ECLI:NL:GHARL:2024:2458

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
200.328.392
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en verdeling beperkte gemeenschap; uitleg akte van verdeling en vaststelling overbedelingssom

In deze zaak heeft de vrouw hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, die op 16 maart 2023 is uitgesproken. De vrouw en de man zijn ex-echtgenoten die in 2018 zijn getrouwd en in 2023 zijn gescheiden. Tijdens hun huwelijk hebben zij geen huwelijkse voorwaarden gemaakt, waardoor zij in een wettelijke beperkte gemeenschap van goederen zijn getrouwd. Dit houdt in dat alle goederen en schulden die tijdens het huwelijk zijn verkregen gemeenschappelijk zijn, terwijl voorhuwelijkse goederen en schulden privévermogen blijven.

De vrouw en de man hebben samen twee minderjarige kinderen. De rechtbank heeft een zorgregeling vastgesteld en de verdeling van de beperkte gemeenschap geregeld. De vrouw is het niet eens met deze beschikking en vraagt het hof om een andere zorgregeling en een andere verdeling van de beperkte gemeenschap. De man verzoekt het hof om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep.

Het hof heeft geoordeeld dat de zorgregeling zoals vastgesteld door de rechtbank in stand blijft, omdat het in het belang van de kinderen is om de huidige situatie te behouden. De vrouw heeft verzocht om aanpassingen in de zorgregeling, maar het hof oordeelt dat de huidige regeling goed functioneert en dat de ouders moeten leren samenwerken.

Wat betreft de verdeling van de beperkte gemeenschap heeft de vrouw verschillende verzoeken gedaan, waaronder het overleggen van bankafschriften en het vaststellen van vergoedingsrechten. Het hof heeft geoordeeld dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar verzoeken met betrekking tot de verdeling, omdat zij vlak voor het instellen van het hoger beroep een akte van verdeling heeft getekend. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en bepaalt dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.328.392 en 200.328.396
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 531569 en 545072)
beschikking van 11 april 2024
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. E.N. Mulder te Nijkerk,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. S. Abawi te Utrecht.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 16 maart 2023 (hersteld bij beschikking van 28 april 2023) die de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, tussen partijen heeft uitgesproken.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift van de vrouw van 13 juni 2023;
- het verweerschrift van de man;
- een journaalbericht van de man van 4 december 2023.
1.3.
Op 15 december 2023 heeft een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Partijen waren samen met hun advocaten aanwezig. Ook was een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (de raad) aanwezig.

2.De kern van de zaak

2.1.
De man en de vrouw zijn ex-echtgenoten. Zij zijn getrouwd [in] 2018 in [woonplaats1] en [in] 2023 gescheiden. De man en de vrouw hebben geen huwelijkse voorwaarden gemaakt en zijn daarom getrouwd (geweest) in de wettelijke beperkte gemeenschap van goederen. Deze regeling houdt in hoofdlijnen in dat alle goederen die tijdens het huwelijk worden verkregen en alle schulden die tijdens het huwelijk worden aangegaan gemeenschappelijk zijn. Dit geldt ook voor goederen die partijen voor het huwelijk samen hebben verkregen en voor schulden die zij voor het huwelijk samen zijn aangegaan. Alle andere voorhuwelijkse goederen en schulden blijven privévermogen, net zoals schenkingen en erfenissen (ook die tijdens het huwelijk zijn verkregen).
2.2.
De man en de vrouw zijn de ouders van [de minderjarige1] (geboren [in] 2020) en [de minderjarige2] (geboren [in] 2021). Zij hebben gezamenlijk het gezag over hun kinderen. De kinderen wonen bij de vrouw.
2.3.
De rechtbank heeft (voor zover in hoger beroep nog van belang) een zorgregeling vastgesteld voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en de verdeling van de beperkte gemeenschap vastgesteld.
2.4.
Op 7 juni 2023 hebben partijen een notariële akte van verdeling getekend. In deze akte wordt alleen de woning verdeeld en slechts ten aanzien van die verdeling door partijen aan elkaar over en weer finale kwijting verleend. Aan deze akte van verdeling is een bijlage gehecht waarop de te betalen overbedelingssom door de man wordt berekend. Dit bedrag is in de akte van verdeling vermeld. De man heeft deze overbedelingssom conform deze berekening aan de vrouw voldaan.
2.5.
De vrouw is het gedeeltelijk niet eens met de beschikking van de rechtbank en vraagt het hof een andere zorgregeling en een andere verdeling van de beperkte gemeenschap van goederen vast te stellen. Daarnaast vraagt zij het hof de man te veroordelen in de proceskosten, in beide instanties.
2.6.
De man voert verweer en verzoekt het hof de vrouw in hoger beroep niet-ontvankelijk of het hoger beroep ongegrond te verklaren en haar verzoeken af te wijzen en de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen.

3.Het oordeel van het hof

Zorgregeling (grief 1)
3.1.
Het hof zal beslissen dat de zorgregeling blijft zoals de rechtbank heeft bepaald en zal hierna uitleggen waarom.
3.2.
De vrouw wil een zorgregeling waarbij de kinderen om de veertien dagen van donderdag na het werk van de man tot zondag 17:00 uur bij de man verblijven en in de andere week van donderdag 13:00 uur tot vrijdag 17:00 uur.
3.3.
In de huidige zorgregeling (voor zover in hoger beroep van belang) verblijven de
kinderen bij de man:
- de eerste drie weken vanaf donderdag na het werk van de man tot zondag 17:00 uur;
- de vierde week vanaf donderdag 9:00 uur tot vrijdag 17:00 uur.
De vrouw vindt dat deze regeling aangepast moet worden omdat zij nu maar één weekend per maand met de kinderen kan doorbrengen, waardoor zij maar weinig kwalitatieve tijd met de kinderen heeft. Daarnaast wil de vrouw graag aanpassing van de regeling omdat de man weigert de kinderen op donderdagochtend naar de voorschoolse opvang te brengen. Dit is volgens de vrouw belangrijk voor de kinderen omdat zij tijdens deze opvang extra les krijgen zodat zij geen taalachterstand oplopen.
3.4.
De man is het daar niet mee eens en vindt dat, nu de vrouw al zoveel meer tijd kan doorbrengen met de kinderen dan hij, het niet redelijk is dat er nog meer van zijn tijd met de kinderen wordt afgenomen. Ook wil de man graag op de donderdag dat hij de kinderen heeft flexibel zijn in de besteding van zijn tijd met de kinderen, helemaal nu deze al zo schaars is. De voorschoolse opvang is niet verplicht en hij heeft inmiddels met school de afspraak kunnen maken dat de kinderen één keer per maand niet op donderdag naar de voorschoolse opvang gaan. Van een taalachterstand is geen sprake.
3.5.
Het hof constateert dat er heel veel geprocedeerd is door de ouders en dat er nu na een lange tijd relatieve rust is gekomen. De overdrachtsmomenten verlopen inmiddels zonder noemenswaardige incidenten. Het hof is met de raad van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige2] en [de minderjarige1] is om die rust nu te behouden en de zorgregeling op dit moment niet te wijzigen. Dit belang van de kinderen weegt zwaarder dan de wens van de vrouw om de regeling aan te passen. Ondanks het feit dat de zorgregeling op dit moment redelijk goed verloopt, zullen de ouders moeten leren samenwerken. Op de zitting en uit de stukken blijkt dat de ouders elkaar blijven afkatten en diskwalificeren. Wanneer dit zo blijft zullen de procedures doorgaan en zal de relatieve rust die er nu is snel weer verdwijnen. Het volgen van een ouderschapstraject is hiervoor volgens het hof en de raad noodzakelijk. Wanneer de samenwerking tussen de ouders verbetert, zal er in de toekomst, wanneer het in het belang van de kinderen wenselijk is om de zorgregeling aan te passen, niet steeds weer een procedure hoeven te worden gestart en is de kans groter dat de ouders in staat zullen zijn om dit in onderling overleg te regelen. Grief 1 faalt.
Verdeling (grief 2 tot en met 4)
3.6.
Vervolgens verzoekt de vrouw (primair) dat de man de bankafschriften van de bankrekeningen bij [de bank] (eindigend op [nummer1] en [nummer2] ) over de periode 28 juni 2018 tot en met 1 december 2021 overlegt. Daarna wil zij dat het hof de verdeling vaststelt op grond van de inzichten die blijken uit de hiervoor opgevraagde bankafschriften. Als blijkt dat de man een geldsom heeft verzwegen, dan verbeurt hij zijn aandeel daarin aan de vrouw.
3.7.
Verder verzoekt de vrouw (subsidiair) dat de lening van de man aan zijn vader (naar het hof begrijpt wordt hier de schenking aan de man door zijn vader bedoeld) buiten beschouwing wordt gelaten bij de toedeling van de woning aan de man. Deze vordering van de man op de beperkte gemeenschap zal dan op grond van de beleggingsleer vervallen. Het gevolg daarvan is dat de vrouw de helft van de overwaarde van de woning minus de kosten van de notariële akte van verdeling zou moeten krijgen uitgekeerd.
3.8.
De vrouw verzoekt verder te bepalen dat zij een vergoedingsrecht heeft op de beperkte gemeenschap van € 8.200,00 vanwege haar voorhuwelijkse vermogen en daarnaast te bepalen dat zij aan de man € 2.229,50 dient te voldoen vanwege een onttrekking aan de beperkte gemeenschap door aflossing van haar studieschuld van € 4.459,00.
3.9.
De vrouw verzoekt tot slot te bepalen dat de man een vergoedingsrecht heeft op de beperkte gemeenschap van € 10.984,32 omdat dat zijn voorhuwelijkse vermogen betreft.
3.1
De man stelt zich op het standpunt dat de vrouw in haar hoger beroep ten aanzien van de verdeling van de beperkte gemeenschap en de vergoedingsrechten niet-ontvankelijk is. De vrouw heeft namelijk vlak voor het instellen van het hoger beroep haar handtekening gezet onder een akte van verdeling bij de notaris, waarin conform de beschikking van de rechtbank tussen partijen is afgerekend. Er is alleen een kleine aanpassing aan de banksaldi gedaan in het nadeel van de man, waarmee de man heeft ingestemd. Hij mocht er dan ook van uitgaan dat de verdeling definitief was en geen onderwerp meer van discussie. De vrouw verklaart dat zij slechts heeft meegewerkt omdat de beschikking van de rechtbank uitvoerbaar was bij voorraad. Dit heeft zij telefonisch met de notaris besproken. Zij wilde voorkomen dat de verdeling van de woning vertraging op zou lopen en heeft daarom getekend. Daarmee heeft zij echter niet haar recht verspeeld om alsnog in hoger beroep te gaan.
3.11.
Het hof overweegt als volgt. Bij de uitleg van een overeenkomst moet niet alleen gekeken worden naar de taalkundige betekenis van de tekst, maar ook naar de betekenis die partijen aan die tekst mochten toekennen, gelet op de gegeven omstandigheden van het geval en op basis van wat zij van elkaar mochten verwachten (de Haviltex-maatstaf). Daarnaast is onder meer de context van de overeenkomst van belang en hoe die overeenkomst precies tot stand is gekomen. Brieven, e-mails en gesprekken die voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst over en weer verzonden of gevoerd zijn, kunnen dus van belang zijn voor de uitleg van de overeenkomst.
3.12.
Vast staat dat er discussie was tussen partijen over de overbedelingssom, dat de beschikking van de rechtbank uitvoerbaar bij voorraad was verklaard en dat de termijn om in hoger beroep te gaan nog liep. Op de zitting is door partijen verklaard dat er vlak voor het ondertekenen van de akte van verdeling nog gesproken en gemaild is met de notaris over de hoogte van de overbedelingssom. Voldoende is gebleken dat deze discussie slechts nog ging over de saldi van een aantal bankrekeningen en dat de man ermee heeft ingestemd om de overbedelingssom op dat punt (in zijn nadeel) aan te passen met als reden dat hij de zaak wilde afsluiten. Het had dan ook op de weg van de vrouw gelegen om voor het ondertekenen van de akte van verdeling kenbaar te maken dat zij het niet alleen niet eens was met de banksaldi, maar ook niet met de berekening van de overbedelingssom zoals die voortvloeide uit de beschikking van de rechtbank, en dat zij alleen zou tekenen onder voorbehoud van het recht om alsnog in hoger beroep te gaan. De man had dan de gelegenheid gehad om een afweging te maken of hij de akte van verdeling, met de daaruit voor hem voortvloeiende verplichtingen ten opzichte van de bank, op dat moment wel wilde tekenen. Door het op deze wijze aan te pakken, heeft de vrouw de man het gerechtvaardigde vertrouwen gegeven dat hij ervan uit kon gaan dat de overbedelingsom definitief tussen partijen was vastgesteld bij de akte van verdeling. De grieven 2 tot en met 4 falen hiermee.
3.13.
Het hoger beroep slaagt niet en de bestreden beschikking wordt bekrachtigd.
3.14.
Het hof bepaalt dat elke partij in beide instanties zijn eigen kosten moet dragen (compensatie van proceskosten) vanwege de aard van de zaak (familieverhoudingen).

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 16 maart 2023;
4.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt, zowel van het hoger beroep als van de procedure bij de rechtbank.
4.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mrs. L. Hamer, M.L van der Bel en H. Phaff en is in het openbaar uitgesproken op 11 april 2024.