Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekers in hoger beroep,
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezag van de ouders over hun twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De ouders, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. A.J.M. van Haaren, waren in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin het gezag over de kinderen was beëindigd en de voogdij was toegewezen aan de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De kinderen waren sinds 2020 onder toezicht gesteld en uithuisgeplaatst, en wonen sinds 2021 in een gezinshuis.
Tijdens de mondelinge behandeling op 5 maart 2024 gaven de ouders aan dat zij de plaatsing van de kinderen in het gezinshuis accepteren, maar ook dat zij meer omgang met de kinderen wensen. Het hof oordeelde dat, hoewel de ouders liefdevolle en betrokken ouders zijn, de voortzetting van de plaatsing in het gezinshuis in het vrijwillig kader op dat moment niet passend was. Het hof concludeerde dat het gezag van de ouders over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] moest worden beëindigd, omdat de kinderen in hun ontwikkeling ernstig bedreigd werden en de ouders niet in staat waren om de verantwoordelijkheid voor hun verzorging en opvoeding te dragen.
Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank en benadrukte het belang van stabiliteit en continuïteit in de opvoedingssituatie van de kinderen. De ouders blijven echter de vader en moeder van de kinderen, en er zal gekeken worden naar mogelijkheden voor uitbreiding van de omgang, waarbij de voogd de ouders zal ondersteunen. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij de eigen kosten betaalt.