ECLI:NL:GHARL:2024:2040
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de beslissing in ontnemingszaak met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze ontnemingszaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Midden-Nederland van 31 augustus 2022. De rechtbank had het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene geschat op € 46.278,09 en de betalingsverplichting aan de benadeelde partij op nihil gesteld. De advocaat-generaal stelde echter dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 0,00 moest worden gesteld en dat de vordering moest worden afgewezen. De verdediging pleitte voor afwijzing van de ontnemingsvordering en toewijzing van het voordeel aan de benadeelde partij.
Het hof heeft het onderzoek op de terechtzitting van 6 maart 2024 en de eerdere zitting in eerste aanleg in aanmerking genomen. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene bij arrest van 20 maart 2024 (parketnummer 21-003812-22) is veroordeeld voor diefstal van een bedrag van € 48.399,07. Het hof heeft de schade van de benadeelde partij vastgesteld op € 46.022,35 en geconcludeerd dat er geen kosten van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel afgetrokken hoeven te worden.
Uiteindelijk heeft het hof de beslissing van de rechtbank vernietigd en de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen, waarbij het belang van de benadeelde partij om het geld terug te krijgen zwaarder woog dan het belang van de Staat. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. M.C. van Linde als voorzitter.