ECLI:NL:GHARL:2024:2190

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
200.335.961
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van voornamen van een minderjarige in het kader van gezamenlijk gezag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de voornamen van een minderjarige, [de minderjarige2]. De vader, verzoeker in hoger beroep, had eerder bij de rechtbank Midden-Nederland verzocht om de voornamen van zijn dochter te wijzigen, maar dit verzoek was afgewezen. De vader verzocht het hof om de voornamen van [de minderjarige2] te wijzigen in [de minderjarige2-A] of [de minderjarige2-B], terwijl de moeder, verweerster in hoger beroep, het verzoek als ongegrond afwees en vroeg om bekrachtiging van de bestreden beschikking.

De procedure in hoger beroep begon met een beroepschrift dat op 19 december 2023 was ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 29 februari 2024, waarbij beide ouders aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaten. De raad voor de kinderbescherming was ook vertegenwoordigd. De vader stelde dat er een afspraak was gemaakt over de naamgeving van hun dochter, terwijl de moeder betwistte dat er dergelijke afspraken waren gemaakt. De raad adviseerde om de naam van de overleden zus van de vader toe te voegen aan de bestaande namen van [de minderjarige2].

Het hof oordeelde dat er geen voldoende zwaarwichtig belang was voor de wijziging van de schrijfwijze van de naam, maar dat er wel een zwaarwichtig belang was om de naam van de overleden zus van de vader toe te voegen aan de bestaande voornamen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en gelast dat de voornamen van [de minderjarige2] worden gewijzigd in [de minderjarige2-C]. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.335.961
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 533675)
beschikking van 28 maart 2024
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. P.A. de Lange te Barendrecht,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.E. Kikkert te Enschede.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 19 september 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Het hof zal deze beschikking hierna noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 19 december 2023;
- het verweerschrift;
- een journaalbericht van mr. P.A. de Lange van 2 januari 2024 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 29 februari 2024 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
2.3
Na de mondelinge behandeling hebben, met toestemming van het hof, mr. P.A. de Lange op 7 maart 2024 en mr. M.E. Kikkert op 15 maart 2024, een journaalbericht ingediend.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder hebben een relatie met elkaar gehad. Zij hebben samen twee kinderen:
- [de minderjarige1] , die [in] 2019 in [woonplaats1] geboren is, en
- [de minderjarige2] , die [in] 2022 in [plaats1] geboren is.
3.2
De vader en de moeder hebben samen het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vader om de voornamen van [de minderjarige2] te wijzigen, afgewezen.
4.2
De vader is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, uitvoerbaar bij voorraad, (alsnog) te bepalen dat de voornamen van [de minderjarige2] worden gewijzigd in [de minderjarige2-A] , kosten rechtens. Subsidiair verzoekt de vader het hof om de voornamen van [de minderjarige2] te wijzigen in [de minderjarige2-B] , althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht.
4.3
De moeder voert verweer en zij vraagt het hof het beroep van de vader als ongegrond af te wijzen en, al dan niet onder verbetering van de rechtsgronden, de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van de vader in de proceskosten in beide procedures.
Subsidiair verzoekt de moeder, ingeval het hof van oordeel is dat een naamswijziging in het belang van [de minderjarige2] is, de voornamen te wijzigen in [de minderjarige2-C] .

5.De motivering van de beslissing

wat in de wet staat
5.1
Omdat de ouders van [de minderjarige2] van mening verschillen over een eventuele wijziging van de voornamen van [de minderjarige2] , is sprake van een geschil over de gezamenlijke gezagsuitoefening, dat beoordeeld dient te worden op grond van artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek (BW). Dit artikel vormt voor de burgerlijke rechter een zelfstandig toetsingskader en bepaalt dat in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening geschillen tussen de ouders hieromtrent op verzoek van beide ouders of van één van hen aan de rechtbank (of in hoger beroep: aan het hof) kunnen worden voorgelegd. De burgerlijke rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
5.2
Op grond van artikel 1:4 lid 4 BW kan de rechter wijziging van de voornamen gelasten op verzoek van de betrokken persoon of op verzoek van zijn wettelijk vertegenwoordiger. De wijziging geschiedt doordat van de beschikking een latere vermelding aan de akte van geboorte wordt toegevoegd, overeenkomstig artikel 1:20a lid 1 BW. Voor een dergelijke wijziging dient ‘een voldoende zwaarwichtig belang’ te bestaan.
5.3
In artikel 1:253i lid 1 BW is bepaald dat in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening de ouders het kind gezamenlijk vertegenwoordigen in burgerlijke handelingen, met dien verstande dat een ouder alleen hiertoe ook bevoegd is, mits niet is gebleken van bezwaren van de andere ouder. In dit geval is gebleken van bezwaren van de moeder, zodat de vader alleen niet bevoegd is om [de minderjarige2] te vertegenwoordigen bij de indiening van een verzoek tot wijziging van haar voornamen. Het geschil van de vader en de moeder over de indiening van dit verzoek is een geschil omtrent de gezamenlijke gezagsuitoefening dat beoordeeld dient te worden op grond van artikel 1:253a BW.
standpunten
5.4
De vader stelt dat de ouders de afspraak hebben gemaakt om voor hun dochter dezelfde naamgeving te hanteren als voor haar broer [de minderjarige1] , inhoudende dat bepaalde namen in verband worden gebracht met overleden familieleden. [naam1] is de overleden zus van de vader. Als [de minderjarige1] een meisje was geweest zou hij volgens de vader [de minderjarige2-A] hebben geheten. De moeder heeft [de minderjarige2] , zonder toestemming of medeweten van de vader, anders gespeld (met ‘ph’ in plaats van een ‘f') en haar ook andere namen gegeven dan de ouders zijn overeengekomen. De vader vindt het in het belang van [de minderjarige2] dat de identiteit van beide ouders ook uit haar naam blijkt.
5.5
De moeder stelt dat zij met de vader geen afspraken heeft gemaakt over de namen van [de minderjarige2] . Ze hebben tijdens de zwangerschap van [de minderjarige1] gesproken over meisjesnamen en toen is naar voren gekomen dat de ouders de naam [de minderjarige2] allebei mooi vonden. De moeder heeft destijds gezegd dat zij [de minderjarige2] mooier vond dan [naam2] . Omdat er geen communicatie mogelijk was met de vader na de geboorte van [de minderjarige2] , heeft de moeder haar zelf [de minderjarige2] genoemd. Over de andere namen van [de minderjarige2] is nooit gesproken. [naam3] is de zus van de moeder en [naam4] verwijst naar de tweede naam van de moeder. Volgens de moeder blijkt de identiteit van de vader al voldoende uit de achternaam van [de minderjarige2] , die gelijk is aan die van haar vader. Er is dan ook geen sprake van een zwaarwichtig belang die een naamswijziging mogelijk maakt.
5.6
De raad heeft het hof tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd om, als het ouders niet lukt om samen tot overeenstemming te komen, de naam [naam1] aan de bestaande namen toe te voegen. De raad vindt het belangrijk dat ook de wens van vader terugkomt in de geboortenamen van [de minderjarige2] .
wat het hof oordeelt
5.7
Het hof zal het verzoek van de vader om de schrijfwijze van [de minderjarige2] naar [naam2] aan te passen, afwijzen. De vader heeft het hof er niet van kunnen overtuigen dat er een voldoende zwaarwichtig belang is om de spelling van de naam te wijzigen. De ouders waren het destijds eens over de naam [de minderjarige2] , alleen de schrijfwijze staat ter discussie. Het hof is van oordeel dat de vader onvoldoende heeft onderbouwd waarom wijziging van de schrijfwijze in het belang van [de minderjarige2] is.
5.8
Anders dan de rechtbank acht het hof wel een voldoende zwaarwichtig belang aanwezig om de door de vader verzochte voornaam [naam1] toe te voegen aan de bestaande voornamen [de minderjarige2] . Het hof acht het in het belang van [de minderjarige2] dat de identiteit van haar beide ouders uit haar naam blijkt. Door de toevoeging van de naam [naam1] , naar de overleden zus van de vader, komt dit tot uiting. Aangezien de ouders voor [de minderjarige1] de keuze hebben gemaakt om een verwijzing op te nemen naar beide families, acht het hof dit ook voor [de minderjarige2] van belang. Om dezelfde reden ziet het hof geen aanleiding om de namen ‘ [namen3 en 4] ’ te vervangen door ‘ [naam1] ’ zoals de vader primair heeft verzocht of de naam ‘ [naam4] ’ te laten vervallen zoals de vader subsidiair heeft verzocht. Bij deze beslissing laat het hof meewegen dat de toevoeging van een voornaam minder ingrijpend van aard is, dan de wijziging van de schrijfwijze van een eerste voornaam en doorhaling van namen.
Nu de verzochte extra voornaam geoorloofd is naar de maatstaven van artikel 1:4 lid 2 BW, zal het hof de naam [naam1] toevoegen aan de namen die [de minderjarige2] reeds heeft als na te melden toewijzen.
5.9
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren. De vader en de moeder hebben een relatie met elkaar gehad en de procedure gaat over de namen van hun jongste dochter.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van
19 september 2023 en opnieuw rechtdoende:
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [de gemeente] om de voornamen van [de minderjarige2] , geboren [in] 2022 te [plaats1] te wijzigen in [de minderjarige2-C] ;
verstaat dat de griffier een afschrift van deze beschikking aan de ambtenaar van de burgerlijke stand zendt;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, E. de Boer en E.H. Schijven-Bours, bijgestaan door mr. K.E. Vaartjes-de Wit als griffier, en is op 28 maart 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.