ECLI:NL:GHARL:2024:2340

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
200.329.893/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Curatele en de noodzaak van een neutrale curator in complexe familieverhoudingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondercuratelestelling van een 97-jarige vrouw, die door haar complexe familieverhoudingen en geestelijke toestand niet in staat is haar belangen te behartigen. De verzoeker, de zoon van de betrokkene, heeft in hoger beroep de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel van 17 april 2023 bestreden, waarin de betrokkene onder curatele is gesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene, die sinds januari 2023 in een kleinschalige woonvorm voor mensen met dementie verblijft, niet in staat is om zelfstandig beslissingen te nemen over haar zorg en welzijn. De zorgprofessionals hebben herhaaldelijk hun zorgen geuit over de thuissituatie van de betrokkene, die eerder in een vervuild huis werd aangetroffen en die door haar zoon werd onttrokken aan noodzakelijke zorg. Het hof heeft geoordeeld dat de maatregelen van mentorschap en bewind niet voldoende zijn om de belangen van de betrokkene te beschermen en dat een neutrale en professionele curator noodzakelijk is gezien de gecompliceerde familieverhoudingen. De grieven van de verzoeker zijn verworpen en de beschikking van de kantonrechter is bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.329.893/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 10356342)
beschikking van 26 maart 2024
in de zaak van
[verzoeker]( [verzoeker] ),
zoon van betrokkene,
die woont op een geheim te houden adres,
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. H.H. Jansen te Apeldoorn,
en
Stichting [verweerster]( [verweerster] ),
die gevestigd is in [vestigingsplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
advocaten: mr. L.A.P. Arends en mr. M. Swelsen te Arnhem.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de curator] , handelend onder de naam [naam1](de curator),
die gevestigd is in [vestigingsplaats2] ,
[de betrokkene](betrokkene),
die woont in [woonplaats1] ,
[dochter1]( [dochter1] , dochter van betrokkene),
die woont in [woonplaats2] ,
[dochter2]( [dochter2] , dochter van betrokkene),
die woont in [woonplaats3] ,
[zoon]( [zoon] , zoon van betrokkene)
die woont in [woonplaats4] ,
[dochter3]( [dochter3] , dochter van betrokkene),
die woont in [woonplaats5] .

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo respectievelijk Zwolle van 1 maart 2023 en 17 april 2023. De beschikking van 17 april 2023 werd uitgesproken onder voormeld zaaknummer en zal hierna ook de bestreden beschikking worden genoemd.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 14 juli 2023;
- een e-mailbericht van [zoon] en [dochter1] van 24 juli 2023;
- een journaalbericht namens [verzoeker] van 27 juli 2023 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens [verzoeker] van 10 augustus 2023 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens [verzoeker] van 21 augustus 2023 met bijlage(n);
- een brief van de curator van 4 september 2023 met bijlage(n);
- het verweerschrift van [verweerster] met bijlage(n);
- een brief van de curator van 20 november 2023;
- een brief van [verweerster] van 7 februari 2024;
- een journaalbericht namens [verzoeker] van 27 februari 2024.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 29 februari 2024 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
  • mr. Jansen namens [verzoeker] ,
  • de curator,
  • [verweerster] , vertegenwoordigd door [naam2] (maatschappelijk werkster),
[naam3] (verpleegkundig specialist ouderengeneeskunde) en [naam4]
(specialist ouderengeneeskunde), en bijgestaan door haar advocaten.
2.3
Mr. Jansen heeft ter zitting een verzoek gedaan om de zaak aan te houden, omdat haar cliënt niet is verschenen, dan wel om in verband daarmee een extra schriftelijke ronde toe te staan. Dat verzoek is afgewezen.

3.De feiten

3.1
Betrokkene is geboren [in] 1927 en verblijft sinds 17 januari 2023 bij [verweerster] in ‘ [naam5] ’. Dat is een kleinschalige woonvorm voor mensen met dementie.
3.2
[verweerster] heeft de kantonrechter op 28 februari 2023 verzocht betrokkene onder curatele te stellen.
3.3
Bij beschikking van 1 maart 2023 heeft de kantonrechter in afwachting van de beslissing op het verzoek tot ondercuratelestelling van betrokkene een provisioneel bewind ingesteld met benoeming van [de curator] , handelend onder de naam [naam1] , tot provisioneel bewindvoerder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de kantonrechter betrokkene onder curatele gesteld wegens haar lichamelijke en geestelijke toestand met ingang van de dag na de datum van de beschikking en de curator als zodanig benoemd.
4.2
[verzoeker] is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 17 april 2023. Hij verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek tot ondercuratelestelling van betrokkene alsnog af te wijzen.
4.3
[verweerster] voert verweer en zij verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen, zo nodig met aanvulling en/of verbetering van de gronden. De curator heeft ter zitting verweer gevoerd en het hof verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:378 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een meerderjarige door de kantonrechter onder curatele worden gesteld, wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. gewoonte van drank- of drugsmisbruik,
en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
5.2
Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is het hof gebleken dat betrokkene inmiddels bijna 97 jaar oud is en dat zij tot 17 januari 2023 nog samen met [verzoeker] zelfstandig thuis woonde. Meerdere betrokken instanties hebben hun zorgen daarover geuit. [verzoeker] wees alle noodzakelijke hulp van de hand. Eind 2021 werd betrokkene door de huisarts aangetroffen in een vervuild huis. Van december 2021 tot januari 2022 verbleef betrokkene in het ziekenhuis ( [naam6] ) en aansluitend revalideerde zij bij [verweerster] . [verzoeker] stond niet achter die opname en nam betrokkene tegen het advies van de zorgprofessionals weer mee naar huis. Op 31 december 2022 is betrokkene opnieuw opgenomen op de afdeling Interne Geneeskunde van [naam6] wegens volgens de huisarts ‘
verwaarlozing in de thuissituatie bij een reeds bestaande complexe thuissituatie (woont samen met autistische zoon die hulpverleners afweert).’ Tijdens die opname is gebleken dat betrokkene een gecompliceerde urineweginfectie had en een doorligwond op haar bil. [naam6] heeft op 17 januari 2023 een ontslagbrief gestuurd aan de huisarts van betrokkene. Uit die brief blijkt dat gedurende de opname van betrokkene in [naam6] , en reeds tijdens de eerdere opname in 2022, is vastgesteld dat betrokkene wilsonbekwaam is als het gaat om de keuze of zij wel of niet naar huis kan, omdat zij de gevolgen van haar keuze niet kan overzien en eenvoudig wordt beïnvloed door de mening van derden. In overleg met de kinderen is betrokkene doorverwezen naar [naam5] . Alleen [verzoeker] was het met die beslissing niet eens. Op 24 februari 2023 heeft [verzoeker] betrokkene opnieuw meegenomen naar huis, waarna de politie haar weer terug heeft gebracht naar het Zonnehuis.
5.3
Uit de door [verweerster] overgelegde stukken blijkt dat betrokkene een indicatie heeft voor zorgprofiel VV5, te weten beschermd wonen met intensieve dementiezorg. [verweerster] heeft toegelicht dat dit een indicatie is voor bijna geheel zorgafhankelijke cliënten die intensieve begeleiding en verzorging nodig hebben in verband met ernstige dementiële problemen. Sinds 2018 is bij betrokkene een cognitief functieverlies vastgesteld. Naast haar dementiële problemen is betrokkene onder andere bekend met een hartritmestoornis, een hoge bloeddruk en een te traag werkende schildklier, waardoor zij medische zorg nodig heeft. Ter zitting is namens [verweerster] verklaard dat betrokkene volledig bedlegerig is.
5.4
Het hof is van oordeel dat op grond van het vorenstaande, in het bijzonder de brief van [naam6] van 17 januari 2023 en de indicatie van betrokkene, voldoende is gebleken dat zij als gevolg van haar lichamelijke en geestelijke toestand duurzaam haar belangen niet behoorlijk kan waarnemen. Gelet op het ziektebeeld van betrokkene en het te verwachten progressieve beloop daarvan, is er geen grond om aan te nemen dat dit binnen afzienbare tijd zal verbeteren. Hoewel [verzoeker] heeft gesteld dat betrokkene uitdrukkelijk de wens heeft dat hij voor haar zorgt, en een beschermingsmaatregel achterwege kan blijven, is deze naar het oordeel van het hof wel noodzakelijk, omdat gebleken is dat [verzoeker] verwaarlozing van betrokkene in haar thuissituatie niet heeft kunnen voorkomen. Ook nadien heeft hij in strijd gehandeld met haar belangen door haar meermaals aan de zorg te onttrekken die zij volgens de specialisten nodig had.
5.5
Het hof acht de maatregelen van mentorschap en bewind in dit geval niet afdoende om de belangen van betrokkene voldoende te beschermen. De maatregel van ondercuratelestelling past naar het oordeel van het hof bij de wilsonbekwaamheid van betrokkene, zoals die in de brief van [naam6] van 17 januari 2023 is vastgesteld en die als zodanig niet is betwist. De curator heeft ter zitting onweersproken verklaard dat zij door de duidelijkheid die voor alle betrokkenen uitgaat van de maatregel van curatele beter in staat is de belangen van betrokkene te beschermen, dit mede in het licht van de problematische familieverhoudingen en de opstelling van [verzoeker] . Het hof acht de maatregel van ondercuratelestelling op grond van het vorenstaande daarom de meest passende beschermingsmaatregel.
5.6
Gelet op de gecompliceerde familieverhoudingen rondom betrokkene, en de onenigheid tussen [verzoeker] enerzijds en de andere kinderen anderzijds over het verblijf van betrokkene bij [naam5] , acht het hof het in het belang van betrokkene noodzakelijk dat een neutrale en professionele curator deze functie vervult. Niet gebleken is van enige contra-indicatie voor de geschiktheid van de huidige curator. Het hof zal haar benoeming daarom bekrachtigen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking daarom bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 17 april 2023;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.G. Knot, mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard en
mr. M. Kemmers, bijgestaan door mr. M. Oevering als griffier, en is op 26 maart 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.