ECLI:NL:GHARL:2024:2292

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
21-004271-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake belaging met vrijheidsbeperkende maatregelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 1964, was eerder veroordeeld voor belaging van zijn ex-partner, waarbij hij een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand had gekregen. De verdachte heeft gedurende een periode van meer dan veertien maanden stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, door onder andere dreigende berichten en ongewenste fysieke benaderingen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging, zoals gedefinieerd in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en een zwaardere straf opgelegd, bestaande uit een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, een taakstraf van 240 uren, en een contactverbod van vijf jaar. Tevens is er een gebiedsverbod opgelegd, waardoor de verdachte zich niet binnen 150 meter van het slachtoffer en haar naasten mag bevinden. Het hof heeft de ernst van de gedragingen van de verdachte benadrukt, gezien de impact op het slachtoffer en de noodzaak om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004271-23
Uitspraak d.d.: 3 april 2024
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshofArnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle,van 8 september 2023 met parketnummer 08-078240-23 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
wonende te [woonplaats]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 maart 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. G.J. Ligtenberg, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte ter zake van belaging veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een gevangenisstraf voor de duur van een maand voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast heeft de politierechter aan verdachte vrijheidsbeperkende maatregelen zoals bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opgelegd, te weten een contact- en locatieverbod, en heeft bevolen dat de opgelegde maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 20 maart 2023 te [plaats 1] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door voornoemde [slachtoffer] :
- een of meer berichten, waaronder via e-mail en/of Whatsapp te sturen, inhoudende onder andere de teksten: "Hou de deur dicht of doe hem open nu het nog kan" en/of "Je was thuis en niet bij je vader. Het komt vanzelf goed, ik pak mijn moment",
- een of meer brieven te sturen, inhoudende onder andere de teksten: "Ga dat gesprek nu maar gewoon aan", "Donderdag was je bij je vader, ik heb nog even getwijfeld toe te slaan" en/of "Ik heb je gezegd dat jij het had kunnen voorkomen",
- een of meer foto's te sturen, waaronder foto's van voornoemde [slachtoffer] en hem, verdachte, en/of door:
- een of meer briefjes, kaarten en/of bossen bloemen, achter de ruitewissers van voornoemde [slachtoffer] te plaatsen, inhoudende onder andere de teksten: "zonder [slachtoffer] is het leven een stuk minder leuk", "Ga dan ook maar met me communiceren" en/of "Je was er weer niet donderdag",
- een of meer voorwerpen naar voornoemde [slachtoffer] te sturen, onder andere een baksteen, USB stick, chocolade en/of bloemen en/of
- zich bij en rondom de woning van voornoemde [slachtoffer] en/of de woning van haar vader te begeven,
met het oogmerk voornoemde [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit en dat het vonnis van de politierechter voor wat betreft de bewezenverklaring kan worden bevestigd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en heeft daartoe aangevoerd dat verdachte in de tenlastegelegde periode weliswaar contact heeft gehad met aangeefster, maar dat dit contact niet alleen van de kant van verdachte kwam. Er kan dus niet gesproken worden van belaging. Ook was het voor verdachte geenszins duidelijk dat zijn pogingen om contact te zoeken verkeerd op aangeefster overkwamen.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Vooropgesteld moet worden dat voor een bewezenverklaring van belaging ex artikel 285b, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (Sr) sprake dient te zijn van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van een ander, welke inbreuk opzettelijk en wederrechtelijk moet zijn. De inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van een ander moet ook stelselmatig plaatsvinden. Ten slotte moet de verdachte het oogmerk hebben gehad die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van een ander als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, Sr zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Deze in aanmerking te nemen beoordelingsfactoren zijn daarbij in zekere mate communicerende vaten. Het gaat dus niet zozeer om een weging van elke factor op zichzelf, maar om de waardering van het gehele handelen van de verdachte en de vraag of dat handelen in zijn totaliteit bezien voldoet aan de eisen die aan belaging in artikel 285b, eerste lid, Sr worden gesteld.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat verdachte met aangeefster een relatie heeft gehad die door aangeefster medio 2021 is verbroken. Vervolgens is de relatie eind 2021 gedurende 7 weken hervat waarna aangeefster de relatie opnieuw heeft verbroken. Verdachte heeft vanaf 1 januari 2022 op indringende en intensieve wijze geprobeerd met aangeefster [slachtoffer] in contact te komen, waarbij hij zich ook dreigend jegens haar heeft uitgelaten. Aangeefster heeft in de tenlastegelegde periode ongeveer 100 berichten, brieven, kaarten en foto’s ontvangen. Verder heeft verdachte aangeefster meerdere malen thuis opgezocht en haar opgewacht om fysiek met haar in contact te kunnen komen. Daarnaast heeft verdachte aangeefster pakketjes, bossen bloemen en een baksteen gestuurd. Verdachte heeft ook een tatoeage van de naam van aangeefster op zijn arm laten zetten, haar daarvan foto’s gestuurd en hij heeft een soortgelijke auto gekocht met dezelfde kleur als die van aangeefster. Deze heeft hij eenmaal naast de auto van aangeefster geparkeerd waarin op dat moment op de passagiersstoel van die auto een skelet was neergezet. Ook heeft verdachte zich bij en rondom de woning van aangeefster en de woning van haar vader begeven. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat het niet goed is geweest dat hij zoveel contact met aangeefster heeft gezocht. Volgens verdachte had dat anders gekund en anders gemoeten.
Aangeefster heeft aan verdachte te kennen gegeven dat zij niet gediend was van zijn toenaderingen. Zij heeft verdachte meerdere malen geblokkeerd op WhatsApp, e-mail en sociale media. Verdachte stuurde vervolgens e-mails naar aangeefster met steeds nieuw aangemaakte e-mailadressen. In april 2022 is verdachte er door zijn zus op gewezen dat de relatie over is tussen verdachte en aangeefster, dat hij dat moet accepteren en dat aangeefster geen contact meer met hem wilde. De wijkagent heeft in de maand juni 2022 geprobeerd om met verdachte een zogenaamd stopgesprek te voeren maar verdachte heeft dit geweigerd. Aangeefster heeft in de hoop dat verdachte zou stoppen, op 30 september 2022 voor de laatste keer een fysiek gesprek gehad met verdachte.
Gelet op de frequentie van het sturen van berichten, het achterlaten van pakketten, het niet beantwoorden door aangeefster van zijn pogingen om in contact te komen in samenhang bezien met de vaak verwijtende en soms dreigende aard van de inhoud van de door hem verstuurde berichten, bezien tegen de achtergrond van de beëindiging van de relatie in januari 2022 en het verbreken van het contact door aangeefster, moet het voor verdachte volstrekt duidelijk zijn geweest dat deze wijze van contact zoeken geheel tegen de wil van aangeefster was en daarmee wederrechtelijk. De gedragingen zijn op basis van verdachtes verklaring bij de politie en ter terechtzitting in hoger beroep naar het oordeel van het hof te beschouwen als pogingen om aangeefster telkens te dwingen met hem, verdachte, contact te hebben om, naar zijn zeggen, telkens met hem te spreken over de reden van het beëindigen van hun relatie. Hij wilde daarop kennelijk een voor hem bevredigend antwoord. Toen hij dat niet of in zijn visie onvoldoende kreeg, bleef hij proberen om op verschillende manieren contact met aangeefster te leggen. Gelet op het steeds weer aandringen, het persistente veelvuldig contact zoeken en het gebruik van beledigende, verwijtende en dreigende teksten is het duidelijk dat aangeefster vrees werd aangejaagd. Aangeefster heeft uiteindelijk hiervan aangifte en een klacht gedaan.
Het hof is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster - naar objectieve maatstaven bezien - zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. Dat aangeefster op sommige momenten wel op berichten heeft gereageerd, doet niet af aan de wederrechtelijkheid van het totaal van de gedragingen in de tenlastegelegde periode. Het eenmalige gesprek met verdachte op initiatief van aangeefster op 30 september 2022 doet dat evenmin.
Een stelselmatige inbreuk op iemands persoonlijke levenssfeer is in beginsel ook wederrechtelijk. Alleen in uitzonderlijke situaties kan daarvoor een rechtvaardiging bestaan. Een uitzonderlijke situatie, waardoor de wederrechtelijkheid aan de gedragingen van verdachte komt te ontvallen, doet zich hier niet voor.
Het hof acht daarmee bewezen dat verdachte zich aan de tenlastegelegde belaging schuldig heeft gemaakt.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij
, op een of meer tijdstippen,in
of omstreeksde periode van 1 januari 2022 tot en met 20 maart 2023 te [plaats 1] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door voornoemde [slachtoffer] :
-
een of meerberichten, waaronder via e-mail
en/of Whatsapp te sturen, inhoudende onder andere de teksten: "Hou de deur dicht of doe hem open nu het nog kan" en
/of"Je was thuis en niet bij je vader. Het komt vanzelf goed, ik pak mijn moment",
-
een of meerbrieven te sturen, inhoudende onder andere de teksten: "Ga dat gesprek nu maar gewoon aan", "Donderdag was je bij je vader, ik heb nog even getwijfeld toe te slaan" en
/of"Ik heb je gezegd dat jij het had kunnen voorkomen",
-
een of meerfoto's te sturen, waaronder foto's van voornoemde [slachtoffer] en hem, verdachte, en
/ofdoor:
- een of meer briefjes, kaarten en
/ofbossen bloemen, achter de ruitenwissers van voornoemde [slachtoffer] te plaatsen, inhoudende onder andere de teksten: "zonder [slachtoffer] is het leven een stuk minder leuk", "Ga dan ook maar met me communiceren" en
/of"Je was er weer niet donderdag",
-
een of meervoorwerpen naar voornoemde [slachtoffer] te sturen, onder andere een baksteen, USB stick, chocolade en
/ofbloemen en
/of- zich bij en rondom de woning van voornoemde [slachtoffer] en
/ofde woning van haar vader te begeven,
met het oogmerk voornoemde [slachtoffer] , te dwingen iets te doen
, niet te doen, te dulden en
/ofvrees aan te jagen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
belaging.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter voor wat betreft de strafoplegging zal bevestigen.
De raadsman heeft, voor het geval het hof aan het opleggen van een straf toekomt, een strafmaatverweer gevoerd en naar voren gebracht dat verdachte
first offenderis en dat in vergelijkbare, dan wel zwaardere zaken aanmerkelijk lagere straffen zijn opgelegd. Gelet hierop kan worden volstaan met oplegging van een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 70 uren, met een proeftijd van een jaar en een contactverbod voor de duur van de proeftijd.
Naar het oordeel van het hof is de hierna te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-partner gedurende een periode van ruim veertien maanden. Verdachte heeft veelvuldig en op verschillende manieren contact gezocht met het slachtoffer. Verdachte heeft door aldus te handelen een langdurige ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . Belaging is een delict dat rechtstreeks raakt aan de privacy en het welbevinden van de belaagde en kan daardoor een forse psychische belasting opleveren. Uit de ter zitting van het hof voorgedragen slachtofferverklaring blijkt dat verdachtes handelen tot op de dag van vandaag nog grote impact heeft op het dagelijks leven van aangeefster. Het hof rekent dit verdachte aan.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het uittreksel justitiële documentatie van 12 februari 2024 niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Gelet op al het vorenstaande en de ernst van het bewezenverklaarde feit, acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest, een passende en geboden straf. Het hof gaat hiermee boven de eis van de advocaat-generaal uit, omdat de eis naar het oordeel van het hof onvoldoende recht doet aan de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit. Het hof acht in dit geval een hogere voorwaardelijke gevangenisstraf geboden enerzijds om de ernst van het bewezenverklaarde feit te benadrukken en anderzijds ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Daarnaast legt het hof aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op vermeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. Deze maatregel bestaat allereerst uit een contactverbod, inhoudende dat verdachte gedurende vijf jaren op geen enkele wijze direct of indirect contact mag opnemen of hebben met aangeefster [slachtoffer] , geboren op [geboorte dag] 1967. Voorts legt het hof aan verdachte een gebiedsverbod op, inhoudende dat verdachte zich gedurende vijf jaren niet mag ophouden binnen een straal van 150 meter vanaf het adres van aangeefster [slachtoffer] ( [adres 1] te [plaats 1] ), vanaf het adres van de vader van aangeefster ( [adres 2] te [plaats 1] ) en vanaf het adres van het werk van aangeefster ( [adres 3] te [plaats 2] ).
Ter terechtzitting is gebleken -verdachte heeft dit zelf verklaard- dat verdachte ook nu nog graag in gesprek wil met aangeefster omdat het naar zijn zeggen beter zou zijn om de relatie onderling af te kunnen ronden. Daaruit leidt het hof af dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich in de toekomst belastend zal gedragen jegens aangeefster en beveelt om die reden dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 38z en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid:
  • Een contactverbod, inhoudende dat verdachte gedurende vijf jaren op geen enkele wijze direct of indirect contact mag opnemen of hebben met aangeefster [slachtoffer] , geboren op [geboorte dag] 1967.
  • Een gebiedsverbod, inhoudende dat verdachte zich gedurende vijf jaren niet mag ophouden binnen een straal van 150 meter vanaf:
o het adres van aangeefster [slachtoffer] ( [adres 1] te [plaats 1] );
o het adres van de vader van aangeefster ( [adres 2] te [plaats 1] );
o het adres van het werk van aangeefster ( [adres 3] te [plaats 2] ).
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 (zeven) dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, tot een maximum van 6 (zes) maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Bepaalt dat de tijd die de maatregel al van kracht is geweest bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt daarnaast dat het aantal dagen dat de vervangende hechtenis mogelijk al is tenuitvoergelegd, eveneens bij de tenuitvoerlegging in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de bij het vonnis waarvan beroep opgelegde maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Aldus gewezen door
mr. J.P.H. van Driel van Wageningen, voorzitter,
mr. A.J. Smit en mr. Z.J. Oosting, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.A.C. van den Berg-Veltman, griffier,
en op 3 april 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.