ECLI:NL:GHARL:2024:2362

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
200.312.863/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststellen omgangsregeling in hoger beroep met betrekking tot kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen een vader en zijn kinderen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.M. Wolff, had in eerste aanleg verzocht om een omgangsregeling, maar dit verzoek was afgewezen door de rechtbank Gelderland. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.E. Mulder, was van mening dat er op dit moment geen ruimte is voor de vader in het leven van de kinderen, die geen behoefte hebben aan contact met hem. De bijzondere curator heeft in haar rapportage aangegeven dat de kinderen, geboren in 2012 en 2014, geen herinneringen aan hun vader hebben en dat er geen mogelijkheden zijn om een band op te bouwen. Het hof heeft de eerdere beslissingen van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de kinderen voorop staat. De ouders zijn aangespoord om samen met een kindercoach te werken aan de ontwikkeling van een mogelijke relatie tussen de kinderen en de vader, maar het hof heeft benadrukt dat contact niet kan worden afgedwongen. De beslissing van het hof houdt in dat de vader voorlopig geen omgang met de kinderen zal hebben, en dat de bijzondere curator wordt ontslagen uit haar functie. Het hof heeft de hoop uitgesproken dat door het verstrekken van informatie over de vader, de kinderen in de toekomst mogelijk interesse zullen ontwikkelen om hem te leren kennen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.312.863
(zaaknummer rechtbank Gelderland 378917)
beschikking van 9 april 2024
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. S.M. Wolff te Zwolle,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.E. Mulder te Apeldoorn.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de bijzondere curator],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
de bijzonder curator,
verder te noemen: [de bijzondere curator] .

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Voor het verloop van het geding tot 27 juni 2023 verwijst het hof naar zijn (tussen)beschikkingen 20 december 2022 en 27 juni 2023.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
  • het rapport van [de bijzondere curator] van 20 november 2023;
  • een journaalbericht van mr. Wolff van 12 december 2023 en
  • een journaalbericht van mr. Mulder van 12 december 2023 met een productie.
1.3
Op 12 maart 2024 is de mondelinge behandeling voortgezet. Aanwezig waren:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • [de bijzondere curator] en
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in voormelde (tussen)beschikkingen, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In de (tussen)beschikking van 27 juni 2023 heeft het hof het verzoek van de moeder om een andere bijzonder curator te benoemen toegewezen. Het hof heeft [de bijzondere curator] met ingang van 27 juni 2023 tot bijzonder curator benoemd over de kinderen van partijen:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2012 in [woonplaats1] , en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2014 in [woonplaats1] ,
en de bijzonder curator verzocht schriftelijk verslag te doen van haar bevindingen. De beslissing over de mogelijkheden voor contactherstel en/of omgang van de vader met de kinderen is daarbij aangehouden.
2.3
Verder heeft het hof in de (tussen)beschikking van 27 juni 2023 bepaald dat de moeder, indien zij niet ieder jaar elk kwartaal een recente en goed herkenbare foto van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] aan de vader doet toekomen via zijn advocaat, zoals is bepaald in de (tussen)beschikking van de rechtbank Gelderland van 23 februari 2021 en nader door het hof in die beschikking van 27 juni 2023, een dwangsom verbeurt van € 50,- per dag met een maximum van € 1.500,- per kwartaal.
De bevindingen van [de bijzondere curator]
2.4
Het hof heeft in de tussenbeschikking van 20 december 2022 een aantal vragen voor de bijzonder curator geformuleerd waarop het hof antwoord wil krijgen. Deze vragen worden hierna herhaald worden met daaronder het antwoord van [de bijzondere curator] in samenvatting.
1.
Biedt de situatie van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] mogelijkheden om zich een beeld te kunnen gaan vormen van hun vader?
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] waren destijds 4 en 3 jaar oud en hebben geen levende herinnering aan hun vader. Er zijn geen foto’s van de vader en er wordt niet over hem gesproken bij de moeder. Dit maakt volgens [de bijzondere curator] dat de beide kinderen zich niet alsnog een beeld van hun vader gaan vormen.
2. Zo ja, op welke wijze kan daaraan het best invulling worden gegeven en op welke termijn en onder welke voorwaarden?
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] geven aan geen behoefte te hebben aan het creëren van een beeld of band met hun vader.
De moeder geeft aan dat zij contact met de vader belangrijk vindt en in het verleden heeft meegewerkt aan het tot stand brengen van contact. Daarbij is veel hulpverlening ingezet. Het is aan het gedrag van de vader te wijten dat het niet is gelukt.
De vader beschrijft de moeder als een slechte opvoeder. Zij heeft de hulpverleners die betrokken zijn geweest gemanipuleerd. Hij twijfelt of de kinderen (ook de oudste dochter [naam1] ) zelf geen behoefte aan contact hebben.
[de bijzondere curator] heeft een heel ander beeld van de ouders dan de ouders van elkaar hebben. Zij ziet een moeder die zich coöperatief opstelt. De IB-er op school heeft ook een positief beeld geschetst van de moeder en het gezin. [de minderjarige1] ontwikkelt zich op dit moment boven verwachting. De vader onderkent de problemen die er waren in het verleden nu, maar hij voelt zich jarenlang niet gezien en wil erkenning dat hij recht op omgang met de kinderen heeft.
3.
Welke andere bevindingen komen naar voren die van belang zijn voor mogelijkheden bij [de minderjarige1] en [de minderjarige2] om zich een beeld te vormen van de vader en/of mogelijk om op langere termijn contact met de vader tot stand te brengen?
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] missen de vader niet en hebben geen plek in hun leven voor hem. Dat de moeder daar debet aan is ligt voor de hand, zij heeft geprobeerd de problemen rond rechtszaken en andere procedures van hun vandaan te houden. De nieuwe partner van de moeder heeft de vaderrol voor de beide kinderen op constructieve wijze opgepakt. Volgens de IB-er heeft de relatieve rust de afgelopen jaren een enorm positieve invloed op de kinderen gehad.
[de bijzondere curator] schat in dat het op dit moment niet in het belang van de beide kinderen is om contact of omgang met de vader in gang te zetten, ook al is dit schrijnend. Wellicht kunnen de beide kinderen gemonitord worden door een psycholoog, kindbehartiger of KIES-coach om een mogelijke behoefte aan contact met de vader te signaleren.
De ouders zouden het zichzelf volgens de bijzonder curator moeten gunnen om het beeld dat ze van elkaar hebben te her-construeren.
Volgens [de bijzondere curator] lijkt niet haalbaar en ook niet wenselijk om de informatieregeling uit te breiden. Een toevoeging aan de informatieregeling zou kunnen zijn dat de vader, op zijn beurt, eveneens regelmatig kort verslag doet van zijn leven en daarbij foto’s voegt. Mogelijk wakkert dit de interesse bij [de minderjarige1] en [de minderjarige2] aan en kan er dan uiteindelijk contact komen. Belangrijk is dat de ouders hun kinderen impliciet en expliciet toestemming geven om een band te onderhouden met de andere ouder, de sleutel ligt in hun handen.
Standpunt van de vader
2.5
De vader is het niet eens met de adviezen van [de bijzondere curator] . Hij vindt het onterecht dat [de bijzondere curator] en de IB-er er vanuit gaan dat de rust en stabiliteit worden verstoord als hij weer in het leven komt van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en dat juist het feit dat het goed gaat met de beide kinderen wordt gebruikt als argument om niet te gaan werken aan het tot stand brengen van contact. Het doet hem pijn te lezen dat de partner van de moeder zijn rol als vader heeft ingenomen en dit doet geen recht aan de fundamentele band tussen een vader en zijn kinderen. Hij wijst er op dat [de bijzondere curator] heeft meegedeeld dat er geen contra-indicaties zijn voor het contact met de vader. Hij wenst daarom dat er met behulp van een professionele organisatie wordt ingezet op het uitwisselen van informatie, een cadeautje of een kort contact. De tijd gaat verder, de kinderen groeien op en dit kan hij later niet meer inhalen. Het herkennen van eigenschappen in je beide biologische ouders maakt dat je jezelf kunt kennen en kunt opgroeien in zelfbewustzijn en dat moeten [de minderjarige1] en [de minderjarige2] nu missen.
Standpunt van de moeder
2.6
De moeder is het eens met de conclusies van [de bijzondere curator] en stelt dat de bestreden beschikking in stand kan blijven. Het is op dit moment niet in het belang van de kinderen dat zij zonder daaraan behoefte te hebben, informatie moeten aanhoren over hun vader en dat er een nieuwe hulpverlener betrokken wordt. Iedere stap in het kader van contactherstel zal de rust in het gezin van de moeder verstoren en een negatieve invloed hebben op de ontwikkeling van de kinderen. De IB-er wil informatie vanuit de vader ook niet met de kinderen bespreken omdat de school een veilige omgeving voor de kinderen moet zijn. Zij staat het contact met de vader niet in de weg en er rust geen taboe op de vader bij haar thuis. Mogelijk ontstaat er vanuit rust in de toekomst wel behoefte aan informatie.
Advies van de raad
2.7
De raad is van mening dat een omgangsregeling tussen de beide kinderen en de vader op dit moment niet mogelijk is. Contact moet niet worden afgedwongen; de weerstand zal dan alleen maar groter worden. De oorzaak van de situatie ligt bij de ouders. Ook al is in het verleden al veel hulpverlening ingezet, het is wel belangrijk voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] dat er een “draadje” gaat komen met hun vader. Dit is niet schadelijk voor de kinderen, zoals de moeder stelt. Misschien kan daarbij de hulp van een kindercoach worden ingezet. Deze kan af en toe met de beide kinderen praten over hoe het met ze gaat en hoe ze zich voelen en daarbij ook de vader bespreken. Het is begrijpelijk dat de vader zich gefrustreerd voelt maar dit is het hoogst haalbare, omdat de ouders zelf onmachtig zijn om anders met de situatie om te gaan. De raadsvertegenwoordiger benoemt dat ze veel non-verbale communicatie ziet bij beide ouders. De kinderen zullen dat ook zien en willen (en moeten) hiermee niet geconfronteerd worden.
Reacties op het advies van de raad
2.8
[de bijzondere curator] is het eens met het voorstel van de raad om een kindercoach voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] aan te stellen.
De advocaat van de vader deelt mee dat de vader bang is dat het traject met een kindercoach zoals de raad voorstelt snel zal verzanden, indien het in een vrijwillig kader wordt uitgevoerd. Hij zou graag willen dat het hof de behandeling van deze zaak aanhoudt om de voortgang in het oog te houden.
De moeder wil geen aanhouding van de procedure, dat brengt teveel spanningen en onrust voor haar mee.
Oordeel van het hof
2.9
Het hof trekt de constatering van [de bijzondere curator] dat er op dit moment geen ruimte is bij de kinderen voor een plek voor de vader in hun leven niet in twijfel. Het hof heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep aan de ouders voorgehouden dat [de bijzondere curator] een heel ander beeld van de ouders heeft dan dat de ouders van elkaar hebben. Beide ouders hebben het door [de bijzondere curator] omschreven positievere beeld van zichzelf wel beaamd. Tegelijkertijd ziet het hof bij beide ouders onvoldoende ruimte om het beeld van de andere ouder, dat dus gebaseerd is op ervaringen die inmiddels al vele jaren terug zijn opgedaan, te kunnen bijstellen. Het hof leidt uit het relaas van de bijzonder curator en de inhoud van de stukken in deze procedure af dat beide ouders verder zijn gegaan met hun leven en dat bij beiden veel veranderd is in positieve zin. Zolang de ouders dit niet bij elkaar kunnen zien, zal geen ruimte ontstaan voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] om zich een beeld van hun vader te gaan vormen en om het contact met hem te kunnen aangaan.
De raad heeft opgemerkt dat er eerst een vorm van nieuwsgierigheid bij de beide kinderen moet ontstaan naar hun vader. Naar het oordeel van het hof moet dat met behulp van een kindercoach in een vrijwillig kader gebeuren. Het hof begrijpt dat dit frustrerend is voor de vader, maar de moeder of de kinderen onder druk zetten is in de gegeven omstandigheden echt niet wenselijk en dit zal zich ook juist tegen de vader keren. Het hof ziet daarom geen aanleiding om deze procedure enige tijd aan te houden.
Het hof zal de beslissing van de rechtbank in de bestreden beschikking van 4 april 2022, inhoudende dat het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling wordt afgewezen, daarom bekrachtigen.
Daarbij gaat het hof er vanuit dat de ouders er – samen met hun advocaten – voor zorgen dat een kindercoach voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] wordt benoemd die de opdracht zoals door [de bijzondere curator] en de vertegenwoordiger van de raad omschreven gaat uitvoeren. Het hof spreekt de hoop uit dat door het verstrekken van informatie over de vader en over zijn huidige situatie via een kindercoach bij de beide kinderen de wens zal ontstaan om hem persoonlijk te leren kennen. De komende periode kunnen de ouders zelf gebruiken om te proberen anders naar de andere ouder te leren kijken.
2.1
Tijdens de mondelinge behandeling op 12 maart 2024 is het hof gebleken dat de informatieregeling na wat aanloopproblemen op dit moment wel wordt uitgevoerd door de moeder. Het hof ziet geen aanleiding om op dit punt een aanvullende beslissing te geven en blijft bij zijn beslissing zoals gegeven in voornoemde (tussen)beschikking van 27 juni 2023.
2.11
Tot slot heeft [de bijzondere curator] verzocht haar te ontslaan als bijzonder curator in deze procedure. [de bijzondere curator] heeft het hof verteld dat haar te verstaan gegeven is dat dit nodig is om in aanmerking te kunnen komen voor een vergoeding van de werkzaamheden die zij in het kader van deze procedure heeft verricht. Het hof zal om praktische redenen aan dit verzoek van [de bijzondere curator] gehoor geven, ook al vraagt het hof zich af of dit nodig is, nu het hof een eindbeslissing geeft en de procedure met deze beschikking eindigt.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 4 april 2022 ten aanzien van de beslissing om het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling af te wijzen;
ontslaat met ingang van heden [de bijzondere curator] voornoemd als bijzonder curator in deze procedure;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, P.B. Kamminga en S. Kuijpers, bijgestaan door de griffier, en is op 9 april 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.