ECLI:NL:GHARL:2024:2011

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
21-001980-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en veroordeling voor gewoontewitwassen, bezit van valse bankbiljetten, harddrugs en wapens

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte, geboren in 1974, veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder gewoontewitwassen, het bezit van valse bankbiljetten, harddrugs en wapens. De verdachte was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling van de rechtbank, waarbij hij was vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit, maar wel was veroordeeld voor andere feiten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen van contante geldbedragen en bitcoins, en dat hij valse bankbiljetten in zijn bezit had. Daarnaast had hij harddrugs en pepperspray voorhanden. Het hof heeft de verdachte een taakstraf van 240 uren opgelegd, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaren. Voor het bezit van valse bankbiljetten is een geldboete van € 1.000,- opgelegd, subsidiair 20 dagen hechtenis. Het hof heeft rekening gehouden met de lange duur van de procedure en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk en het feit dat hij na de feiten niet meer in aanraking is gekomen met de politie.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001980-20
Uitspraak d.d.: 20 maart 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle , gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 9 juni 2020 met parketnummer 08-953120-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
wonende te [woonplaats]

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 maart 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, ertoe strekkende dat het gerechtshof:
het vonnis waarvan beroep zal vernietigen
de verdachte ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde zal ontslaan van alle rechtsvervolging wegens niet strafbaarheid van het feit;
de verdachte zal veroordelen ter zake van het onder 1 (impliciet primair), 3, 4 en 5 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden; en
de verdachte zal veroordelen ter zake van de onder 2 subsidiair tenlastegelegde overtreding tot een geldboete van € 1.200,00.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. M.G. Bischop, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De meervoudige strafkamer in de rechtbank Overijssel heeft bij vonnis van 9 juni 2020, waartegen het hoger beroep is gericht:
  • de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging wegens niet strafbaarheid van het feit van het onder 2 tenlastegelegde;
  • de verdachte veroordeeld ter zake van het onder 1 (impliciet subsidiair), 3, 4 en 5 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot (deels) andere bewezenverklaringen komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep,
d.d. 6 maart 2024- tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2017 tot en met
17 april 2018 in de [gemeente] en/of elders in Nederland
(telkens) (een) voorwerp(en), te weten
- een zeer groot (giraal en/of contant) geldbedrag(en) en/of
- een grote hoeveelheid bitcoins en/of een of meer andere voorwerpen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet, en/of van genoemde voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, van het plegen van dat feit een gewoonte heeft gemaakt,
en/of
(telkens) van voorwerpen, te weten
- een grote hoeveelheid bitcoins en/of
- grote (girale en/of contante) geldbedragen
de werkelijke aard, de herkomst, heeft verborgen en/of verhuld,
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, van het plegen van dat feit een gewoonte heeft gemaakt;
2. primair
hij in of omstreeks de periode van 23 november 2017 tot en met 17 april 2018 in de [gemeente] , opzettelijk 15, althans een of meer vervalste bankbiljetten van 500 Euro met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven heeft ontvangen, zich heeft verschaft of in voorraad heeft gehad;
indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
2. subsidiair
hij in de periode van 23 november 2017 tot en met 17 april 2018 in de [gemeente] ,
drukwerken of andere voorwerpen in een vorm die ze op munt- of bankbiljetten, doet gelijken, te weten 15, althans een of meer, valse biljetten van € 500,- (Euro) heeft vervaardigd, heeft ontvangen, zich heeft verschaft, in voorraad heeft gehad, heeft ingevoerd en/of heeft uitgevoerd;
3.
hij op of omstreeks 17 april 2018 in de [gemeente] opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 23 pillen/ongeveer 12,45 gram en/of ongeveer 0,09 gram en/of ongeveer 0,12 gram en/of ongeveer 0,20 gram en/of ongeveer 0,22 gram en/of ongeveer 2,15 gram en/of ongeveer 0,87 gram en/of 2 pillen/ongeveer 0,70 gram en/of 4 pillen en/of ongeveer 0,95 gram en/of ongeveer 0,18 gram en/of ongeveer 0,06 gram ,in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleen-dioxy-methyl-amfetamine) en/of
- ongeveer 4,31 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende (meth)amfetamine (d-N-Methylamfetamine) en/of
- ongeveer 7 milliliter en/of ongeveer 45 milliliter en/of 115 milliliter, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB (Gamma-Hydroxy-Boterzuur),
zijnde MDMA (3,4-methyleen-dioxy-methyl-amfetamine) en/of (meth)amfetamine (d-N-Methylamfetamine en/of GHB (Gamma-Hydroxy-Boterzuur)
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij in de periode van 1 maart 2017 tot en met 17 april 2018 in de [gemeente] , althans in Nederland, met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b of 139c Wetboek van strafrecht werd gepleegd,
(een) computerwachtwoord(en) en/of (een) toegangscode(s) en/of (een) daarmee vergelijkba(a)r(e) gegeven(s), waardoor de toegang kon worden verkregen tot een geautomatiseerd werk (te weten de servers waarop de streamingsdienst Netflix en/of de accounts van de gebruikers van deze dienst worden gehost) of een deel daarvan,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad,
met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b of 139c Wetboek van strafrecht werd gepleegd,
door opzettelijk
- ( via [website 4] ) een (gehackt) Netflixaccount te kopen en/of te verwerven en/of voorhanden te hebben en/of
- een (groot) aantal loginnamen en/of gebruikersnamen en/of wachtwoorden en/of codes van (een) (mogelijke) Netflixaccounteigenaar(s) (via [website 1] ) te downloaden;
5.
hij op of omstreeks 17 april 2018 in de [gemeente] ,
(een) wapen(s) van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten drie, althans een aantal pepperspray/traangas spuitbusje(s), zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde, gelijk aan de beslissing van de rechtbank, gerekwireerd tot ontslag van alle rechtsvervolging wegens niet strafbaarheid van het feit en tot bewezenverklaring van het onder 1 impliciet primair (gewoontewitwassen), 2 subsidiair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde.
De advocaat-generaal heeft zich ten aanzien van het onder 1 impliciet primair op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte grote geldbedragen en een hoeveelheid bitcoins heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en omgezet, en de werkelijke aard en de herkomst daarvan heeft verhuld, terwijl verdachte wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl hij van het plegen van dat feit een gewoonte heeft gemaakt.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van het onder 1 impliciet subsidiair (schuldwitwassen), 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder 1 impliciet primair tenlastegelegde - kort en zakelijk weergegeven - op het standpunt gesteld dat het handelen van verdachte niet impliceert dat hij wist dat de geldbedragen afkomstig waren uit enig misdrijf.

Oordeel van het hof

Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde

Beoordelingskader
Het hof stelt voorop dat in geval van een verdenking van witwassen dient te worden vastgesteld of de relevante voorwerpen en/of geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf. Niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf.
Dat een voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf, kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
Als de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de stelling dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte voormelde verklaring geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden, waaronder het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen, een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
Beoordeling hof
Het hof is van oordeel dat de namens de verdachte gevoerde verweren, strekkende tot vrijspraak van het onder 1 impliciet primair tenlastegelegde, worden weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Naar het oordeel van het hof kan op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen worden vastgesteld dat verdachte onder de gebruikersnaam “ [gebruikersnaam] ” adverteerde op de website [website 2] . Hij bood bitcoins aan voor cash geld. In zijn advertentie werden zijn handelsvoorwaarden genoemd. De handelsvoorwaarden waren, onder meer:
  • “Afspreken kan bij [bedrijf] of het station in [plaats 1] , gedurende de openingstijden van het restaurant.
  • Ik handel alleen op [website 2] , geen uitzonderingen.
  • Ik stel geen vragen over de reden van de transactie.
  • Je mag me jouw telefoonnummer geven als je dat wil, maar ik bel je alleen in uitzonderlijke situaties nadat er een afspraak is gemaakt. Als ik je bel, is [het] daarna niet mogelijk om mij op dat nummer terug te bellen en je kunt er ook geen sms-bericht naartoe sturen. Ik heb echter wel een voicemailbox. Ik kan je het telefoonnummer daarvan geven nadat er een afspraak is gemaakt. Geef in een voicemailbericht tenminste jouw naam (username) en de reden van het bericht en wat je wil. Een simpel “bel me terug”-bericht is niet voldoende. Ik geef de voorkeur aan berichten op [website 2] .”
Verbalisanten zagen dat de gehanteerde wisselcommissie door verdachte in oktober 2017 circa 17% bedroeg, terwijl de reguliere bitcoin exchanges maximaal 2% hanteren.
Verdachte werd naar aanleiding van de advertentie benaderd door mensen die bitcoins wilden kopen met cash geld en bereid waren daarvoor circa 17% commissie te betalen. Hij maakte daartoe een afspraak met de koper om elkaar te ontmoeten bij [bedrijf] in [plaats 1] of op het station in [plaats 1] .
Verdachte had bitcoins in zijn privéwallet. Die bitcoins maakte hij over naar [website 2] . Als hij het cash geld in de hand kreeg van de koper, werden de bitcoins via [website 2] overgedragen aan de koper.
Hij stortte het cash geld vervolgens op zijn bankrekening, kocht daarmee nieuwe bitcoins aan en vulde zo zijn privéwallet met bitcoins. Bij een volgende transactie maakte hij weer bitcoins uit zijn privéwallet over naar [website 2] om de transactie te voldoen.
Verdachte bevestigt dat hij 16 tot 17% wisselcommissie rekende bij de transacties die hij deed.
Verdachte vroeg zijn klanten niet om zich te identificeren en hij vroeg ook niet naar de reden van de transactie.
Het onderzoek naar de klanten van verdachte heeft tot identificatie van in ieder geval twee klanten geleid. Eén klant – afkomstig uit de stad [plaats 2] – (klant P.) is onderwerp van onderzoek in de handel van illegale medicatie en blijkt geen legaal vermogen te hebben dat zijn aankoop van € 23.500,- aan bitcoins kan verklaren.
Een andere klant (klant B.) is betrokken in een strafrechtelijk onderzoek en blijkt zonder dat een bron van inkomsten of zichtbaar vermogen bekend is bij de Belastingdienst € 60.000,- aan contante stortingen op zijn bankrekeningen te hebben ontvangen in de periode 2017-2018. Er blijkt geen zichtbaar vermogen te zijn dat zijn aankoop van € 9.000,- aan bitcoins kan verklaren.
Afkomstig uit enig misdrijf
Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen kan niet direct bewijs worden afgeleid dat de contante geldbedragen waarmee de klanten de bitcoins van verdachte aanschaften uit misdrijf afkomstig waren. Maar het feitelijk handelen van verdachte levert wel een sterke aanwijzing op voor het vermoeden van witwassen. De typologieën van witwassen zijn onder meer:
- de (ver)koper biedt zijn diensten aan via het internet middels vraag- en aanbodsites;
- de (ver)koper stelt geen identiteit van de (ver)koper vast;
- de (ver)koper schermt de eigen identiteit af;
- de (ver)koper rekent in contanten af;
- de (ver)koper brengt een ongewoon hoog percentage wisselcommissie in rekening;
- de transactie vind plaats in een (openbare) omgeving waar veel publiek aanwezig is waardoor het veiligheidsrisico voor de (ver)koper vermindert;
- een legale economische verklaring voor de wijze van omwisseling is niet aannemelijk.
De verdachte bood zijn diensten aan via internet op een vraag- en aanbodsite, zijn klanten en hijzelf bleven anoniem, de transactie vond plaats bij [bedrijf] of het station en hij rekende af in contanten en vroeg daarvoor een veel hogere commissie (16 tot 17%) dan de reguliere bitcoin exchangers (0,5 tot 2%). Zijn handelwijze voldoet daarmee aan meerdere typologieën van witwassen.
Er is op grond van het vorengenoemde sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. In dat geval mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de legale herkomst van het contante geld en/of de bitcoins.
Verdachte is daarin niet geslaagd.
Hij heeft verklaard dat de klanten er wel betrouwbaar uitzagen en aan hem vertelden dat ze bitcoins wilden. Ze kwamen bij hem en waren bereid veel meer te betalen omdat de transactie in [plaats 1] plaatsvond en dat ligt heel centraal in het land, aldus verdachte.
Het hof overweegt dat, nu de verdachte een substantieel hogere wisselcommissie hanteerde dan het door de reguliere bitcoin exchangers gehanteerde tarief en zijn klanten bereid waren dit veel hogere tarief te betalen, de enige logische verklaring daarvoor is dat zijn klanten anoniem wilden blijven. De verklaring van de verdachte kan niet worden aangemerkt als een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over een alternatieve — legale — herkomst van het geld. Het is namelijk naar het oordeel van het hof volstrekt ongeloofwaardig dat mensen een zo veel hogere commissie voor bitcoins willen betalen dan elders alleen omdat het verkrijgbaar is in [plaats 1] . Immers via internet en een girale betaling kunnen namelijk op elke willekeurige locatie bitcoins worden aangeschaft tegen 0,5 tot 2% commissie.
Wetenschap
Namens verdachte is aangevoerd dat hij niet van de criminele herkomst van het geld op de hoogte is geweest, althans dat hij daaromtrent wetenschap had in de vorm van voorwaardelijk opzet. Het hof acht het ontbreken van wetenschap bij verdachte over de criminele herkomst van het geld ongeloofwaardig en overweegt daartoe als volgt.
Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af – meer specifiek de door verdachte eigen geplaatste advertentie waarin de anonimiteit van de koper gewaarborgd werd en de intentie van verdachte valt af te leiden, de gevraagde hoge commissie en het voldoen van deze handelingen aan meerdere witwastypologieën – dat verdachte meermalen met een aantal personen, in ieder geval klant P. en B. heeft afgesproken en waarbij verdachte grote sommen cashgeldbedragen heeft overhandigd gekregen in ruil voor bitcoins. Verdachte heeft daarbij uitvoeringshandelingen verricht, bestaande uit het dragen van het geld en het bij zich houden van dat geld, waarbij het geld zich overduidelijk in de machtssfeer van verdachte bevond.
Het hof constateert dat de handelingen ten aanzien van de geldbedragen plaats hebben gevonden onder omstandigheden, die in de context van de gebeurtenissen en in samenhang bezien, als zogenoemde typologieën van – en daarmee kenmerkend voor – witwassen zijn aan te merken. Het is immers zeer ongebruikelijk om grote hoeveelheden chartaal geld en zonder enige verdere bescherming voorhanden te hebben, onder meer vanwege de veiligheidsrisico’s. Ook de wijze waarop dit geld is overgedragen op een openbare plek, is zeer ongebruikelijk te noemen. Het is daarnaast een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld en de winsten die daarbij worden behaald, maken het kennelijk de moeite waard die risico’s te lopen.
Het hof stelt op grond van het vorenstaande vast dat verdachte grote hoeveelheden cash geld voorhanden heeft gehad en, gelet op de hiervoor beschreven omstandigheden waaronder het geld werd overgedragen, dat hij daarmee tenminste de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig waren.
Dit brengt naar het oordeel van het hof mee dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde witwassen. Hij wist dat het geld, waarmee zijn kopers de bitcoins wilden aanschaffen, afkomstig was uit enig misdrijf. Door met het van de klanten ontvangen contante geld voor zichzelf weer nieuwe bitcoins te kopen en uit zijn voorraad bij een volgende transactie weer bitcoins door te verkopen, heeft verdachte zich naast het omzetten van geld in bitcoins bovendien schuldig gemaakt aan het verhullen van de werkelijke aard en herkomst van de bitcoins en het geld. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Gewoonte
Gelet op de lengte van de periode waarin het witwassen heeft plaatsgevonden, het aantal transacties en de intentie waarmee verdachte dit heeft gedaan zoals die blijkt uit de door hem gebruikte advertentie, kan voorts worden gesproken van een gewoonte maken van witwassen.

Ten aanzien van het onder 2 primair/subsidiair tenlastegelegde

Nu verdachte het onder 2 primair/subsidiair tenlastegelegde feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem is geen vrijspraak bepleit, volstaat het hof met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, Sv.
Deze opgave luidt als volgt:
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van het hof, d.d. 6 maart 2024;
Een proces-verbaal van bevindingen aantreffen vermoedelijk vals geld, d.d. 26 juni 2018, opgenomen op pagina 277-278 van
het dossier van de regiopolitie [regio] , onderzoek ONRAD17017 Bentley, met nummer PLO600-2017494269, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] ;
Een proces-verbaal van forensisch technisch onderzoek valse bankbiljetten, d.d. 1 mei 2018, opgenomen op pagina 279 -284 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3]

Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde

Nu verdachte het onder 3 tenlastegelegde feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem is geen vrijspraak bepleit, volstaat het hof met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, Sv.
Deze opgave luidt als volgt:
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van het hof, d.d. 6 maart 2024;
Een proces-verbaal van bevindingen aantreffen drugs, d.d. 2 mei 2018, opgenomen op pagina 258-260 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] ;
Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, d.d. 24 april 2018, opgenomen op pagina 261-273 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] .

Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde

Nu verdachte het onder 4 tenlastegelegde feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem is geen vrijspraak bepleit, volstaat het hof met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, Sv.
Deze opgave luidt als volgt:
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van het hof, d.d. 6 maart 2024;
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 27 maart 2019, opgenomen op pagina’s 293-294 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 8] ;
Een proces-verbaal van bevindingen aankoop op [website 3] , d.d. 1 maart 2018, opgenomen op pagina 202-203 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] ;
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 23 mei 2018, opgenomen op pagina 169-170 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.

Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde

Nu verdachte het onder 5 tenlastegelegde feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem is geen vrijspraak bepleit, volstaat het hof met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, Sv.
Deze opgave luidt als volgt:
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van het hof, d.d. 6 maart 2024;
Een proces-verbaal van bevindingen aantreffen 3 busjes pepperspray, d.d. 18 april 2018, opgenomen op pagina 274-275 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 9] .

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 (impliciet primair), 2 subsidiair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. impliciet primair)
hij in de periode van 1 maart 2017 tot en met 17 april 2018 in de [gemeente] ,
telkens (een) voorwerp(en), te weten
- een groot (giraal en/of contant) geldbedrag(en) en
- een hoeveelheid bitcoins
heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en omgezet, en van genoemde voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte wist, dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, van het plegen van dat feit een gewoonte heeft gemaakt,
en
telkens van voorwerpen, te weten
- een hoeveelheid bitcoins en
- ( girale en contante) geldbedragen
de werkelijke aard, de herkomst, heeft verhuld, terwijl hij, verdachte, wist, dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, van het plegen van dat feit een gewoonte heeft gemaakt;
2. primair
hij in de periode van 23 november 2017 tot en met 17 april 2018 in de [gemeente] ,
opzettelijk 15 vervalste bankbiljetten van 500 Euro met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad;
en
2. subsidiair
hij in de periode van 23 november 2017 tot en met 17 april 2018 in de [gemeente] ,
drukwerken of andere voorwerpen in een vorm die ze op bankbiljetten, doet gelijken, te weten 15, althans een of meer, valse biljetten van € 500,- (Euro), in voorraad heeft gehad;
3.
hij op 17 april 2018 in de [gemeente] opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 23 pillen/ongeveer 12,45 gram en ongeveer 0,09 gram en ongeveer 0,12 gram en ongeveer 0,20 gram en ongeveer 0,22 gram en ongeveer 2, 15 gram en ongeveer 0,87 gram en 2 pillen/ongeveer 0,70 gram en 4 pillen en ongeveer 0,95 gram en ongeveer 0,18 gram en ongeveer 0,06 gram van een materiaal bevattende MDMA (3 ,4-rnethyleen-dioxy-methyl-amfetamine) en
- ongeveer 4,3 1 gram van een materiaal bevattende (meth)amfetamine (d-N-Methylamfetamine) en
- ongeveer 7 milliliter en ongeveer 45 milliliter en 115 milliliter van een materiaal bevattende GHB (Gamma-Hydroxy-Boterzuur),
zijnde MDMA (3,4-methyleen-dioxy-methyl-amfetamine) en/of (meth)amfetamine
(d-N-Methylamfetamine en/of GHB (Gamma-Hydroxy-Boterzuur), telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
4.
hij in de periode van 1 maart 2017 tot en met 17 april 2018 in Nederland, met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b of 139c Wetboek van strafrecht werd gepleegd, computerwachtwoorden en toegangscodes en/of daarmee vergelijkbare gegevens, waardoor de toegang kon worden verkregen tot een geautomatiseerd werk (te weten de servers waarop de streamingsdienst Netflix en de accounts van de gebruikers van deze dienst worden gehost) of een deel daarvan, heeft verworven en voorhanden heeft gehad, met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b of 139c Wetboek van strafrecht werd gepleegd, door opzettelijk
- via [website 4] een gehackt Netflixaccount te kopen en te verwerven en voorhanden te hebben en
- een groot aantal loginnamen en gebruikersnamen en wachtwoorden en/of codes van Netflixaccounteigenaars via [website 1] te downloaden;
5.
hij op 17 april 2018 in de [gemeente] , wapens van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten drie pepperspray spuitbusjes. zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde
De advocaat-generaal heeft gesteld dat de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging van het onder 2 primair tenlastegelegde dient te worden wegens niet strafbaarheid van het feit, gelijk aan de beslissing van de rechtbank. De verdediging heeft zich ten aanzien van de beslissing van het hof gerefereerd. Gelet op een kennelijk gebrek aan belang bij een uitgebreide overweging in deze, zal het hof de beslissing van de rechtbank overnemen en verdachte eveneens ontslaan van alle rechtsvervolging ten aanzien van het onder 2 primaire feit dat is bewezenverklaard.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
drukwerken in een vorm die ze op bankbiljetten doet gelijken in voorraad hebben.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b of 139c van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, een computerwachtwoord, toegangscode of daarmee vergelijkbaar gegeven waardoor toegang kan worden gekregen tot een geautomatiseerd werk of een deel daarvan, verwerven en voorhanden hebben, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd ter zake van het onder 1, 3, 4 en 5 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden en ter zake van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde (overtreding) tot een geldboete van € 1.200,-.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat een taakstraf van 240 uren, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf passender is, onder meer wijzend op het tijdsverloop van de zaak, het feit dat verdachte een goede baan heeft en na de onderhavige feiten niet meer in aanraking is geweest met politie en justitie. Ten aanzien van strafoplegging met betrekking tot de bewezenverklaarde overtreding (feit 2 subsidiair) heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van contante
geldbedragen (in totaal circa 38.000 euro) en een hoeveelheid bitcoins. Hij heeft door zijn handelen eraan bijgedragen dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht worden onttrokken en daaraan een schijnbaar legale herkomst wordt verschaft. Door dit witwassen heeft hij de onderliggende criminaliteit ondersteund. Zijn gedragingen vormen een ernstige aantasting van de integriteit van het financiële en economische verkeer. Het hof rekent verdachte dit aan.
Daarnaast heeft verdachte valse bankbiljetten in het bezit gehad, hetgeen een risico vormt voor de zuiverheid van het geldverkeer. Dit brengt schade toe aan het vertrouwen van bankbiljetten in het monetaire verkeer. Het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde betreft een overtreding, waarvoor aan de verdachte een afzonderlijke straf zal worden opgelegd.
Voorts heeft verdachte op verschillende plaatsen in zijn woning harddrugs (18 gram
MDMA, 4,31 gram (meth)amfetamine en 167 milliliter GHB) aanwezig gehad. Het is
algemeen bekend dat harddrugs een bedreiging vormen voor de volksgezondheid. Het is ook
een feit van algemene bekendheid dat een deel van de criminaliteit direct of indirect haar
oorsprong vindt in het gebruik van en de handel in drugs. Verdachte is hier door zijn
handelen medeverantwoordelijk voor.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan computercriminaliteit door gehackte
gegevens van duizenden Netflixaccounts te verwerven en voorhanden te hebben.
Verdachte heeft tot slot drie busjes pepperspray voorhanden gehad. Het voorhanden hebben
van een dergelijk wapen is een strafbaar feit, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan een
onaanvaardbaar risico met zich brengt voor de veiligheid van personen. De combinatie van
het voorhanden hebben van drugs en wapens wordt door het hof als strafverzwarend
aangemerkt.
Het hof heeft (tevens) gelet op de straffen die ter zake van het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs en het voorhanden hebben van pepperspray plegen te worden opgelegd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 januari 2024 is hij eerder (in 2000) strafrechtelijk veroordeeld voor een ander soortig feit en heeft hij een transactie voldaan ter zake van het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs in 2009. Na onderhavige feiten is verdachte voor een snelheidsovertreding met politie en justitie in aanraking geweest. Het hof zal de genoemde feiten en het ontbreken van relevante documentatie niet ten voordele of ten nadele van verdachte meewegen. Het hof stelt voorts vast dat verdachte twee dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het hof houdt voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die blijken uit het dossier en zoals die tijdens het onderzoek ter terechtzitting van het hof zijn besproken.
De ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd rechtvaardigen, zoals hierboven overwogen, in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, mede gelet op de zwaardere bewezenverklaring van het onder 1 impliciet primair bewezenverklaarde door het hof.
Het hof stelt echter vast dat er sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM.
De berechting in eerste aanleg heeft niet plaatsgevonden binnen de als redelijk te beoordelen termijn van twee jaren. De redelijke termijn van berechting is aangevangen bij het eerste verhoor van verdachte op 23 mei 2018. De zaak is voor de eerste maal aangehouden wegens covid perikelen ter zitting van 31 maart 2020. Op deze zitting is de behandeling voor onbepaalde tijd aangehouden. De zaak is voor de tweede maal aangebracht ter zitting van
26 mei 2020, op welke zitting de inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden en de rechtbank op 9 juni 2020 vonnis heeft gewezen. Derhalve is sprake van overschrijding van de termijn met circa twee maanden.
De berechting in hoger beroep heeft evenmin plaatsgevonden binnen de als redelijk te beoordelen termijn van twee jaren. Het appel is ingesteld op 19 juni 2020. De zaak is aangebracht ter zitting van het hof van 6 maart 2024 waarop het hof heeft bepaald dat heden (20 maart 2024) arrest zal worden gewezen. Derhalve is sprake van overschrijding van de termijn met ruim één jaar en negen maanden. Het hof houdt in strafmatigende zin rekening met het forse tijdsverloop van de zaak. Verdachte heeft daardoor lang in onzekerheid gezeten over de afdoening van de zaak. Het hof zal deze omstandigheid op navolgende wijze compenseren in de straf.
Gelet hierop, alsmede het feit dat verdachte een baan heeft met inkomen, is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf thans niet meer passend is, waarbij het hof tevens in aanmerking heeft genomen het feit dat verdachte de hem tenlastegelegde feiten ruiterlijk heeft bekend en daarvoor thans ook zijn verantwoordelijkheid heeft genomen.
Gelet op het voorgaande acht het hof, alles afwegende, oplegging van een taakstraf van
240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.
Het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde feit betreft een overtreding, waarvoor een afzonderlijke straf moet worden opgelegd. Het hof zal, gelet op de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring en de omstandigheden van het geval, volstaan met een geldboete van € 1.000,-, subsidiair 20 dagen hechtenis.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 57, 62, 139d, 420ter en 440 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en subsidiair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 2 primair bewezen verklaarde geen strafbaar feit oplevert en ontslaat
verdachte voor dat feit van alle rechtsvervolging.
Verklaart het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. L.G. Wijma en mr. M.C. van Linde, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Veenstra, griffier,
en op 20 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.