In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van partneralimentatie tussen partijen, die in 2015 zijn gescheiden. De man had verzocht om de partneralimentatie te verlagen van € 9.875,- naar € 2.456,- bruto per maand, met terugwerkende kracht vanaf 1 februari 2022. De rechtbank had in een eerdere beschikking de alimentatie vastgesteld op € 4.903,- bruto per maand. De vrouw ging in hoger beroep tegen deze beslissing, met twintig grieven, en verzocht het hof om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken of deze af te wijzen.
Het hof heeft de feiten van de zaak in overweging genomen, waaronder het inkomensverlies van de man, dat niet verwijtbaar was en niet voor herstel vatbaar. Het hof oordeelde dat de man door gezondheidsproblemen niet in staat was om zijn oude functie als CFO te vervullen en dat zijn huidige inkomen aanzienlijk lager was. De vrouw voerde aan dat de rechtbank ten onrechte rekening had gehouden met de verdiencapaciteit van de man en dat zij zelf niet in haar eigen levensonderhoud kon voorzien. Het hof heeft de behoefte van de vrouw vastgesteld en de draagkracht van de man beoordeeld, waarbij het hof rekening hield met de werkelijke woonlasten en het rendement op vermogen.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en de partneralimentatie gewijzigd. De man moet vanaf 1 april 2022 € 8.081,- bruto per maand betalen, met een verdere verlaging naar € 7.529,- bruto per maand vanaf 1 januari 2023 en € 7.996,- bruto per maand vanaf 1 januari 2024. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.