Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
4.De omvang van het geschil
:
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling van drie minderjarige kinderen, geboren in 2014, 2015 en 2017. De ouders, de moeder en de vader, zijn in geschil over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De moeder verzoekt om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen, terwijl de vader verzoekt om de huidige regeling te handhaven. De rechtbank Midden-Nederland had eerder bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vader hebben, wat door het hof is bekrachtigd. Het hof oordeelt dat de kinderen sinds 2020 voornamelijk bij de vader verblijven en dat een wijziging van de hoofdverblijfplaats onrust zou veroorzaken. De huidige zorgregeling, waarbij de kinderen op bepaalde dagen bij de moeder zijn, wordt ook bekrachtigd, omdat deze regeling het beste aansluit bij de behoeften van de kinderen. Het hof heeft daarnaast een verdeling van de vakanties en feestdagen vastgesteld, waarbij de kinderen in even en oneven jaren bij de respectieve ouders verblijven. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd.