Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verder te noemen: de vader,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een zorgregeling voor twee minderjarigen, die onder toezicht zijn gesteld. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft bezwaar gemaakt tegen de eerder door de rechtbank Gelderland vastgestelde zorgregeling, die minimaal eens per twee weken begeleid contact met de kinderen toestond. De moeder verzocht om een ruimere omgangsregeling, waarbij de kinderen gedeeltelijk onder begeleiding bij haar thuis zouden verblijven van vrijdag tot en met zondag. De gecertificeerde instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming Gelderland, heeft verweer gevoerd en gevraagd om bekrachtiging van de bestreden beschikking.
Het hof heeft de feiten en het verloop van de procedure in eerste aanleg en hoger beroep in overweging genomen. De ouders van de kinderen hebben gezamenlijk het gezag, maar er zijn zorgen over de thuissituatie en het middelengebruik van de moeder. De kinderen zijn sinds november 2022 onder toezicht gesteld en zijn tijdelijk uit huis geplaatst. De rechtbank heeft eerder besloten dat de GI de zorgregeling zou bepalen, en het hof heeft deze beslissing bevestigd. Het hof oordeelde dat de zorgen over de ouders nog steeds aanwezig zijn en dat de moeder niet heeft aangetoond dat haar situatie stabiel is. Daarom is het verzoek van de moeder om de zorgregeling uit te breiden afgewezen en is de eerdere beschikking van de rechtbank bekrachtigd.