ECLI:NL:GHARL:2024:2007

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
P23/383
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van PIJ-maatregel in terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 3 oktober 2023. De zaak betreft de omzetting van een PIJ-maatregel (plaatsing in een inrichting voor jeugdigen) in een terbeschikkingstelling (tbs) met verpleging van overheidswege. De jeugdige, geboren in 1997, verbleef in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum en was eerder veroordeeld voor een poging tot zware mishandeling. Het hof oordeelde dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de jeugdige een groot gevaar vormt voor de maatschappij, wat de omzetting van de maatregel rechtvaardigt. De deskundigen hebben vastgesteld dat de jeugdige lijdt aan schizofrenie en een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis, met een hoog recidiverisico. Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigd, waarbij het verzoek om onderzoek naar een zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheid werd afgewezen. Het hof concludeert dat de jeugdige baat heeft bij een langdurige behandeling in een forensisch kader, gezien de ernst van zijn psychologische problematiek en het hoge recidivegevaar. De beslissing van de rechtbank is met de nodige aanvullingen bevestigd.

Uitspraak

PIJ P23/383
Beslissing van 21 maart 2024
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[de jeugdige],
geboren te [geboorteplaats] in 1997,
verblijvende in Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van [locatie] , verder te noemen: de jeugdige.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, van 3 oktober 2023. Deze beslissing houdt in de omzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) in de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege en de bepaling dat deze niet in duur is beperkt.
Het hof heeft gelet op de stukken waarop de rechtbank haar beslissing heeft gebaseerd en daarnaast onder meer op:
- de processen-verbaal van het onderzoek op 9 februari 2023 en 19 september 2023 van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van 16 oktober 2023 waarbij namens de jeugdige beroep is ingesteld;
- de aanvullende informatie van GGZ [GGZ-instelling] , gedateerd 29 februari 2024.
Het hof heeft ter zitting van 7 maart 2024 gehoord de advocaat-generaal, R.J.A. Segerink, en de jeugdige, bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.O. Roosjen, advocaat te Groningen.
Het hof heeft ter zitting tevens gehoord [persoon 1] , GZ- en kinder- en jeugdpsycholoog, [persoon 2] , (kinder- en jeugd)psychiater, en [persoon 3] reclasseringsmedewerker.

Overwegingen

Het hof kan zich vinden in de volgende (hierna cursief weergegeven) overwegingen van de rechtbank. Het hof neemt die overwegingen over en maakt die tot de zijne. Waar hierna
“veroordeelde” staat, dient “jeugdige” te worden gelezen. De aanvullingen van het hof zijn niet cursief weergegeven.
Procesverloop
Veroordeelde is bij uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 september 2015 wegens een poging tot zware mishandeling veroordeeld tot onder meer een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel).
Een jaar voordat de maximale duur van zeven jaar van de PIJ-maatregel werd bereikt, is deze op 13 oktober 2021 op grond van artikel 6:6:31 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) van rechtswege voorwaardelijk geëindigd.
Bij beslissing van 12 oktober 2021 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot vaststelling van daarbij geldende bijzondere voorwaarden toegewezen en bepaald dat veroordeelde zich gedurende de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel aan de daarin genoemde voorwaarden diende te houden.
Bij beslissing van 7 december 2021 heeft de rechter-commissaris de voorlopige terugplaatsing in een inrichting voor jeugdigen bevolen in het kader van een voorwaardelijk beëindigde PIJ­ maatregel.
Bij beslissing van 4 januari 2022 heeft de rechtbank de terugplaatsing in een inrichting voor jeugdigen bevolen tot 13 oktober 2022, of zoveel korter als dat er voor veroordeelde een passende woonvoorziening is gevonden.
Per 6 mei 2022 is veroordeelde vanuit de [instelling 1] overgeplaatst naar [naam voorziening] , een besloten woon- en werkvoorziening van [stichting 1] in [plaats 1] . De eerste terugplaatsing heeft daarmee 150 dagen geduurd.
Bij beslissing van 26 juli 2022 heeft de rechtbank de termijn van de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van de veroordeelde verlengd met een jaar.
De rechter-commissaris heeft bij beslissing van 1 augustus 2022 de voorlopige terugplaatsing in een inrichting voor jeugdigen in het kader van een voorwaardelijk beëindigde PIJ-maatregel bevolen.
Bij beslissing van 9 september 2022 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot terugplaatsing van veroordeelde in een inrichting voor jeugdigen toegewezen en bevolen dat de veroordeelde wordt teruggeplaatst in het PPC [plaats 3] voor de duur van 210 dagen, of zoveel korter als dat er voor veroordeelde een passende woonvoorziening is gevonden. Daarnaast heeft de rechtbank de officier van justitie de Pro Justitia rapporteurs opdracht laten geven aanvullend onderzoek te doen naar veroordeelde en aanvullend te rapporteren over een passende vervolgplek, de agressie-regulatie problematiek en het recidiverisico.
De officier van justitie heeft op 16 januari 2023 een vordering ingediend tot omzetting van de PIJ-maatregel in een maatregel tot terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: tbs-maatregel).
Veroordeelde verblijft in het kader van de tweede (en laatste) terugplaatsing in PPC [plaats 3] .
Veroordeelde heeft uit andere hoofde (onder parketnummer 05/177148-22) preventief gedetineerd gezeten van 13 juli 2022 tot 29 juli 2022. Per laatstgenoemde datum is de PIJ­ maatregel weer gestart. De maatregel loopt tot 29 oktober 2023.
De rechtbank heeft onder meer kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage van 20 januari 2022, alsmede het geïntegreerd aanvullend psychologisch en psychiatrisch onderzoek van 28 november 2022, beide opgemaakt door [persoon 1] en [persoon 2] , voornoemd. Tevens heeft de rechtbank kennisgenomen van de reclasseringsrapporten van 11 augustus 2022 en l februari 2023, opgemaakt door [persoon 4] (reclasseringswerker).
De rechtbank heeft verder overwogen dat de stukken betreffende het onderzoek dat de officier van justitie heeft laten uitvoeren naar de mogelijkheden van een zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidzorg (Wvggz) zich bij de stukken bevinden. Het hof beschikt niet over deze stukken. Wel heeft het hof in het requisitoir van de officier van justitie van de zitting van 9 februari 2023 [1] het volgende gelezen: In haar bevindingen relateert de geneesheer-directeur: ”Gezien het hoge risico op agressie binnen en buiten instellingen, de triple problematiek in de vorm van verstandelijke beperking, verslaving en schizofrenie en het daarmee samenhangende delict risico, wordt behandeling in het kader van een Wvggz-kader als niet passend en ontoereikend bevonden. Er is langdurige behandeling, startend op een hoog beveiligingsniveau, nodig met expertise van (L)VB, verslaving en psychotische stoornissen, hetgeen niet geboden kan worden in de reguliere GGZ. Zelfs het hebben van een PIJ-maatregel heeft niet kunnen voorkomen dat betrokkene opnieuw een geweldsdelict heeft gepleegd. Gezien het hoge recidiverisico biedt een zorgmachtiging een onvoldoende stevig kader voor zorg, toezicht en beveiliging van de maatschappij. Zowel de zorgverantwoordelijke als ook de onafhankelijke psychiater komen tot dezelfde conclusie”.
Op 9 februari 2023 heeft de behandeling van de vordering tot omzetting van de PIJ- maatregel in een tbs-maatregel plaatsgevonden. Na sluiting van het onderzoek heeft de rechtbank bij tussenbeslissing van 23 februari 2023 het onderzoek heropend, omdat het onderzoek niet volledig is geweest. Daartoe is overwogen dat recente rapportages betreffende veroordeelde vanuit de jeugdinrichting ontbreken en nog aan het dossier moeten worden toegevoegd. De rechtbank heeft voorts bevolen dat veroordeelde ter observatie zal worden opgenomen in het Pieter Baan Centrum te [plaats 2] voor het doen opmaken van een multidisciplinaire rapportage waarin de door de rechtbank geformuleerde vragen worden beantwoord.
De ontbrekende perspectiefplannen vanuit de jeugdinrichting zijn door de officier van justitie aan het dossier toegevoegd. Dit betreffen de volgende stukken:
- het dertiende perspectiefplan van [stichting 2] d.d. 3 april 2020;
- het veertiende perspectiefplan van [stichting 2] d.d. 11 juni 2020;
- het vijftiende perspectiefplan van [stichting 2] d.d. 25 augustus 2020;
- het zestiende perspectiefplan van [stichting 2] d.d. 6 mei 2022.
Het Pieter Baan Centrum te [plaats 2] heeft op 19 juli 2023 een rapportage uitgebracht. De reclassering heeft op 12 september 2023 aanvullend gerapporteerd.
Op 19 september 2023 heeft de nadere behandeling van de vordering tot omzetting van de PIJ-maatregel in een tbs-maatregel plaatsgevonden.
Bij beslissing van 3 oktober 2023 heeft de rechtbank de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) omgezet in de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege en heeft bepaald dat deze niet in duur is beperkt. Tegen deze beslissing heeft de jeugdige beroep ingesteld.
Het hof heeft tevens kennisgenomen van het aanvullende reclasseringsrapport van 29 februari 2024, opgemaakt door [persoon 4] (reclasseringswerker).
Het standpunt van de deskundigen ter zitting
Volgens psycholoog [persoon 1] en psychiater [persoon 2] is het psychiatrisch beeld van de jeugdige verslechterd. Er is sprake van defecten in het denken en voelen hetgeen inherent is aan de schizofrene ontwikkeling. Schizofrenie is een progressieve ziekte en verbetering valt niet te verwachten. Beide deskundigen achten het recidiverisico hoog. Volgens hen is een gedwongen kader noodzakelijk om het recidiverisico te beperken. Een behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege is noodzakelijk om de jeugdige adequaat te kunnen behandelen voor zijn problematiek. Vanwege de verstandelijke beperking van de jeugdige, achten de deskundigen de Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) [naam kliniek 1] de meest geschikte plek voor hem. De jeugdige gedijt bij stabiliteit. Het kader van een zorgmachtiging achten de deskundigen niet toereikend omdat een dergelijk kader onvoldoende waarborgen biedt voor de veiligheid van personen. Daarnaast is een zorgmachtiging niet gericht op behandeling en het voorkomen van recidive.
Ook volgens de reclassering heeft de jeugdige baat bij een hoge zorgintensiviteit en beveiligingsniveau. De deskundige [persoon 3] heeft op de zitting het advies gehandhaafd dat omzetting van de PIJ-maatregel naar een terbeschikkingstelling noodzakelijk is. Alle alternatieven zijn inmiddels onderzocht en ontoereikend gebleken.
Vanwege de onderliggende problematiek heeft plaatsing van de jeugdige in Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) [naam kliniek 2] de voorkeur omdat deze kliniek een afdeling heeft die gespecialiseerd is in behandeling van mensen met schizofrenie. Wanneer het lukt om de jeugdige voldoende psychiatrisch te stabiliseren zou hij aansluitend kunnen doorstromen naar een kliniek van [naam kliniek 1] .
Het standpunt van de jeugdige
Aan de formele eisen die aan de omzetting worden gesteld is op zichzelf voldaan. Wel is het de vraag of de jeugdige een zodanig gevaar vormt dat dit omzetting van de PIJ-maatregel in een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege rechtvaardigt. Alleen in uitzonderlijke gevallen kan omzetting van de PIJ-maatregel in een terbeschikkingstelling aan de orde zijn. Het laatste incident dateert van 2022. Er was toen sprake van een verslechterd toestandsbeeld van de jeugdige. Hij zat toen echter op de verkeerde plek met slechte begeleiding en verkeerde medicatie hetgeen resulteerde in (weer) een overplaatsing, terwijl de jeugdige juist baat heeft bij zo min mogelijke overplaatsingen. Met de juiste medicatie, begeleiding, vastigheid en stabiliteit gaat het relatief goed met de jeugdige. Dit blijkt ook uit het huidige verblijf van de jeugdige in het PPC. De vraag is dan ook of er geen andere mogelijkheden zijn dan het kader van een terbeschikkingstelling. Geconstateerd kan worden dat de jeugdige in het verleden langdurig op de verkeerde plekken is geplaatst met alle gevolgen van dien. Sinds het PPC de antipsychotica medicatie van de jeugdige heeft aangepast, is volgens de arts van het PPC een stijgende lijn zichtbaar. De jeugdige is opener en communiceert meer met de afdeling. Wellicht dat een minder verstrekkend kader toch nog mogelijk is voor de jeugdige. In dat verband heeft de raadsman primair verzocht de mogelijkheden te onderzoeken van een zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidzorg (Wvggz). Uit de beslissing waarvan beroep volgt dat de officier van justitie een dergelijk onderzoek heeft laten uitvoeren, maar de stukken daarvan zijn niet toegevoegd aan het dossier. Daardoor kan niet worden beoordeeld of een zorgmachtiging op dit moment wel tot de mogelijkheden behoort. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de beslissing van de rechtbank te vernietigen en de vordering van de officier van justitie af te wijzen.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank. Er is voldaan aan de eisen die aan de omzetting worden gesteld. De PIJ-maatregel heeft zeven jaren geduurd. Uit het rapport van het Pieter Baan Centrum (PBC) volgt dat er bij de jeugdige sprake is van schizofrenie met katatonie, een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis (in remissie in de inrichting) en een matige verstandelijke beperking. Verder wordt het recidiverisico hoog ingeschat, zowel binnen het kader van de huidige behandelsetting als wanneer het huidige kader plotseling zou wegvallen. Dit volgt ook uit de laatste rapportages van de pro justitia rapporteurs [persoon 2] en [persoon 1] . Het recidiverisico is volgens het PBC zelfs alleen maar toegenomen omdat het psychiatrisch toestandsbeeld van de jeugdige de afgelopen jaren is verslechterd. Binnen de PIJ-maatregel is al het mogelijke geprobeerd om de jeugdige te behandelen. Uit de update van de reclassering van 29 februari 2024 komt naar voren dat vorige maand opnieuw een risicotaxatie is afgenomen en dat de risico’s onveranderd hoog zijn gebleken. Het is van belang dat de jeugdige langere tijd kan verblijven op een plek met een hoog beveiligingsniveau. De reclassering heeft haar advies tot omzetting gehandhaafd. Eerder is de mogelijkheid van het kader van een zorgmachtiging onderzocht. Volgens het PBC en de ter zitting aanwezige deskundigen maakt de combinatie van de complexe ernstige psychiatrische stoornis en het hoge recidivegevaar alsmede de noodzaak tot een langdurige behandeling, dat het kader van een zorgmachtiging onvoldoende waarborgen biedt voor de veiligheid van personen. Daarnaast is een zorgmachtiging niet gericht op het voorkomen van recidive en op behandeling. Daarom bestaat de noodzaak tot omzetting van de PIJ-maatregel in een maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Voor een (nieuw) onderzoek naar een zorgmachtiging bestaan thans geen aanknopingspunten.
Het oordeel van het hof
Aan de orde is de vraag of de PIJ-maatregel omgezet moet worden in een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege (hierna: de omzetting). De rechtbank heeft de vordering tot omzetting toegewezen. Ook het openbaar ministerie acht een omzetting aangewezen. De jeugdige en zijn raadsman pleiten voor afwijzing van de vordering tot omzetting.
Omzetting PIJ-maatregel in terbeschikkingstelling
Artikel 6:6:33 Sv biedt de wettelijke grondslag voor een omzetting. Voordat het hof de PIJ-maatregel in de terbeschikkingstelling kan omzetten, dient te worden voldaan aan een aantal voorwaarden.
Met de rechtbank stelt het hof vast dat de PIJ-maatregel is verlengd tot de maximale duur van zeven jaren (artikel 6:6:33, tweede lid, Sv). Ten tijde van deze beslissing van het hof is er sprake van een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel. Ook dan is omzetting mogelijk. Verder is voldaan aan de eisen van artikel 37a, eerste lid, Sr (artikel 6:6:33, tweede lid, Sv). Bij de jeugdige bestond ten tijde van het feit waarvoor de PIJ-maatregel is opgelegd een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens en het indexdelict, poging tot zware mishandeling, betreft een feit waarvoor de maatregel van terbeschikkingstelling kan worden opgelegd.
Daarnaast dient het hof te beschikken over een multidisciplinaire- of weigerrapportage van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater, die de jeugdige hebben onderzocht.
Het hof beschikt over een PBC-rapportage van 19 juli 2023. Deze rapportage is opgesteld door psychiater [persoon 5] en GZ-psycholoog [persoon 6] . Beide deskundigen zijn geregistreerd in het NRGD voor het deskundigheidsgebied forensische psychiatrie, psychologie en orthopedagogiek (FPPO) strafrecht (volwassenen).
Daarnaast beschikt het hof over het aanvullend rapport van [stichting 3] van 29 februari 2024 en de meest recente voortgangsverslagen van [organisatie] en de meest recente perspectiefplannen van [stichting 2] . Verder beschikt het hof over de aanvullende pro justitia rapportage van psycholoog [persoon 1] en psychiater [persoon 2] van 28 november 2022.
Het hof dient voorts na te gaan of de jeugdige op het moment van de beslissing tot omzetting lijdt aan een stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, en of van de jeugdige een zodanig groot gevaar uitgaat dat dit de omzetting rechtvaardigt. Daarin is begrepen een toets op de proportionaliteit en subsidiariteit van die omzetting. Bij de vaststelling van het recidiverisico dient in dit verband niet alleen gekeken te worden naar de hoogte van het risico, maar ook naar de aard van het gevaar, de omstandigheden waaronder en de termijn waarop zich dit gevaar naar verwachting zal verwezenlijken. Verder kan in het geheel van de afweging enige betekenis toekomen aan de inspanningen die de Staat heeft geleverd om de jeugdige te behandelen [2] .
Stoornis
Uit de rapportage van het PBC van 19 juli 2023 volgt dat er bij de jeugdige sprake is van
schizofrenie met katatonie en van een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis, thans onder gecontroleerde omstandigheden in remissie. Tevens wordt door de deskundigen van het PBC een gebrekkige ontwikkeling vastgesteld in de vorm van een matige verstandelijke beperking. Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de conclusies van de deskundigen en neemt deze conclusies over.
Recidivegevaar
Het hof kan zich vinden in de volgende (
hierna cursief weergegeven) overwegingen van de rechtbank. Het hof neemt die overwegingen over en maakt die tot de zijne. Waar hierna
“veroordeelde” staat, dient “jeugdige” te worden gelezen. De aanvullingen van het hof zijn niet cursief weergegeven.
De kans op recidive wordt als zeer hoog ingeschat door de deskundigen, zowel op basis van een klinische analyse als op basis van een gestructureerde risico-inschatting. De deskundigen van het Pieter Baan Centrum hebben in hun rapport van 19 juli 2023 geconcludeerd dat gezien de complexiteit van de pathologie van veroordeelde, waarbij zowel cognitieve beperkingen als een zeer belaste voorgeschiedenis en thans een ernstig psychotisch toestandsbeeld zijn functioneren bepaalt, de kans op toekomstige recidive hoog wordt geacht, niet alleen indien het huidige kader plotseling zou wegvallen en veroordeelde op zichzelf zou zijn aangewezen, maar ook in behandelsettingen. Daarbij kan sprake zijn van agressie-incidenten naar personen waarbij veroordeelde voorwerpen kan gebruiken om mee te gooien, slaan of steken, zoals eerder is gebleken. Escalatiegevaar wordt derhalve aanwezig geacht, waarbij de deskundigen menen dat dit risico zelfs binnen de structuur van de kliniek aanwezig is. Bij wegvallen van deze structuur is sprake van onmiddellijk recidivegevaar.
De deskundigen hebben daarbij voorts opgemerkt dat zij, nog los van de laatste twee incidenten in het afgelopen jaar, ook het risico over de jaren heen steeds als hoog zouden hebben ingeschat, gezien de ernstige psychopathologie van veroordeelde en de vele eerder beschreven voorgaande incidenten (zelfs binnen een zeer gestructureerde setting).
Mogelijk is er eerder een gunstiger beeld van het recidiverisico geschetst en kreeg veroordeelde het voordeel van de twijfel ten behoeve van de voortgang van de PIJ en de voortgang van verschillende plaatsingen.
Door de deskundigen van het Pieter Baan Centrum wordt ook opgemerkt dat de risicofactoren die hebben geleid tot het indexdelict nog steeds aanwezig zijn en dat het risico op recidive de laatste jaren alleen maar is toegenomen, doordat het psychiatrisch toestandsbeeld van veroordeelde is verergerd. Daarbij wordt aangegeven dat sprake kan zijn van agressie-incidenten naar personen en dat veroordeelde daarbij voorwerpen kan gebruiken om mee te gooien, slaan of steken, zoals eerder is gebleken. Escalatiegevaar wordt derhalve aanwezig geacht, waarbij de deskundigen menen dat dit risico zelfs binnen de structuur van de kliniek aanwezig is. Bij wegvallen van deze structuur is sprake van onmiddellijk recidivegevaar.
Met de rechtbank vindt het hof in de door de deskundigen gegeven onderbouwing voldoende concrete, duidelijke en genoegzame aanwijzingen dat van veroordeelde een zodanig groot gevaar uitgaat dat dit omzetting van de PIJ-maatregel in een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege rechtvaardigt. Het hof voegt daaraan toe dat – conform de deskundigen ter zitting hebben verklaard – gedurende de PIJ-maatregel alle denkbare mogelijkheden en alternatieven zijn beproefd. Hoewel dit alles niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, stelt het hof vast dat de Staat voldoende inspanningen heeft geleverd om de jeugdige gedurende de PIJ-maatregel te behandelen.
Afwijzing van het verzoek tot onderzoek naar de mogelijkheden van een zorgmachtiging in de zin van de Wet verplichte geestelijke gezondheidzorg (Wvggz)
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de mogelijkheden van een zorgmachtiging alsnog moeten worden onderzocht.
Zowel de deskundigen van het PBC als psycholoog [persoon 1] en psychiater [persoon 2] als de reclassering hebben overwogen of kan worden volstaan met een minder zware maatregel. Het hof stelt, met de rechtbank, vast dat nadrukkelijk onderzoek is gedaan naar de mogelijkheden van een zorgmachtiging en andere alternatieve maatregelen. De deskundigen van het PBC komen tot de conclusie dat de ernst van de psychologische problematiek van veroordeelde, het zeer hoge recidiverisico en de noodzakelijk geachte, langdurige behandeling enkel kan worden vormgegeven in het forensische kader van een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Ook de deskundigen [persoon 1] en [persoon 2] en de reclassering komen tot die conclusie.
Gelet op de adviezen van de deskundigen en de reclassering, is het hof met de rechtbank van oordeel dat het juridisch kader van een zorgmachtiging onvoldoende is om het risicomanagement te kunnen waarborgen.
Het een en ander brengt het hof tot de conclusie dat het zich op basis van de aanwezige informatie voldoende voorgelicht acht om te kunnen oordelen op het door de jeugdige ingestelde beroep. Het verzoek om onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden van een zorgmachtiging in het kader van de Wvggz wordt afgewezen, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet is gebleken.
Bevestigen
Het hof is van oordeel dat de rechtbank met aanvulling als voormeld op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming van die gronden en die aanvulling worden bevestigd.

Beslissing

Het hof:
Wijst afhet verzoek tot het doen onderzoeken van de mogelijkheid van een zorgmachtiging in de zin van de Wet verplichte geestelijke gezondheid (Wvggz).
Bevestigtde beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, van 3 oktober 2023 met betrekking tot de jeugdige,
[de jeugdige].
Aldus gedaan door
mr. W.A. Holland, voorzitter,
mr. M.J. Vos en mr. O.O. van der Lee, raadsheren,
en drs. D.M.L. Versteijnen en drs. I.A.M. Breukel, raden,
in tegenwoordigheid van mr. J.P. Fuchs-van Dis, griffier,
en op 21 maart 2024 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Requisitoir zitting 9 februari 2023, p. 14, noot 28