ECLI:NL:GHARL:2024:2358

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
200.312.369/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en wijziging omgangsregeling in het belang van het kind

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezamenlijk gezag en de wijziging van de omgangsregeling tussen de ouders van een minderjarige. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft verzocht om alleen belast te worden met het gezag over de minderjarige, terwijl de vader, de andere partij, zijn recht op zorgregeling heeft aangevochten. Het hof heeft eerder, in een tussenbeschikking van 31 januari 2023, het verzoek van de moeder om alleen gezag aan haar toe te kennen aangehouden en een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming gelast. Dit onderzoek heeft geleid tot een rapport waarin werd geconcludeerd dat er onvoldoende aanleiding was om het gezamenlijk gezag te beëindigen, maar dat er wel begeleiding nodig was bij de omgang tussen de vader en de minderjarige.

Tijdens de mondelinge behandeling op 12 maart 2024 hebben beide ouders aangegeven dat zij het in het belang van de minderjarige vinden dat de moeder alleen het gezag uitoefent. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders niet goed kunnen afstemmen, wat leidt tot spanningen, en dat het belangrijk is dat de moeder als verzorger voldoende beschikbaar is voor de minderjarige. Gezien de overeenstemming tussen de ouders en het advies van de Raad, heeft het hof besloten het verzoek van de moeder toe te wijzen en haar alleen met het gezag te belasten. Tevens is de omgangsregeling gewijzigd, waarbij de vader eenmaal per maand gedurende een uur contact kan hebben met de minderjarige, onder begeleiding van de moeder. De ouders dienen in onderling overleg de details van het contact af te stemmen.

De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad en de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Deze beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.312.369/01
(zaaknummer rechtbank Gelderland 368626)
beschikking van 9 april 2024
inzake
[verzoekster],
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
wonende op een bij het hof bekend adres,
advocaat: mr. C.H.J. Willemsen in Arnhem,
en
[de vader],
verder te noemen: de vader,
woonplaats te [woonplaats1] ,
advocaat: mr. N.A. de Kock in Utrecht.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 31 januari 2023 verwijst het hof naar zijn (tussen) beschikking van die datum.
1.2
In die (tussen)beschikking heeft het hof het verzoek van de moeder om haar primair alleen te belasten met het gezag over [de minderjarige] en de vader het recht op een zorgregeling te ontzeggen aangehouden. Het hof heeft haar subsidiaire verzoek om een onderzoek door de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) te gelasten naar de invulling van het gezag en een zorgregeling toegewezen.
Het hof heeft voor de duur van het onderzoek door de raad als zorgregeling bepaald dat [de minderjarige] eenmaal per veertien dagen onder begeleiding een uur contact heeft met de vader bij een omgangshuis, een en ander door de ouders in overleg met de hulpverlening te regelen. Daarbij heeft het hof overwogen dat het de raad vrij staat gedurende zijn onderzoek deze zorgregeling in het belang van [de minderjarige] aan te passen.
1.3
Het hof heeft op 7 augustus 2023 een rapport van de raad ontvangen.
1.4
Bij journaalbericht van 14 september 2023 heeft de moeder het hof bericht dat zij zich grotendeels kan vinden in het advies van de raad. Zij verzoekt de zaak zo mogelijk schriftelijk af te doen.
1.5
De vader is in de gelegenheid gesteld tot 23 november 2023 om zich nader uit te laten over de verdere voortgang van de procedure maar heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
1.6
Bij journaalbericht van 1 maart 2024 en een brief van diezelfde datum heeft de advocaat van de moeder producties 9 tot en met 13 ingediend.
1.7
Omdat de vader niet heeft gereageerd op het rapport van de raad is op 12 maart 2024 opnieuw een mondelinge behandeling in deze zaak geweest. Aanwezig waren:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
  • de vader, en
  • een vertegenwoordiger van de raad.

2.De verdere motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de (tussen)beschikking van 31 januari 2023, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
De raad heeft in haar rapport van 7 augustus 2023 geconcludeerd dat er vooralsnog onvoldoende aanleiding is om het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] te beëindigen en dat betrokkenheid van neutrale derden (netwerk en/of professionals) langdurig nodig zal zijn bij de uitvoering van contacten tussen de vader en [de minderjarige] . Contacten met de vader kunnen worden opgebouwd naar een dagdeel, maar uitbreiding naar een hele dag of een weekend is niet haalbaar. Gedurende het raadsonderzoek is eenmalig een omgangsmoment geweest.
2.3
De moeder heeft het hof bij voormelde brief van 1 maart 2024 bericht dat getracht is begeleiding vanuit een instantie bij de omgang in te zetten, maar dat de vader geen begeleiding door een instantie wenst. Dat is jammer, want [de minderjarige] vindt het fijn om contact te hebben met zijn vader. Op 26 oktober 2023 heeft eenmaal omgang plaatsvonden onder begeleiding van de moeder bij een speelparadijs in [plaats1] . De moeder heeft vervolgens aan de vader kenbaar gemaakt dat zij vindt dat het aan de vader is om initiatief voor omgang te tonen en een afspraak te maken. De moeder heeft de vader verder de gelegenheid gegeven om op woensdag en zaterdag te bellen met [de minderjarige] . De vader maakt daar sinds medio oktober 2023 geen gebruik meer van, omdat hij het niet prettig vindt om te bellen. Ook van omgang is sedert oktober 2023 geen sprake meer geweest. De vader wil liever met de moeder en [de minderjarige] op een openbare plek afspreken voor omgang.
Na december 2023 tot 7 februari 2024 heeft de moeder niets van de vader vernomen. Via een Whatsappbericht heeft de vader op 7 februari 2024 aan haar laten weten dat hij alsnog akkoord wil gaan met het verzoek van de moeder om haar het eenhoofdig gezag te geven over [de minderjarige] .
2.4
Tijdens de mondelinge behandeling op 12 maart 2024 is gebleken dat partijen overeenstemming hebben over het gezag en de omgang tussen de vader en [de minderjarige] .
gezag
2.5
De moeder en de vader zijn inmiddels beiden van mening dat het in het belang van [de minderjarige] is dat de moeder het gezag over hem alleen gaat uitoefenen. De vader werkt uiteindelijk meestal wel mee aan beslissingen van de moeder voor [de minderjarige] , maar regelmatig ontstaat eerst wrijving. De ouders kunnen niet goed afstemmen met elkaar en dit geeft spanningen bij de moeder. De ouders hebben beiden last van eigen problematiek en het is belangrijk dat de moeder als verzorger en opvoeder van [de minderjarige] wel voldoende beschikbaar voor hem kan zijn en zij dus niet belast wordt met conflicten rondom het gezag.
2.6
De raadsvertegenwoordiger heeft ter zitting meegedeeld dat zij gezien hetgeen ter zitting aan de orde is geweest terugkomt op de conclusie van de raad in zijn rapport.
Gelet op de gang van zaken tot nu toe is zij van mening is dat inmiddels wordt voldaan aan het klemcriterium zoals genoemd in artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek (BW) en het in het belang is van [de minderjarige] dat de moeder voortaan alleen belast zal zijn met het gezag over hem. De vader werkt uiteindelijk vaak wel mee, maar dat neemt niet weg dat het overleg dan al veel spanningen heeft gegeven.
2.7
Het hof zal de bestreden beschikking, gelet op de overeenstemming tussen partijen, het advies van de raad en de belangen van [de minderjarige] , ten aanzien van het gezag vernietigen en het verzoek van de moeder om haar alleen te belasten met het gezag over [de minderjarige] alsnog toewijzen. Het hof acht eenhoofdig gezag op dit moment het meest in het belang van [de minderjarige] .
contact tussen de vader en [de minderjarige]
2.8
Over het contact tussen de vader en [de minderjarige] heeft de moeder meegedeeld dat wat haar betreft kan worden afgesproken dat de vader [de minderjarige] in haar bijzijn bijvoorbeeld eenmaal per maand gedurende een uur mag zien. De vader kan haar bellen om een afspraak te maken. Zij zal [de minderjarige] op het bezoek voorbereiden, dus het is belangrijk dat de vader een afspraak wel daadwerkelijk uitvoert. De moeder informeert de vader ook regelmatig over [de minderjarige] .
De vader beaamt dat het contact tussen de ouders goed is als het er is. Het voorstel van de moeder over de omgang is passend en wat hem betreft akkoord. Met zijn begeleiders kan hij oppakken hoe hij kan zorgen dat hij daadwerkelijk een afspraak gaat maken en deze goed nakomt.
2.9
De raadsvertegenwoordiger is van mening dat het voorstel van de moeder een goede oplossing is, omdat duidelijk is dat de gebruikelijke hulpverlening en begeleiding onvoldoende aansluit bij de situatie van de ouders.
Zij adviseert de ouders tot slot om in het contact tussen de vader en [de minderjarige] ook het jongere halfbroertje [naam1] een keer te betrekken.
2.1
Het hof is op grond van het vorenstaande van oordeel dat met inachtneming van artikel 1:377e BW de in de echtscheidingsbeschikking van 26 september 2018 vastgestelde contactregeling tussen de vader en [de minderjarige] moet worden gewijzigd overeenkomstig het voorstel van de moeder tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep. Iedereen is het er over eens dat dit voorstel in het belang van [de minderjarige] is en voor beide ouders ook goed uitvoer is.
2.11
Het hof zal de bestreden beschikking ten aanzien van het gezag en het contact tussen de vader en [de minderjarige] vernietigen en als volgt beslissen.
2.12
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, omdat de procedure over hun zoon gaat.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank van Gelderland, zittingsplaats Zutphen, 31 maart 2022, en opnieuw beschikkende:
belast de moeder alleen met het gezag over [de minderjarige] , geboren [in] 2017 te [plaats1] ;
wijzigt de in de echtscheidingsbeschikking van 26 september 2018 vastgestelde regeling over het contact tussen de vader en [de minderjarige] en bepaalt dat de ouders vanaf heden in onderling overleg vorm zullen geven aan het contact tussen de vader en [de minderjarige] , waarbij als uitgangspunt geldt dat de vader eenmaal per maand één uur contact zal hebben met [de minderjarige] met begeleiding door de moeder; de vader dient vooraf telefonisch contact te zoeken met de moeder om de dag, plaats en tijd af te stemmen waarop het contact kan plaatsvinden;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, J.B. de Groot en S. Kuijpers, bijgestaan door de griffier, en is op 9 april 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.