ECLI:NL:GHARL:2024:2124

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
200.317.914
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van pensioenrechten na echtscheiding volgens het arrest Boon/Van Loon

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verrekening van pensioenrechten na echtscheiding. De vrouw, die in Spanje woont, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland, dat op 6 april 2022 werd uitgesproken. De procedure betreft de verdeling van pensioenrechten die de man heeft opgebouwd bij Stichting Shell Pensioenfonds tijdens hun huwelijk. De echtscheiding werd uitgesproken op 21 april 1994, en de regels van het arrest Boon/Van Loon zijn van toepassing, aangezien het huwelijk is ontbonden voor de invoering van de Wet verevening pensioenrechten na scheiding op 1 mei 1995.

De vrouw vordert dat de man haar een deel van zijn pensioen uitkeert, en er is onduidelijkheid over de wijze van verrekening: of dit in één keer moet gebeuren of periodiek. Het hof heeft vastgesteld dat de man vanaf 1 januari 2017 in gebreke is gebleven met het voldoen van de pensioenuitkeringen aan de vrouw. Het hof heeft de contante waarde van de pensioenrechten vastgesteld en bepaald dat de man € 43.152,20 bruto aan de vrouw moet betalen voor de periode van 1 januari 2017 tot 1 juli 2024. Daarnaast moet de man vanaf 1 juli 2024 jaarlijks aan de vrouw haar aandeel in het opgebouwde ouderdomspensioen voldoen, met toepassing van het jaarlijks geldende indexatiepercentage.

Het hof heeft de vordering van de vrouw tot voor recht verklaring van haar recht op bijzonder partnerpensioen toegewezen. De kosten van de procedure worden door elke partij zelf gedragen. Het arrest is gewezen door de rechters M.H.H.A. Moes, J.B. de Groot en J.U.M. van der Werff en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.317.914
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, 390717
arrest van 26 maart 2024
in de zaak van
[appellante],
die woont in [woonplaats1] (Spanje),
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als eiseres,
hierna: de vrouw,
advocaat: voorheen mr. J.F.M. Hanus, nu mr. Y. Schippers,
tegen
[geïntimeerde],
die woont in [woonplaats2] ,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna: de man,
advocaat: mr. M.J. Germs.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, op 6 april 2022 tussen partijen heeft uitgesproken.
1.2.
Naar aanleiding van het arrest van 11 april 2023 heeft op 11 juli 2023 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Op 20 juni 2023 is nog een H-16 formulier van mr. Schippers met één productie in het geding gebracht. Mr. Schippers en mr. Germs hebben tijdens de zitting spreekaantekeningen overgelegd. Van de mondelinge behandeling is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Aan partijen is een ‘verkort proces-verbaal’ toegestuurd.
1.3.
Daarna hebben partijen aktes gewisseld. Vervolgens heeft de vrouw aanvullend gefourneerd en heeft het hof opnieuw arrest bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
Partijen zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd geweest. De man heeft voor en tijdens het huwelijk bij Stichting Shell Pensioenfonds pensioenrechten opgebouwd. Bij beschikking van 21 april 1994 heeft de rechtbank Rotterdam de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 18 juli 1994 ingeschreven in de desbetreffende registers van de burgerlijke stand van de gemeente Goedereede. De pensioenrechten van de man zijn bij de echtscheiding niet in de verdeling van de gemeenschap betrokken. Het huwelijk van partijen is ontbonden in de periode van het wijzen van het arrest Boon/Van Loon en voorafgaand aan de invoering van de Wet verevening pensioenrechten na scheiding op 1 mei 1995. De regels van het arrest Boon/Van Loon zijn daarom van toepassing en dat betekent dat de pensioenrechten die voorafgaand aan en in de huwelijkse periode door de echtgenoten zijn opgebouwd, in beginsel bij de verdeling van de algehele gemeenschap van goederen moeten worden betrokken door middel van verrekening van de waarde. Verrekening heeft niet plaatsgevonden. Tussen partijen is in geschil welk(e) bedrag(en) de man aan de vrouw verschuldigd is en de wijze waarop moet worden verrekend; betaling ineens of een nader te bepalen brutobedrag per jaar. Vanaf 1 januari 2017 ontvangt de man pensioen. Op 30 september 2020 laat de voormalig advocaat van de vrouw aan de man weten dat de vrouw recht heeft op een deel van het pensioen dat de man ontvangt en verzoekt de man om ervoor te zorgen dat de pensioenuitvoerders berekenen op welk deel zij recht heeft.
2.2.
Bij de beoordeling zijn de volgende feiten en is de volgende correspondentie van belang:
2.2.1
Bij brief van 27 september 1995 heeft Stichting Shell Pensioenfonds aan de man, voor zover hier van belang, laten weten:

(…) Naar aanleiding van het verzoek van mevrouw [appellante] delen wij u het volgende mede.
Op 18 juli 1994, zijnde de datum van inschrijving van de echtscheiding in de Burgerlijke Stand, maakte u aanspraak op een uitgesteld pensioen van ƒ 22.343,76 per jaar, ingaande op 1 januari 2017. De hieraan verbonden contante waarde bedraagt ƒ 110.804,--.
Het aan bovengenoemd pensioen verbonden weduwenpensioen bedraagt ƒ 15.640,56 per jaar; de contante waarde ƒ 37.188,--. (…)
2.2.2
Bij brief van 7 februari 1997 heeft de voormalig advocaat van de vrouw aan de voormalig advocaat van de man, onder meer, het volgende laten weten:

(…) Nog te verdelen zijn:
(…)
- ouderdomspensioen man:
ik begrijp dat de man wil afkopen, de opstelling wordt dan aldus:
- contante waarde ƒ 110.804,--
- weduwenpensioenƒ 37.188,--(…)
f 147.992 : 2 = f 73.996,--
f 37.188,--
afkoopsom f 36.808,--
(…) Hierboven is de afkoopsom berekend waarbij wel de contante waarde van het weduwenpensioen is afgetrokken.
Het kan gezien de jurisprudentie echter niet vaststaan dat uw client onder alle omstandigheden kan eisen dat voor het berekenen van de afkoopsom deze aftrek moet worden toegepast. (…) In het kader van een schikking is zij echter bereid genoegen te nemen met de hierboven berekende afkoopsom van f 36.600,--, mits deze dan ook op korte termijn betaalbaar wordt gesteld. (…)
2.2.3
Het proces-verbaal van comparitie van 15 januari 1998 met de volgende inhoud:

Partijen zijn tot de volgende overeenstemming geraakt:
(…)
Het pensioen zal bij het openvallen ten tijde van het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van de man worden verrekend op grond van het Arrest van de H.R. van 27-11-1981. De man zal binnen een maand na heden het pensioenfonds van deze afspraak op de hoogte stellen en tevens vastleggen dat het deel dat aan de vrouw zal toekomen wordt geïndexeerd.
Door deze overeenkomst beëindigen partijen het onderhavige geschil en hebben ter zake van de scheiding en deling over en weer niets meer van elkaar te vorderen.
(…)
2.2.4.
Bij e-mail van 12 november 2020 heeft Achmea Pensioenservices N.V., namens Shell Pensioen, aan de vrouw, onder meer, laten weten dat de contante waarde van het ouderdomspensioen dat haar zou moeten toekomen, € 290.444,89 bedraagt. Achmea Pensioenservices N.V. heeft daarbij benadrukt dat de waarde is gebaseerd op de actuariële factoren van 2020 en dat het voor het pensioenfonds ondoenlijk is om te rekenen met gegevens uit 1994.
2.2.5.
Bij e-mail van 29 november 2020 heeft Achmea Pensioenservices N.V., namens Shell Pensioen, aan de vrouw over de berekening van de onder 2.2.3 genoemde contante waarde, voor zover hier van belang, laten weten:

(...) De aanspraken waarmee wij uw contante waarde hebben berekend is op basis van de gegevens van 2020
Het is voor het pensioenfonds ondoenlijk om te rekenen met gegevens uit 1994. Aan deze aanspraken kunnen géén rechten worden ontleend. De contante waarde o.b.v. het “Boon – Van Loon-arrest” is berekend met de volgende aanspraken.
Verevend ouderdomspensioen zolang u beiden leeft € 11.218,61 bruto p.j.
Verevend tijdelijk ouderdomspensioen tot 1-1-2024 € 4949,91 bruto p.j. (…)
2.2.6.
Bij brief van 15 april 2021 heeft Stichting Shell Pensioenfonds aan [appellante] een Uniform Pensioenoverzicht gestuurd. Hierin staat vermeld dat de vrouw bij overlijden van de man € 11.048,02 bruto per jaar krijgt.
2.2.7.
Bij brief van 28 juli 2021 heeft de heer [naam1] , actuarieel rekenaar bij [naam1] Pensioen Consultancy (hierna te noemen: [naam1] ), de advocaat van de man op diens verzoek een pensioenanalyse toegestuurd. De analyse is gebaseerd op het arrest Boon/Van Loon van de Hoge Raad van 27 november 1981 (ECLI:NL:HR:1981:AG4271) en neemt als uitgangspunt de bedragen in de brief van Stichting Shell Pensioenfonds van 27 september 1995. [naam1] concludeert, onder meer, dat de vrouw recht heeft op een contante waarde van € 26.722,88.
2.3.
De vrouw heeft bij de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd:
voor recht te verklaren dat de vrouw met ingang van 1 januari 2017 tot zolang beide partijen leven recht heeft op de helft van het door de man tijdens het huwelijk en daarvoor opgebouwde pensioen ter hoogte van een nog nader te bepalen brutobedrag per maand inclusief 8% vakantietoeslag, alsmede een nog nader te bepalen brutobedrag per maand tot 1 januari 2024, inclusief 8% vakantietoeslag, e.e.a. conform het onder punt 11 in de dagvaarding gestelde maandelijks aan haar over te maken;
te bepalen dat de man het deel van het door hem opgebouwde pensioen waar de vrouw recht op heeft, vanaf 1 januari 2017, dan wel zoveel eerder of later dat de man pensioen ontving, dan wel zoveel eerder of later als de rechtbank juist en redelijk acht, aan de vrouw over zal maken op een door de vrouw aan te geven bankrekening;
de man te veroordelen tot betaling aan vrouw van de buitengerechtelijke incassokosten;
e man te veroordelen tot betaling van de kosten van het geding, inbegrepen een bedrag aan salaris voor de gemachtigde van de vrouw en de nakosten;
de man te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de toe te kennen bedragen vanaf datum dagvaarding tot aan de datum der algehele voldoening.
2.4.
De man concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de vrouw in haar vorderingen althans tot ontzegging van haar vorderingen als zijnde ongegrond en/of onbewezen, met compensatie van de proceskosten.
2.5.
De rechtbank heeft bij vonnis van 6 april 2022 (hierna ook: het bestreden vonnis) de vorderingen afgewezen en de kosten van de procedure gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
De vrouw is met negen grieven in hoger beroep gekomen en heeft bewijs aangeboden. De grieven zien op de wijze waarop verrekend moet worden: een bedrag ineens of periodiek (grieven II en V), de hoogte van het te verrekenen bedrag (grieven III en IV), de buitengerechtelijke incassokosten (grief VI) en de proceskosten (grief VII). De grieven I, VIII en IX missen zelfstandige betekenis en dus kan afzonderlijke beoordeling daarvan achterwege blijven.
3.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 11 juli 2023 hebben partijen een afspraak gemaakt die inhoudt dat de advocaten gezamenlijk Stichting Shell Pensioenfonds benaderen met de volgende vragen:
‘Wat is de contante waarde van het ouderdomspensioen van de man en wat is de waarde van het aandeel van de vrouw daarin per 1 januari 2017, waarbij rekening wordt gehouden met het arrest Boon/ Van Loon (HR 27 november 1981,
NJ1982, 503)?’ en
‘Is afkoop ineens van het gedeelte waar de vrouw recht op heeft mogelijk en wat is de afkoopwaarde van dat gedeelte van dat pensioen?’
De zaak is vervolgens naar de rolzitting van 17 oktober 2023 verwezen voor akte uitlaten partijen/informeren van het hof over de stand van zaken. Voorts is partijen, na hun akkoord, voorgehouden de mogelijkheid om over en weer hun vorderingen, dan wel verweren aan te passen.
3.3.
De vrouw heeft een akte wijziging eis, tevens overlegging van producties in het geding gebracht. Zij verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
Primair, subsidiair en meer subsidiair:
I. te verklaren voor recht dat de vrouw met ingang van 1 januari 2017, tot zolang beide partijen leven, recht heeft op de helft van het door de man voor en tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen en recht heeft op het bijzonder partnerpensioen;
Primair:
II. te bepalen dat de man in het kader van de verrekening van voornoemd ouderdomspensioen een bedrag van € 122.297,62 aan de vrouw moet voldoen, binnen twee weken na het in deze te wijzen arrest, dan wel een bedrag binnen een termijn die het hof juist en redelijk acht;
Subsidiair:
III. te bepalen dat de man in het kader van de verrekening van voornoemd ouderdomspensioen jaarlijks het geïndexeerde bedrag aan ouderdomspensioen aan de vrouw moet voldoen, te weten met ingang van 1 januari 2017 € 5.204,15, waarbij de reeds verschuldigde en in de toekomst te ontvangen pensioenuitkeringen in gelijke mate zijn en moeten worden geïndexeerd op dezelfde wijze als de pensioenuitkeringen die de man ontvangen heeft, dan wel ontvangt;
IV. te bepalen dat de man de voornoemde achterstand tot en met 2023 binnen twee weken na het te wijzen arrest aan de vrouw moet voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente over de respectievelijke vervaltermijnen (dus einde van het betreffende jaar);
V. te bepalen dat de man vanaf 2024 de toekomstige geïndexeerde jaarbedragen (op basis van de informatie van het Shell Pensioenfonds) jaarlijks vóór 1 januari van het betreffende jaar, geheel aan de vrouw overmaakt, tot de vrouw rechtstreeks van het Pensioenfonds uitbetaald krijgt, dan wel de man geen recht meer heeft op het pensioen. De man moet de verschuldigde en in de toekomst te ontvangen pensioenuitkeringen in gelijke mate indexeren op dezelfde wijze als de pensioenuitkeringen die hij ontvangen heeft, dan wel een regeling voor betaling(stermijnen) en een bedrag dat het hof juist en redelijk acht;
Meer subsidiair:
VI. te bepalen dat de man in het kader van de verrekening van voornoemd ouderdomspensioen een bedrag van € 55.600,23 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2023 tot de datum van voldoening, aan de vrouw moet voldoen, binnen twee weken na het in deze te wijzen arrest, dan wel een bedrag binnen een termijn dat het hof juist en redelijk acht;
Primair, subsidiair en meer subsidiair:
VII. de man te veroordelen om aan de vrouw te betalen de buitengerechtelijke incassokosten, ter hoogte van € 2.348,29, dan wel een nader te bepalen bedrag afhankelijk van het bedrag dat het hof toewijst;
VIII. de vorderingen onder II, III, IV, V, en VI te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf de respectievelijke vervaltermijnen (1 januari 2017) tot de dag der algehele voldoening;
IX. de man te veroordelen in de (na)kosten van deze procedure, het salaris van de gemachtigde en griffierecht daaronder begrepen, te voldoen binnen 7 dagen na het te wijzen vonnis en - voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf de bedoelde termijn voor voldoening.
3.4.
De vrouw heeft bij akte (rov. 3.3) (onder meer) twee brieven van Stichting Shell Pensioenfonds in het geding gebracht; een brief van 18 augustus 2023 en een brief van 25 september 2023 (productie 13b). Verder heeft de vrouw een drietal berichten van haar Registerpensioenadviseur [naam2] van [naam2] pensioen consultancy (hierna: [naam2] ) van respectievelijk 21 augustus 2023, 12 oktober 2023 en 16 oktober 2023 (producties 14a en 14b) in het geding gebracht. Bij de brief van 18 augustus 2023 van Stichting Shell Pensioenfonds is in een bijlage de contante waarde van het aandeel van de vrouw in het ouderdomspensioen berekend aan de hand van de indexeringen over de periode 1994 tot en met 2021:
Op 25 september 2023 bericht Stichting Shell Pensioenfonds dat de vrouw op de datum van echtscheiding recht had op
fl36.808 (omgerekend is dat € 16.702,94) en dat haar aanspraak per 1 januari 2017 omgerekend € 5.204,15 bruto per jaar bedraagt. Daarbij heeft Stichting Shell Pensioenfonds indexaties toegepast van 18 juli 1994 tot en met 1 januari 2017. Verder is aan de vrouw meegedeeld dat de totale contante waarde van de aanspraken van de man op 1 januari 2017 € 1.270.636,23 bedraagt en de aanspraak van de vrouw daarin € 122.297,62. De contante waarde van de aanspraak van de vrouw is gebaseerd op een ingegaan ouderdomspensioen van € 5.204,15 bruto per jaar vanaf 1 januari 2017.
3.5.
De man heeft bij akte uitlating zijn verweer in hoger beroep gehandhaafd, met dien verstande dat de door hem aan de vrouw te betalen afkoopsom in geen geval op een hoger bedrag moet worden gesteld dan het door na te noemen [naam3] becijferde bedrag van € 30.000,-, respectievelijk € 58.000,-.
3.6.
De man heeft bij akte uitlating (rov. 3.5) als productie 1 een deskundigenbericht overgelegd van [naam3] , registermediator en gerechtelijk deskundige van 13 november 2023, aangepast op 27 november 2023.
3.7.
Partijen hebben op basis van het bij Stichting Shell Pensioenfonds ingewonnen advies geen overeenstemming bereikt. Het hof moet dan ook beslissen op welke wijze de vrouw haar aanspraak op het ouderdomspensioen van de man geldend kan maken.
3.8.
De door de Hoge Raad geformuleerde regels in zijn op 27 november 1981 uitgesproken Boon/van Loon-arrest [1] komen erop neer dat de rechten met betrekking tot het door de man bij Stichting Shell Pensioenfonds opgebouwde pensioen aan de man moet worden toebedeeld en dat de vrouw ter zake van dat pensioenrechten tegenover de man krijgt. Die regels houden niet in dat de echtgenoot die pensioenrechten heeft opgebouwd, gehouden is een gedeelte van die rechten door cessie aan de andere echtgenoot moet overdragen, zodat deze ter zake van een gedeelte van het pensioen een eigen recht op uitbetaling tegenover de pensioenuitvoerder verkrijgt.
3.9.
Op welke wijze en tot welk bedrag verrekening moet plaatsvinden moet worden vastgesteld aan de hand van de eisen van redelijkheid en billijkheid, die op de verdeling van een gemeenschap van toepassing zijn.
3.10.
Nu de man geen uitvoering heeft gegeven aan de in 1998 gemaakte afspraak kan hij zich naar het oordeel van het hof niet meer op de destijds gemaakte afspraak beroepen. Omdat partijen geen overeenstemming over een afkoopsom hebben bereikt, rest voor de vrouw een aanspraak op de door haar gevorderde periodieke toekomstige uitkering van het ouderdomspensioen – zoals zij vordert – jaarlijks door de man aan haar te voldoen en op betaling ineens door de man van haar aandeel in het ouderdomspensioen over de periode 1 januari 2017 tot 1 juli 2024. Het hof wijst die vordering toe tot het bedrag dat hieronder is berekend. Daarbij gaat het hof er van uit dat de man ieder jaar op 1 juli het voor dat gehele jaar verschuldigde bedrag dient te voldoen.
3.11.
Dat betekent dat de contante waarde van de pensioenaanspraken op het moment van ontbinding van het huwelijk, op 18 juli 1994, moet worden verrekend. Volgens Stichting Shell Pensioenfonds had de vrouw recht op een bedrag van/bedroeg de contante waarde in 1994
fl36.808/ € 16.702,74 en moet het recht worden omgerekend naar een aanspraak op 1 januari 2017. De Stichting Shell Pensioenfonds past vervolgens indexaties toe die door Stichting Shell Pensioenfonds van 18 juli 1994 tot en met 1 januari 2017 zijn toegekend. De totale contante waarde van de aanspraken van de man op 1 januari 2017 is volgens Stichting Shell Pensioenfonds € 1.270.636,23. De aanspraak van de vrouw daarin is € 122.297,62. Het resultaat is een ouderdomspensioen van € 5.204,15 bruto per jaar vanaf 1 januari 2017.
De man was bekend met de aanspraak van de vrouw per 1 januari 2017 en is dan ook vanaf dat moment in gebreke. Dat betekent dat hij, gelet op hetgeen in 3.10 is overwogen, wettelijke rente is verschuldigd over het voor ieder jaar verschuldigde bedrag vanaf 1 juli van dat jaar. Het hof heeft de aanspraak van de vrouw als volgt berekend en heeft daarbij de indexatiepercentages volgens de website van Shell Pensioenfonds gehanteerd (een openbare bron, waar ook partijen in hun stukken naar verwijzen):
€ 5.204,15 1 juli 2017 12 maart 2024 € 974,03 € 6.178,18
1,013 € 5.271,80 1 juli 2018 12 maart 2024 € 863,98 € 6.135,78
1,016 € 5.356,15 1 juli 2019 12 maart 2024 € 755,57 € 6.111,72
1,016 € 5.441,85 1 juli 2020 12 maart 2024 € 645,74 € 6.087,59
1,000 € 5.441,85 1 juli 2021 12 maart 2024 € 526,54 € 5.968,39
1,057 € 5.752,04 1 juli 2022 12 maart 2024 € 432,85 € 6.184,89
1,080 € 6.212,20 1 juli 2023 12 maart 2024 € 273,44 € 6.485,64
€ 38.680,05 € 4.472,15
€ 43.152,20
3.12.
Vanaf 1 juli 2024 heeft de vrouw tegenover de man een periodieke aanspraak op haar aandeel in zijn ouderdomspensioen, met toepassing van het op dat moment jaarlijks geldende indexatiepercentage.
3.13.
Aan het door de man overgelegde rapport van [naam3] gaat het hof voorbij omdat dit een rapport van een partijdeskundige betreft en in het rapport niet de uitgangspunten die de HR heeft geformuleerd worden gehanteerd.
3.14
Niet in geschil is dat de vrouw ingeval van overlijden van de man recht heeft op bijzonder partnerpensioen, nu van een afstandsverklaring geen sprake is. De vordering van de vrouw tot voor recht verklaring is dan ook voor toewijzing vatbaar.
bewijsaanbod
3.15.
Het hof passeert het bewijsaanbod van de vrouw. Haar bewijsaanbod is inmiddels achterhaald en draagt niet bij tot de beslissing van de zaak.
conclusie
3.16.
Het hof bepaalt dat elke partij zijn eigen kosten moet dragen vanwege de uitkomst van deze procedure en vanwege de aard van de zaak (de vordering die voortkomt uit de verdeling van de gemeenschap van goederen). Dat laatste geldt ook voor de proceskosten in eerste aanleg, zodat het bestreden vonnis op dit onderdeel zal worden bekrachtigd. Het voorgaande geldt onverkort voor de door de vrouw gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.
3.17.
De grieven II, III, IV, VI en VII falen. De grieven I, VIII en IX missen zelfstandige betekenis. Grief V slaagt.
3.18.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
vernietigt het vonnis van de rechtbank Gelderland van 6 april 2022, behalve de beslissing onder 6.2 die hierbij wordt bekrachtigd, en beslist:
4.2.
veroordeelt de man om aan de vrouw € 43.152,20 bruto te betalen ter zake van de aan hem uitgekeerde pensioenbedragen door Stichting Shell Pensioenfonds over de periode van 1 januari 2017 tot 1 juli 2024;
4.3.
bepaalt dat de man in het kader van de verrekening van zijn tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen bij Stichting Shell Pensioenfonds met ingang van 1 juli 2024 jaarlijks aan de vrouw haar aandeel in het opgebouwde ouderdomspensioen moet voldoen, met toepassing van het jaarlijks op dat moment geldende indexatiepercentage. Op 1 juli 2024 is dat een bedrag van € 6.485,64 bruto per jaar vermeerderd met het indexatiepercentage per die datum en te vermeerderen met de wettelijke rente per de vervaldatum tot aan de algehele voldoening;
4.4.
verklaart voor recht dat de vrouw recht heeft op bijzonder partnerpensioen;
4.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.6.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.H.H.A. Moes, J.B. de Groot en J.U.M. van der Werff, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2024.

Voetnoten

1.HR 27 november 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4271.