Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de alimentatieverplichtingen van de man ten aanzien van de vrouw en hun minderjarige kind. De zaak betreft de kinderalimentatie en partneralimentatie na de ontbinding van het huwelijk van de partijen, waarbij de vrouw in hoger beroep is gekomen tegen de eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had bepaald dat de man € 73,- per maand aan kinderalimentatie moest betalen en had het verzoek van de vrouw tot vaststelling van partneralimentatie afgewezen. De vrouw verzocht het hof om de kinderalimentatie te verhogen naar € 210,- per maand en om partneralimentatie vast te stellen op € 252,- bruto per maand.
Het hof heeft de feiten van de zaak in overweging genomen, waaronder de draagkracht van beide partijen en de behoeftigheid van de vrouw. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw momenteel arbeidsongeschikt is en slechts 70% van haar loon ontvangt, wat haar draagkracht beïnvloedt. De man heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de vrouw, maar het hof heeft geoordeeld dat de vrouw niet in haar eigen behoefte kan voorzien en dat de man naar draagkracht moet bijdragen aan de kosten van levensonderhoud van de vrouw.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat de man aan de vrouw met ingang van 16 juni 2023 tot 1 februari 2024 € 210,- per maand aan kinderalimentatie moet betalen, en vanaf 1 februari 2024 € 270,- per maand. Daarnaast is bepaald dat de man met ingang van 30 juni 2023 € 252,- bruto per maand aan partneralimentatie moet betalen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.