoger beroep is de verdachte aanvullend onderzocht.
Uit de door de deskundigen opgestelde rapportages komt naar voren dat de verdachte lijdt aan een borderline persoonlijkheidsstoornis dan wel een persoonlijkheidsstoornis met borderline trekken, een posttraumatische stressstoornis, een licht verstandelijke beperking, en een stoornis in cannabisgebruik. Bij de verdachte is sprake van impulsiviteit en een sterk tekortschietende emotieregulatie, zich uitend in woede-uitbarstingen en verbale en fysieke agressie. De verdachte kan snel overprikkeld en gefrustreerd raken. Zij is gevoelig voor (vermeende) signalen dat zij niet gehoord wordt en voor autoriteit. Ook kan zij slecht verdragen dat zaken niet gaan zoals zij wil. Als zij gespannen raakt of als zich een voor haar minder ‘veilige’ situatie voordoet of als zij zich onder druk gezet of klemgezet voelt, is het voorstelbaar dat zij angstig en woedend wordt, zich onmachtig voelt en het overzicht verliest. De verdachte is dan niet meer in staat om vanuit de bij haar aanwezige stoornissen emoties van angst en woede adequaat te reguleren, noch om impulsen te bedwingen. Vervolgens kan zij agressie inzetten om de situatie te hanteren en zij overziet daarbij onvoldoende de gevolgen van haar gedrag. De aanwezige problematiek is langdurig en pervasief en was ook aanwezig ten tijde van de tenlastegelegde feiten.
De psycholoog heeft in de aanvullende rapportage geadviseerd om de verdachte ten aanzien de ten laste gelegde feiten verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. De psychiaters hebben geadviseerd om de verdachte ten aanzien van de in de zaak met parketnummer 18-085646-22 tenlastegelegde feiten verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. Zij hebben zich niet uitgelaten over de toerekenbaarheid voor wat betreft de andere tenlastegelegde feiten omdat het hen aanvankelijk uit de stukken niet duidelijk was geworden dat er nog vier andere feiten zijn tenlastegelegd. Het bespreken van de aanvullend tenlastegelegde feiten zou betekenen dat de afronding van het rapport aanzienlijke vertraging zou oplopen, zodat daarvan in overleg met de raadsheer-commissaris is afgezien.
Het hof kan zich verenigen met voornoemde conclusies van de psycholoog en psychiaters en zal de verdachte de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate toerekenen.
De op te leggen straf
Het hof acht alles afwegende een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, namelijk 178 dagen, met aftrek, passend en geboden. Deze straf is gelijk aan de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf.
Motivering van de maatregelen
De psychiaters schatten het risico op recidive van geweldsfeiten als hoog in. Zij adviseren klinische behandeling in een forensische setting om een delict-analyse op te kunnen stellen en oog te houden voor het hoge recidiverisico. Anders dan in het eerdere rapport wordt nu een behandelsetting met beveiligingsniveau 3 geadviseerd. De psychiaters handhaven het advies de behandeling te laten plaatsvinden in het kader van een tbs met voorwaarden. Voor het niet-adviseren van een tbs met bevel tot verpleging van overheidswege noemen de psychiaters onder meer als reden dat het klimaat binnen een FPC, noodzakelijk sterk gericht op veiligheid, het risico van het ongewenste gedrag van de verdachte mogelijk alleen maar groter maken.
Ook de psycholoog schat het risico op recidive van een geweldsfeit (in de richting van een behandelaar of begeleider) in als hoog. De dreiging van acuut geweld is in een dergelijke situatie matig-hoog. De psycholoog kan geen goede inschatting maken van het risico op geweld naar anderen in het algemeen, hoewel de kans op agressieve impulsdoorbraken die zich mogelijk ook richten op anderen waarmee de verdachte in conflict raakt of door wie zij zich bedreigd voelt zeker aanwezig is. De psycholoog adviseert klinische behandeling op een gesloten, kleine behandelafdeling van een FPK waar men behandeling biedt aan personen met multi-problematiek. Ook de psycholoog handhaaft het advies om de interventies en behandeling te laten vormgeven in het kader van een tbs met voorwaarden. Daarnaast adviseert de psycholoog om een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Over het niet-adviseren van een tbs met bevel tot verpleging van overheidswege overweegt de psycholoog dat het hogere beveiligingsniveau bij een tbs met bevel tot verpleging van overheidswege kan leiden tot een toename van het aantal incidenten doordat sprake is van een behandelklimaat dat sterk gericht is op beveiliging en maatregelen die niet goed aansluiten bij de behandelbehoeften van de verdachte. Zelf is de verdachte, zo geeft de psycholoog aan, van mening dat zij niets meer heeft om voor te leven als een ‘tbs met dwangverpleging’ krijgt. De motivatie voor een behandeling zal dan mogelijk nog verder dalen.
De reclassering heeft in het rapport van 14 maart 2024 negatief geadviseerd ten opzichte van een tbs met voorwaarden. De reclassering benadrukt de noodzaak van langdurige forensische zorg om het recidiverisico naar beneden te brengen. De reclassering ziet echter gedurende het huidige traject dat de verdachte niet in staat is om zich aan voorwaarden te houden, hetgeen geleid heeft tot een omzettingsprocedure van de tbs met voorwaarden naar een tbs met bevel tot verpleging van overheidswege. Bij een toezicht in de tbs met voorwaarden waarbij de verdachte zich dan niet aan de voorwaarden kan houden en/of incidenten veroorzaakt, zal een kliniek snel terugkomen bij de reclassering met de mededeling dat de verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt. In een dergelijke situatie dient de reclassering de verdachte te waarschuwen. Wanneer de verdachte zich dan niet herpakt, ziet de reclassering zich genoodzaakt om op te schalen naar het openbaar ministerie middels een “advies voorlopige omzetting naar dwangverpleging”. In de ogen van de reclassering is een tbs met voorwaarden daarom onuitvoerbaar.
Het hof kan zich met de inhoud en conclusie van de adviezen van de psychiaters en psycholoog vereniging en neemt deze over.
Het hof zal aan de verdachte de gemaximeerde tbs-maatregel met voorwaarden opleggen. Het hof stelt vast dat is voldaan aan de eisen voor het opleggen van de tbs-maatregel. De bedreiging met zware mishandeling is een feit genoemd in artikel 37a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Op grond van hetgeen de forensisch deskundigen en de reclassering in hun rapporten vermelden, is het hof tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het misdrijf een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast eisen de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een maatregel van tbs met voorwaarden. Gelet op de complexe problematiek van de verdachte, het hoge recidiverisico en het beveiligingsniveau, is een tbs-maatregel aangewezen en ziet het hof - anders dan door de raadsvrouw is betoogd - geen aanleiding om de verdachte via een rechterlijke machtiging in een kliniek te plaatsen. Bij dit laatste is van nog belang dat in de meest recente rapportages van de psychiater en de psycholoog van januari 2024 de mogelijkheid van behandeling en begeleiding van verdachte via een rechterlijke machtiging uitdrukkelijk onder ogen is gezien maar door beide deskundigen gemotiveerd van de hand is gewezen. Het hof schaart zich ook achter die bevindingen en conclusies van deze deskundigen.
Het hof zal niet bevelen dat de verdachte van overheidswege wordt verpleegd. Daartoe overweegt het hof dat de psychiaters en de psycholoog overwegen dat een tbs met voorwaarden de verdachte meer perspectief biedt dan een tbs met dwangverpleging. Een tbs met dwangverpleging is meer gericht op beveiliging en sluit niet goed aan bij de behoeften van de verdachte. Bovendien is al kort na het vonnis van de rechtbank de omzettingsprocedure naar een tbs met bevel tot verpleging van overheidswege in gang gezet waardoor de verdachte eigenlijk nog geen echte kans heeft gehad binnen het kader van de tbs met voorwaarden. Het hof merkt in dit verband op dat niet elke overtreding van de voorwaarden hoeft te leiden tot een omzetting naar de tbs met dwangverpleging. Het vallen en opstaan is onderdeel van de problematiek van de verdachte en daarmee zal binnen het toezicht rekening moeten worden gehouden.
Het hof zal wel ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, de na te noemen voorwaarden stellen betreffende het gedrag van de verdachte. De raadsvrouw van de verdachte heeft tegenover het hof verklaard dat de verdachte bereid is de voorwaarden na te leven. Het hof zal onder meer als voorwaarde bepalen dat de verdachte zich laat opnemen in Trajectum/ [naam trajectum] . Zij staat daar al op de wachtlijst. Uit het reclasseringsrapport volgt dat de verwachte wachttijd circa een jaar is. Tot die tijd zal de verdachte in het PPC in [plaats 4] moeten verblijven. Het hof constateert dat de wachttijdproblematiek zoals die thans bestaat binnen de (forensische) geestelijke gezondheidszorg tot schrijnende situaties leidt, zoals ook het geval is bij de verdachte, maar ziet daarin - gelet op de met de op te leggen maatregelen te dienen belangen van beveiliging en behandeling - geen grond anders te beslissen.
Het hof zal met toepassing van artikel 38, lid 6 Sr bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Tot slot zal het hof naast de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. Met genoemde maatregel wordt het mogelijk om de verdachte na afloop van de terbeschikkingstelling onder toezicht te stellen indien dit in het verband met de dan bestaande risico’s noodzakelijk is. Het hof acht het van belang dat die mogelijkheid bestaat, omdat door de gedragsdeskundigen en de reclassering wordt geadviseerd om de verdachte langdurig te behandelen en te ondersteunen. De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking zal plaatsvinden wanneer de terbeschikkingstelling ten einde loopt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 250,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-085646-22 onder 1 subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 294,47. De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Omtrent deze vordering kan derhalve in hoger beroep niet meer worden beslist.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38z, 57, 285, 300, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-085646-22 onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-085646-22 onder 1 subsidiair en 2 en in de zaak met parketnummer 18081634-22 en in de zaak met parketnummer 18-307893-21 en in de zaak met parketnummer 18-343189-21 en in de zaak met parketnummer 18-338541-21 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-085646-22 onder 1 subsidiair en 2 en in de zaak met parketnummer 18-081634-22 en in de zaak met parketnummer 18-307893-21 en in de zaak met parketnummer 18-343189-21 en in de zaak met parketnummer 18-338541-21 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 22 november 2021 onder CJIB-nummer [nummer] .
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
178 (honderdachtenzeventig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld, waarbij als algemene voorwaarde geldt dat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en stelt daarbij ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
1. de verdachte verleent medewerking aan het reclasseringstoezicht bij [reclassering] , bedoeld in artikel 38 van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen. Daarbij:
a. meldt zij zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dit nodig is;
b. houdt zij zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
c. helpt zij de reclassering aan een actuele foto waarop haar gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde aanwezigheid;
d. geeft zij de reclassering inzicht in de voortgang van de begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
e. vestigt zij zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
f. werkt zij mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de verdachte, indien dit van belang is voor het toezicht;
2. indien de reclassering dat nodig vindt en de verdachte daarmee instemt, kan de verdachte voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
3. de verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
4. de verdachte laat zich opnemen in Trajectum [naam trajectum] , beveiligingsniveau 3, of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dit nodig acht. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, indien de zorginstelling dit nodig acht;
5. de verdachte werkt, indien de reclassering een overgang naar ambulante zorg wenselijk acht, mee aan de indicatiestelling en plaatsing. De verdachte laat zich behandelen door een forensische GGZ-instelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na de klinische behandeling. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig acht. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, indien de zorgverlener dat nodig acht;
6. de verdachte werkt, indien de reclassering een overgang naar begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst acht, mee aan de indicatiestelling en plaatsing. De verdachte verblijft in een instelling voor begeleid/beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na de klinische behandeling. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig acht. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
7. de verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd;
8. de verdachte werkt mee aan het vinden en behouden van passende en gestructureerde dagbesteding.
Beveelt dat voormelde voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Geeft de reclassering opdracht aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden.
Legt aan de verdachte op
de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-085646-22 onder 1 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-085646-22 onder 1 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
5 (vijf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op
5 april 2022.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. H.K. Elzinga, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Nicolai, griffier,
en op 4 april 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.