ECLI:NL:GHARL:2024:2238
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Erfrechtelijke geschillen over legitimaire massa en schenkingen tussen broers na overlijden van hun vader
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een erfrechtelijk geschil tussen twee broers, [appellant] en [geïntimeerde], na het overlijden van hun vader op 16 oktober 2018. De vader had [geïntimeerde] onterfd en [appellant] en zijn echtgenote [appellante] benoemd tot executeurs. [geïntimeerde] heeft aanspraak gemaakt op zijn legitieme portie en vorderde bij de rechtbank de vaststelling van de waarde van de nalatenschap, waaronder een woonboerderij en een perceel grasland. De rechtbank heeft de legitimaire massa vastgesteld op € 1.141.930,20 en de legitieme portie op € 285.482,55, wat door [appellant] en [appellante] als te hoog werd ervaren. Zij hebben hoger beroep ingesteld, waarbij zij de taxatie van de deskundige betwisten en een lagere legitieme portie willen vaststellen.
Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof is gebleken dat de deskundige de waarde van de woonboerderij op € 1.125.000 heeft geschat, terwijl [appellant] en [appellante] deze waarde te hoog achten. Het hof oordeelt dat de deskundige zijn taxatie goed heeft onderbouwd en dat de bezwaren van [appellant] en [appellante] niet voldoende zijn om de taxatie te weerleggen. Ook de waarde van het perceel grasland wordt door het hof bevestigd op € 122.500, ondanks dat [appellant] en [appellante] dit gebruik niet hebben meegenomen in hun argumentatie.
Het hof heeft het principaal hoger beroep van [appellant] en [appellante] verworpen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Het incidenteel hoger beroep van [geïntimeerde] slaagt ook niet, en het hof heeft bepaald dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan op 2 april 2024.