ECLI:NL:GHARL:2024:2365

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
200.333.057/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en echtscheiding: belangenafweging tussen man en vrouw na langdurig verlaten van de woning

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het huurrecht van de echtelijke woning na een echtscheiding. De man en de vrouw zijn op 6 mei 1990 getrouwd en hebben samen vier kinderen. De rechtbank Gelderland had eerder bepaald dat de vrouw huurder zou zijn van de woning, maar de man ging in hoger beroep tegen deze beslissing. De vrouw had de woning in april 2022 verlaten en sindsdien in haar netwerk verbleven. Het hof oordeelde dat de man meer belang heeft bij het huurrecht van de woning, omdat hij er nog steeds woont en de vrouw geen verzoek heeft gedaan om terug te keren. Het hof overwoog dat de vrouw niet had aangetoond dat zij niet in staat was om onderdak te vinden en dat de man, die afhankelijk is van instanties en geen sociaal netwerk heeft, in een kwetsbare positie verkeert. Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de rechtbank en bepaalde dat de man huurder van de woning blijft, met ingang van de dag waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.333.057
zaaknummer rechtbank Gelderland 418660
beschikking van 9 april 2024
in de zaak van
[verzoeker],
die woont in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna: de man,
advocaat: mr. I.M.H. Bloemen,
en
[verweerster],
die woont in [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna: de vrouw,
advocaat: mr. J.J. van Vliet.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 7 juli 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 4 oktober 2024;
  • het verweerschrift met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 12 maart 2024 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat,
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat,
  • een tolk in de Albanese taal.

3.De feiten

3.1
De man en de vrouw zijn op 6 mei 1990 met elkaar getrouwd. Zij hebben samen vier kinderen. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze beschikking was op het moment van de mondelinge behandeling nog niet ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2
De man en de vrouw huurden tijdens het huwelijk een woning aan de [adres] in [woonplaats1] (hierna: de woning). Zij staan beiden ingeschreven op dit adres. Op dit moment verblijft de man in de woning.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft rechtbank onder meer bepaald dat de vrouw huurder zal zijn van de woning met ingang van de dag waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De rechtbank heeft deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De man is met een grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij verzoekt het hof die beschikking te vernietigen voor zover is bepaald dat de vrouw huurder zal zijn van de woning en te bepalen dat de man huurder zal zijn van de woning, met ingang van de dag waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand dan wel een door het hof te bepalen dag. De man verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.3
De vrouw voert verweer. Zij vraagt het hof om het verzoek van de man af te wijzen, de bestreden beschikking te bekrachtigen en ook te bepalen dat de man de woning moet verlaten, desnoods met inzet van politie en justitie.

5.De motivering van de beslissing

Bevoegdheid
5.1
Omdat de man de Kosovaarse nationaliteit heeft, heeft de zaak een internationaal aspect. Het hof moet ambtshalve beoordelen of het bevoegd is van de zaak kennis te nemen. Omdat partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, is de Nederlandse rechter bevoegd met betrekking tot de echtscheiding en omdat de woning in Nederland is gelegen ook met betrekking tot het huurrecht. [1]
Huurrecht
5.2
De rechter kan bij het uitspreken van de echtscheiding nevenvoorzieningen treffen, zoals bepalen wie van de echtgenoten huurder van de woonruimte zal zijn. [2] Een dergelijk verzoek kan ook voor het eerst in hoger beroep worden gedaan. [3] Bij de beslissing op dit verzoek moet de rechter met inachtneming van alle omstandigheden van het geval een belangenafweging maken.
Het standpunt van de man
5.3
Ter onderbouwing van zijn standpunt dat de belangenafweging in zijn voordeel moet uitvallen, voert de man het volgende aan. De vrouw heeft de woning in april 2022 verlaten. De man woont nog steeds (en onafgebroken) in de woning. De vrouw heeft nooit verzocht terug te mogen keren in de woning. Volgens de man hebben de vrouw en de destijds nog thuiswonende zoon [naam1] een woning gevonden in [plaats1] en woont de vrouw daar nog. De vrouw kan bovendien terecht bij haar netwerk en kan ook in aanmerking komen voor een urgentieverklaring. De man stelt dat hij zelf nergens naartoe kan. Hij ontvangt een bijstandsuitkering, heeft geen sociaal netwerk, is zeer afhankelijk van instanties en niet zelfredzaam. Bovendien is hij de Nederlandse taal niet machtig. Als hij de woning moet verlaten staat hij direct op straat. Voor een volwassen man is het uitermate moeilijk een kamer te vinden in [woonplaats1] .
Het standpunt van de vrouw
5.4
De vrouw vindt dat de belangenafweging in haar voordeel moet uitvallen. Zij voert aan dat zij ook niet zelfredzaam is. Het niet hebben van een vaste woon- of verblijfplaats maakt dat zij geen adequate hulp kan krijgen voor haar PTSS-klachten. Daarnaast hebben partijen een zoon die volgens de vrouw tijdelijk bij Iriszorg woont en voor wie het belangrijk is dat hij weer in de oude, vertrouwde woning kan terugkeren. Ten slotte is het netwerk van de vrouw inmiddels uitgeput, zodat zij daar niet langer kan verblijven.
Het oordeel van het hof
5.5
Het hof vindt van belang dat de vrouw niet heeft betwist dat zij in [plaats1] woont en dat zij in ieder geval tot nu toe in staat geweest is om onderdak te vinden. De vrouw heeft een netwerk van onder andere vriendinnen, haar dochters en een zus in Duitsland. Dat dit netwerk, zoals de vrouw stelt, inmiddels is uitgeput heeft de vrouw niet onderbouwd. De man heeft de stelling van de vrouw dat hij een goede vriend in Duitsland heeft waar hij heen kan, wél betwist. Dat de man geen sociaal netwerk heeft, zeer afhankelijk is van instanties en niet zelfredzaam is, wordt bevestigd door de door hem overgelegde brief van [naam2] van 2 oktober 2023. Ook staat in deze brief dat in de Albanese cultuur een moeder wel, maar een vader absoluut niet bij een van zijn dochters kan gaan wonen.
Dat de vrouw PTSS heeft, heeft de man erkend, maar dat maakt niet dat de vrouw meer belang heeft bij de woning dan de man. Zij heeft niet heeft onderbouwd dat geen adequate hulp kan krijgen, als zij geen huurder is van de woning. Ook haar stellingen over de zoon die bij Iriszorg woont, heeft de vrouw niet onderbouwd. In de door haar overgelegde brief van [naam3] van 11 oktober 2023 staat niet dat de opvang bij Iriszorg tijdelijk is en ook niet dat de zoon weer bij de vrouw zou moeten gaan wonen.
5.6
De vrouw heeft de echtscheidingsbeschikking niet laten inschrijven in de registers
van de burgerlijke stand en zelfs is niet gebleken dat de echtscheidingsbeschikking aan de man is betekend. De vrouw heeft ook geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een voorlopige voorziening te verzoeken tot de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. Nu er al bijna twee jaar zijn verstreken sinds de vrouw de woning heeft verlaten, moet zij naar het oordeel van het hof meer aanvoeren (en onderbouwen) dan zij heeft gedaan om de belangenafweging in haar voordeel te laten uitvallen. Van de man is het evident dat hij op zoek moet naar andere woonruimte als hij de woning moet verlaten. De vrouw heeft tot nu toe kennelijk wel andere woonruimte weten te vinden. Door het tijdsverloop mocht de man er steeds meer op vertrouwen dat hij in de woning zou kunnen blijven wonen. Het hof is dan ook van oordeel dat de man huurder van de woning dient te zijn.

6.De slotsom

Op grond van wat hiervoor is overwogen, slaagt de grief. Het hof zal de bestreden beschikking, voor wat betreft het huurrecht, vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 7 juli 2023, voor wat betreft het huurrecht;
bepaalt dat de man huurder zal zijn van de woning, gelegen aan de [adres] te [woonplaats1] , met ingang van de dag waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.E. Grosscurt, M.H.F. van Vugt en K.A.M. van Os-ten Have met mr. L.M. de Wit als griffier en is op 9 april 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.artikel 3 van Verordening Brussel II-ter en artikel 4 lid 3 onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
2.artikel 827 lid 1 sub f Rv en artikel 266 lid 5 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
3.Zie HR 7 april 2000, NJ 2000, 377 en HR 23 februari 2001, NJ 2001, 237.