In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 april 2024, gaat het om een geschil tussen de ouders van een minderjarige over het gezamenlijk gezag en de zorgregeling. De ouders, die eerder getrouwd waren, hebben samen een kind, geboren in 2020. De rechtbank Midden-Nederland had eerder een zorgregeling vastgesteld waarbij de moeder de hoofdverblijfplaats van het kind had. De vader was het niet eens met deze regeling en heeft hoger beroep ingesteld. De moeder heeft in incidenteel hoger beroep ook verzocht om wijziging van de zorgregeling en om alleen het gezag te krijgen.
Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank bekrachtigd ten aanzien van het gezamenlijk gezag, omdat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem komt te zitten tussen de ouders. Het hof oordeelt dat de ouders hun verantwoordelijkheden moeten nemen en aan hun communicatie moeten werken. Wat betreft de zorgregeling heeft het hof besloten dat de huidige regeling, die door de GI (gecertificeerde instelling) wordt beheerd, kan worden uitgebreid. De vader krijgt nu meer tijd met het kind, met een regeling die ingaat op 1 september 2024. De GI blijft verantwoordelijk voor de uitvoering van de zorgregeling, die kan worden aangepast in het belang van het kind. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen.