In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het huurrecht van de echtelijke woning na een echtscheiding. De man en de vrouw zijn op 6 mei 1990 getrouwd en hebben samen vier kinderen. De rechtbank Gelderland had eerder bepaald dat de vrouw huurder zou zijn van de woning, maar de man ging in hoger beroep tegen deze beslissing. De vrouw had de woning in april 2022 verlaten en sindsdien in haar netwerk verbleven. Het hof oordeelde dat de man meer belang heeft bij het huurrecht van de woning, omdat hij er nog steeds woont en de vrouw geen verzoek heeft gedaan om terug te keren. Het hof overwoog dat de vrouw niet had aangetoond dat zij niet in staat was om onderdak te vinden en dat de man, die afhankelijk is van instanties en geen sociaal netwerk heeft, in een kwetsbare positie verkeert. Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de rechtbank en bepaalde dat de man huurder van de woning blijft, met ingang van de dag waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.