Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant1]
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling
- een akte van [appellanten] met producties
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door [appellant1] en I.H.P. Holding B.V. tegen I.H.P. Beheer B.V. De kern van het geschil betreft de ontvlechting van een groep vennootschappen, waarbij IHP Holding en IHP Beheer betrokken zijn. De Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam heeft eerder een onderzoek bevolen naar het beleid van deze vennootschappen, en [naam1] is benoemd als tijdelijk bestuurder. [appellant1] betwist de omvang van de rekening-courant verhouding en wenst inzage in de financiële administratie van IHP Beheer om het beleid van [naam1] te kunnen controleren.
In eerste aanleg heeft de voorzieningenrechter de gevraagde voorlopige voorzieningen geweigerd. [appellanten] heeft in hoger beroep aangevoerd dat er een spoedeisend belang is bij inzage in de financiële stukken van IHP Beheer, vooral gezien de onderlinge verstrengeling tussen de vennootschappen. Het hof heeft echter geoordeeld dat [appellanten] onvoldoende heeft onderbouwd dat er nog steeds een spoedeisend belang is. De aanslag vennootschapsbelasting waar [appellanten] zich op beroept, is inmiddels op nihil gesteld, en er zijn geen concrete aanwijzingen voor toekomstige fiscale claims.
Het hof heeft verder overwogen dat [appellanten] niet onder de kring van gerechtigden valt die op grond van artikel 3:15j BW openlegging van de boeken kan vorderen. Ook de subsidiaire vordering op basis van artikel 843a Rv is afgewezen, omdat IHP Beheer heeft aangevoerd dat zij niet over meer informatie beschikt dan reeds is verstrekt. Het hof heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en heeft [appellanten] veroordeeld tot betaling van de proceskosten.