ECLI:NL:GHARL:2024:2430

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
10 april 2024
Zaaknummer
21-000378-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging met taakstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor openlijke geweldpleging op Oudejaarsavond 2020/2021, waarbij hij samen met anderen diverse goederen op een vuurbult heeft gegooid en bomen heeft omgezaagd. Het hof heeft de verdachte een taakstraf van 60 uren opgelegd, subsidiair 30 dagen hechtenis. De vordering van benadeelde partij 1 is deels toegewezen, waarbij het hof de schade aan de omgezaagde bomen en het wegdek heeft vastgesteld op € 5.660,-, te betalen door de verdachte. De verdachte is vrijgesproken van mishandeling van benadeelde partij 3, omdat er onvoldoende bewijs was dat deze in een bewusteloze toestand verkeerde tijdens het incident. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof tot een andere bewijsbeslissing is gekomen. De zaak benadrukt de ernst van openlijke geweldpleging en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000378-23
Uitspraak d.d.: 10 april 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 13 januari 2023 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 18-137689-22 en 18-284973-22, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 maart 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-137689-22 primair tenlastegelegde (openlijke geweldpleging tegen goederen) en ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-284973-22 tenlastegelegde (mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft) tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft tevens gevorderd de vordering van de [benadeelde 1] toe te wijzen tot een bedrag van € 21.313,- , de [benadeelde 2] niet ontvankelijk te verklaring in haar vordering en de vordering van de [benadeelde 3] volledig toe te wijzen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. E.J. Kuiters, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft de verdachte bij vonnis van 13 januari 2023, waartegen het hoger beroep is gericht, ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-137689-22 primair tenlastegelegd (openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen) en het in de zaak met parketnummer 18-284973-22 tenlastegelegde (mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft) veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. De politierechter heeft tevens de vordering van de [benadeelde 1] hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 21.313,- en de vordering van [benadeelde 3] toegewezen tot een bedrag van € 1.165,36, beide te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Tot slot heeft de politierechter de [benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zaak met parketnummer 18-137689-22:
hij op of omstreeks 31 december 2020 tot en met 1 januari 2021 te [plaats 1] , [gemeente 1]
openlijk, te weten, op/aan [straatnaam 1] , in elk geval op of aan de
openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een of meer goederen te weten een of meerdere bomen
en/of het wegdek en/of een paaltje en/of een of meerdere lantaarnpalen door:
- een of meerdere bomen om te zagen;
- deze bomen op een vuurbult te gooien;
- spullen uit een bouwcontainer op een vuurbult te gooien;
- een paaltje, toebehorend aan de [benadeelde 1] , weg te flexen;
- brandstof op een brandbult te gooien en/of
- een of meerdere lantaarnpalen onklaar te maken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks 31 december 2020 tot en met 1 januari 2021 te [plaats 1] , [gemeente 1]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk een of meer bomen, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
zaak met parketnummer 18-284973-22 (gevoegd):
hij op of omstreeks 3 juli 2022 te [plaats 2] , [gemeente 2] [benadeelde 3] heeft mishandeld door die [benadeelde 3] zijn bewusteloze lichaam aan de nek voort te slepen en/of dat bewusteloze lichaam (ongecontroleerd) (met kracht) te laten vallen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten fractuur en dislocatie van de kaakkop (links) in de kaak/het hoofd ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging in de zaak met parketnummer 18-137689-22

De raadsman van verdachte heeft ter zitting van het hof bepleit verdachte van het primair en het subsidiair tenlastegelegde vrij te spreken. Volgens de raadsman bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een veroordeling te komen.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij het volgende:
Ten laste is gelegd dat verdachte zich, tezamen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen goederen tijdens Oud en Nieuw 2020/2021. Het ten laste gelegde incident ziet op een reeks in groepsverband gepleegde vernielingen.
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken er op oudejaarsavond 2020/2021 in [plaats 1] ongeregeldheden hebben plaatsgevonden op de kruising van [straatnaam 1] met [straatnaam 2] . Op deze kruising is een groot vuur ontstoken en verschillende mensen hebben daar goederen op de vuurbult gegooid. Dit ging onder meer om brandstof uit een jerrycan, spullen uit een bouwcontainer en vijf bomen die in de directe nabijheid van het vuur stonden. De bomen werden omgezaagd om te dienen als brandstof. Door het vuur is er schade ontstaan aan het wegdek.
Verdachte heeft erkend dat hij die avond aanwezig was bij het vuur. Het hof acht - ondanks verdachtes ontkenning op dit punt - op grond van verschillende getuigenverklaringen bewezen dat hij betrokken is geweest bij het omzagen van de eikenboom. [medeverdachte]
heeft onder andere verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte met de elektrische zaag in deze boom heeft gezaagd. Het hof heeft geen redenen om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van deze getuige twijfelen, nu [medeverdachte] in die verklaring ook zichzelf heeft belast.
Het hof is van oordeel dat verdachte nauw en bewust met zijn mededaders heeft samengewerkt en een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld van oudejaarsavond 2020/2021.
Het hof acht derhalve bewezen dat de tenlastegelegde openlijke geweldpleging vrijwel in al zijn onderdelen is begaan.
Het hof zal de vernieling van het gemeentepaaltje en het onklaar maken van een of meerdere lantaarnpalen schrappen uit de bewezenverklaring ten aanzien van de openlijke geweldpleging, nu deze vernieling niet in de gezamenlijkheid van de groep is gepleegd en dit duidelijk een individuele actie van een medeverdachte is geweest en niet is gebleken is dat verdachte hierbij betrokken was.

Vrijspraak, zaak met parketnummer 18-284973-22

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer
18-284973-22 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Verdachte wordt verweten dat hij op 3 juli 2022 [benadeelde 3] heeft mishandeld door hem
- kortgezegd - in bewusteloze toestand aan zijn nek voort te slepen en/of het bewusteloze lichaam van [benadeelde 3] te laten vallen.
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte [benadeelde 3] op een niet zachtzinnige wijze uit de kroeg heeft gezet. Op de beelden die zich in het dossier bevinden is te zien dat [benadeelde 3] door verdachte middels een zogenaamde nekklem de kroeg wordt uitgesleept.
Het dossier biedt echter onvoldoende aanknopingspunten om met voldoende mate van zekerheid vast te stellen dat [benadeelde 3] - toen hij de kroeg werd uitgezet - op enig moment verkeerde in een bewusteloze toestand. Het hof merkt hierbij op dat het dossier geen medische verklaring bevat waaruit dit volgt. Ook blijkt onvoldoende uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting dat verdachte [benadeelde 3] opzettelijk heeft laten vallen. Uit het vorenstaande volgt dat het hof verdachte zal vrijspreken van het tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-137689-22 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 18-137689-22:
hij op of omstreeks 31 december 2020 tot en met 1 januari 2021 te [plaats 1] , [gemeente 1] openlijk, te weten, op/aan [straatnaam 1] , op of aan de openbare weg in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen te weten bomen en het wegdek door:
- bomen om te zagen;
- deze bomen op een vuurbult te gooien;
- spullen uit een bouwcontainer op een vuurbult te gooien en
- brandstof op een brandbult te gooien.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-137689-22 primair bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging door op oudejaarsavond midden op straat diverse goederen op een vuurbult te gooien. Ook zijn er vijf bomen omgezaagd die als brandstof voor dit vuur dienden.
Verdachte heeft aldus laten zien geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen, en heeft de [gemeente 1] overlast en schade bezorgd. Openlijke geweldpleging tegen goederen zorgt bovendien voor gevoelens van onveiligheid, zowel bij de slachtoffers als bij de samenleving in het algemeen. Dit zijn ernstige en zeer hinderlijke feiten.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met het de verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 26 februari 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van een strafbaar feit is veroordeeld.
Het hof houdt bij de strafoplegging tevens rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals door verdachte en zijn raadsman naar voren zijn gebracht ter terechtzitting van het hof.
Het hof heeft bij het bepalen van de soort en zwaarte van de op te leggen straf acht geslagen op de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. De oriëntatiepunten voor openlijke geweldpleging tegen goederen gaan uit van de oplegging van een taakstraf voor de duur van 60 uren.
Het hof ziet geen redenen om van deze oriëntatiepunten af te wijken en zal verdachte veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. Het hof acht deze straf passend en geboden.

Vordering van de [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.027,91. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Onvoldoende is gebleken dat de gestelde schade door het in de zaak met parketnummer
18-137689-22 bewezenverklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 21.438,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 21.313,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot het hieronder vermelde bedrag zal worden toegewezen.
Het hof zal het schadebedrag ten aanzien van de omgezaagde bomen in totaal vaststellen op een bedrag van € 5.160,-, te weten de vervangingswaarde (aanplant en nazorg) van de drie sierappels (€ 1.740,-), één berk (€ 1.710,-) en één eik (€ 1.710,-). Het hof zal tevens de herstelkosten ten aanzien van het wegdek (€ 500,-) toewijzen.
Het hof heeft vastgesteld dat verdachte de openlijke geweldpleging samen met twee anderen heeft gepleegd. Het hof zal de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot de schade veroorzaakt door dit feit, te weten de schade aan de bomen en het wegdek niet hoofdelijk, maar pondspondsgewijs toewijzen, zodat iedere verdachte een evenredig deel betaalt.
Dit betekent dat het hof verdachte zal veroordelen tot een betaling van in totaal
€ 1.886,67
(€ 5.160,- (bomen) + € 500,- (wegdek) = € 5.660,- / 3 = € 1.886,67)
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering van de gemeente een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.415,36. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.165,36. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-284973-22 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-284973-22 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-137689-22 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-137689-22 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.

Vordering van de [benadeelde 3]

Verklaart de [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de [benadeelde 2]

Verklaart de [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-137689-22 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.886,67 (duizend achthonderdzesentachtig euro en zevenenzestig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer
18-137689-22 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.886,67 (duizend achthonderdzesentachtig euro en zevenenzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 28 (achtentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 1 januari 2021.
Aldus gewezen door
mr. M.B. de Wit, voorzitter,
mr. L.G. Wijma en mr. B. Stapert, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 10 april 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. B. Stapert voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.