De vrouw heeft een akte wijziging eis, tevens overlegging van producties in het geding gebracht. Zij verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
Primair, subsidiair en meer subsidiair:
I. te verklaren voor recht dat de vrouw met ingang van 1 januari 2017, tot zolang beide partijen leven, recht heeft op de helft van het door de man voor en tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen en recht heeft op het bijzonder partnerpensioen;
Primair:
II. te bepalen dat de man in het kader van de verrekening van voornoemd ouderdomspensioen een bedrag van € 122.297,62 aan de vrouw moet voldoen, binnen twee weken na het in deze te wijzen arrest, dan wel een bedrag binnen een termijn die het hof juist en redelijk acht;
Subsidiair:
III. te bepalen dat de man in het kader van de verrekening van voornoemd ouderdomspensioen jaarlijks het geïndexeerde bedrag aan ouderdomspensioen aan de vrouw moet voldoen, te weten met ingang van 1 januari 2017 € 5.204,15, waarbij de reeds verschuldigde en in de toekomst te ontvangen pensioenuitkeringen in gelijke mate zijn en moeten worden geïndexeerd op dezelfde wijze als de pensioenuitkeringen die de man ontvangen heeft, dan wel ontvangt;
IV. te bepalen dat de man de voornoemde achterstand tot en met 2023 binnen twee weken na het te wijzen arrest aan de vrouw moet voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente over de respectievelijke vervaltermijnen (dus einde van het betreffende jaar);
V. te bepalen dat de man vanaf 2024 de toekomstige geïndexeerde jaarbedragen (op basis van de informatie van het Shell Pensioenfonds) jaarlijks vóór 1 januari van het betreffende jaar, geheel aan de vrouw overmaakt, tot de vrouw rechtstreeks van het Pensioenfonds uitbetaald krijgt, dan wel de man geen recht meer heeft op het pensioen. De man moet de verschuldigde en in de toekomst te ontvangen pensioenuitkeringen in gelijke mate indexeren op dezelfde wijze als de pensioenuitkeringen die hij ontvangen heeft, dan wel een regeling voor betaling(stermijnen) en een bedrag dat het hof juist en redelijk acht;
Meer subsidiair:
VI. te bepalen dat de man in het kader van de verrekening van voornoemd ouderdomspensioen een bedrag van € 55.600,23 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2023 tot de datum van voldoening, aan de vrouw moet voldoen, binnen twee weken na het in deze te wijzen arrest, dan wel een bedrag binnen een termijn dat het hof juist en redelijk acht;
Primair, subsidiair en meer subsidiair:
VII. de man te veroordelen om aan de vrouw te betalen de buitengerechtelijke incassokosten, ter hoogte van € 2.348,29, dan wel een nader te bepalen bedrag afhankelijk van het bedrag dat het hof toewijst;
VIII. de vorderingen onder II, III, IV, V, en VI te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf de respectievelijke vervaltermijnen (1 januari 2017) tot de dag der algehele voldoening;
IX. de man te veroordelen in de (na)kosten van deze procedure, het salaris van de gemachtigde en griffierecht daaronder begrepen, te voldoen binnen 7 dagen na het te wijzen vonnis en - voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf de bedoelde termijn voor voldoening.