ECLI:NL:GHARL:2024:1939

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
200.331.880
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning en gerechtelijke vaststelling vaderschap in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende verzoeken tot vernietiging van de erkenning van een minderjarige door de stiefvader en de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap. De moeder van de minderjarige, geboren in 2011, had eerder de rechtbank verzocht om de erkenning door de stiefvader te vernietigen, omdat zij stelt dat de biologische vader, [naam2], is overleden in 2012. De rechtbank had de verzoeken van de moeder afgewezen, waarop de bijzonder curator, benoemd over de minderjarige, in hoger beroep ging. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de erkenning van de minderjarige door de stiefvader. Het hof oordeelt dat de juridische werkelijkheid moet overeenkomen met de biologische werkelijkheid en dat het in het belang van de minderjarige is dat de erkenning wordt vernietigd. De beslissing over de vaststelling van het vaderschap is aangehouden, omdat er een DNA-onderzoek moet plaatsvinden om te bevestigen of [naam2] de biologische vader is. Het hof heeft een nieuwe mondelinge behandeling bepaald, waarbij ook het Openbaar Ministerie en de ouders van [naam2] zullen worden opgeroepen. De zaak zal gelijktijdig worden behandeld met het hoger beroep van de moeder tegen een eerdere beschikking van de rechtbank.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.331.880
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 553389)
beschikking van 19 maart 2024
inzake
[verzoeker] ,
kantoorhoudende in [vestigingsplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
als bijzonder curator over [naam1] ,
verder te noemen: de bijzonder curator.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de stiefvader],
wonende in [woonplaats1] ,
hierna te noemen: de stiefvader.
Als informant wordt aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. D.H. Bialkowski te Amsterdam.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (verder: de rechtbank), van 1 juni 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Die beschikking wordt verder ook wel ‘de bestreden beschikking’ genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 25 augustus 2023;
  • een journaalbericht van mr. Bialkowski van 11 september 2023, en
  • een journaalbericht van [verzoeker] van 27 oktober 2023.
2.2
Op 18 december 2023 heeft de hierna nader te noemen [naam1] aan de voorzitter verteld wat hij van de zaak vindt.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 21 december 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de bijzonder curator,
  • de moeder met haar advocaat, en
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
De zaak is gelijktijdig behandeld met het hoger beroep van de moeder tegen de beschikking van de rechtbank Midden Nederland van 18 augustus 2022 (zaaknummer 200.317.583).
2.4
Op de mondelinge behandeling bij het hof hebben de bijzonder curator en de moeder ermee ingestemd dat alle stukken (producties) die zijn ingediend in de procedure met zaaknummer 200.317.583 worden geacht ook bekend te zijn in deze procedure.

3.De feiten

3.1
[in] 2011 is [naam1-A] (verder: [naam1] ) geboren in [plaats1] . De moeder heeft het ouderlijk gezag over [naam1] .
3.2
De moeder en de stiefvader hebben een relatie gehad. Tijdens deze relatie heeft de stiefvader op 9 april 2013 [naam1] erkend. De geslachtsnaam van [naam1] is daarbij gewijzigd in [naam1] .
3.3
De moeder stelt dat [naam2] de biologische vader is van [naam1] . [naam2] is overleden [in] 2012.
3.4
Op 22 maart 2021 heeft de moeder de rechtbank verzocht:
I. De erkenning van [naam1] , geboren [in] 2011, door [de stiefvader] zoals aangetekend op de geboorteakte van de ABS van de gemeente [de gemeente] te vernietigen;
II. Onder de opschortende voorwaarden van de inschrijving van de vernietiging van de erkenning in de registers van de burgerlijke stand het vaderschap van [naam2] van [naam1] geboren [in] 2011 vast te stellen en te bepalen dat [naam1] de achternaam van zijn moeder zal dragen;
III. De kosten van de procedure te compenseren zodat ieder de eigen kosten draagt, en
IV. De beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Op de zitting bij de rechtbank heeft de moeder verklaard dat zij wil dat [naam1] de achternaam ‘ [naam2] ’ zal krijgen.
3.5
Bij beschikking van 11 mei 2021 heeft de rechtbank [verzoeker] benoemd tot bijzonder curator over [naam1] .
3.6
Bij tussenbeschikking van 2 december 2021 heeft de rechtbank de beslissing op de verzoeken van de moeder aangehouden, in afwachting van de uitkomst van het DNAonderzoek dat de moeder door Verilabs zou laten verrichten.
3.7
Bij beschikking van 18 augustus 2022 heeft de rechtbank de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoeken.
3.8
De moeder heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 18 augustus 2022. In die procedure (met zaaknummer 200.317.583) verzoekt zij het hof de beschikking van 18 augustus 2022 te vernietigen en haar inleidende verzoeken (die zijn overgenomen door de bijzonder curator) alsnog toe te wijzen.
Bij beschikking van 23 februari 2023 heeft dit hof de beslissing op de verzoeken van de moeder in hoger beroep aangehouden en verstaan dat de bijzonder curator namens [naam1] een verzoek tot vernietiging van de erkenning en gerechtelijke vaststelling van het vaderschap zal indienen bij de rechtbank.

4.De omvang van het geschil

4.1
Op 27 februari 2023 heeft de bijzonder curator de rechtbank verzocht de erkenning van [naam1] door de stiefvader te vernietigen, het vaderschap vast te stellen van [naam2] en te bepalen dat [naam1] de achternaam ‘ [naam2] ’ zal gaan dragen.
4.2
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de verzoeken van de bijzonder curator afgewezen.
4.3
De bijzonder curator is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, zijn inleidende verzoeken alsnog toe te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

De beslissing
5.1
Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen voor zover die betrekking heeft op de erkenning van [naam1] door de stiefvader en het hof zal het verzoek van de bijzonder curator tot vernietiging van de erkenning alsnog toewijzen. Daarnaast zal het hof de beslissing op het verzoek van de bijzonder curator tot vaststelling van het vaderschap aanhouden. Het hof legt hierna uit waarom. Achtereenvolgens komen aan de orde: de processuele positie van de moeder, de vernietiging van de erkenning en de vaststelling van het vaderschap.
De processuele positie van de moeder
5.2
Het hof heeft de moeder aanvankelijk aangemerkt als belanghebbende. Bij nader inzien is het hof - anders dan de rechtbank - van oordeel dat de moeder geen belanghebbende is, omdat haar rechten en verplichtingen niet rechtstreeks worden geraakt door de beslissing van de rechtbank om de verzoeken van de bijzonder curator af te wijzen. In deze procedure is niet de moeder maar de bijzonder curator de wettelijk vertegenwoordiger van [naam1] (artikel 1:212 BW).
De vernietiging van de erkenning
5.3
Een verzoek tot vernietiging van de erkenning op de grond dat de erkenner niet de biologische vader is van het kind, kan bij de rechtbank worden ingediend door het kind, tenzij de erkenning tijdens zijn meerderjarigheid heeft plaatsgevonden (artikel 1:205 lid 1 onder a BW). Het verzoek wordt ingediend binnen drie jaren nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de erkenner vermoedelijk niet zijn biologische vader is. Indien het kind evenwel gedurende zijn minderjarigheid bekend is geworden met dit feit, kan het verzoek worden ingediend tot uiterlijk drie jaren nadat het kind meerderjarig is geworden (artikel 1:205 lid 2 BW).
5.4
[naam1] is nog minderjarig en hij weet – inmiddels - dat de stiefvader niet zijn biologische vader is. Het verzoek van de bijzonder curator tot vernietiging van de erkenning is dan ook tijdig ingediend.
Naar het oordeel van het hof staat vast dat de stiefvader niet de biologische vader is van [naam1] . Net als de raad, de moeder en de bijzonder curator acht het hof het in het belang van [naam1] dat de juridische werkelijkheid in overeenstemming wordt gebracht met de biologische werkelijkheid. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat - zoals blijkt uit wat de moeder en [naam1] daarover hebben verklaard - de relatie tussen de moeder en de stiefvader inmiddels is beëindigd en dat de stiefvader voor [naam1] niet meer de vaderrol heeft die hij eerst had.
Anders dan de bijzonder curator ziet het hof geen reden om de beslissing op het verzoek tot vernietiging van de erkenning aan te houden totdat vast staat wie de biologische vader is van [naam1] . Dat [naam1] na vernietiging van de erkenning geen juridisch vader meer heeft, maakt dat naar het oordeel van het hof niet anders: zonder vernietiging van de erkenning blijft de situatie voortbestaan dat de juridische werkelijkheid afwijkt van de biologische werkelijkheid. Het hof zal de bestreden beschikking daarom vernietigen voor zover die betrekking heeft op de erkenning en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de bijzonder curator tot vernietiging van de erkenning van [naam1] door de stiefvader alsnog toewijzen.
De gerechtelijke vaststelling van het vaderschap
5.5
De rechter kan op verzoek van het kind het vaderschap van een man vaststellen op de grond dat deze man de verwekker is van het kind. Dit kan ook als deze man is overleden (artikel 1:207 lid 1 BW). Vaststelling van het vaderschap kan niet geschieden als het kind twee ouders heeft (artikel 1:207 lid 2 onder a BW). Er geldt geen termijn voor de indiening van het verzoek door het kind.
5.6
De vernietiging van de erkenning van [naam1] door de stiefvader zal ertoe leiden dat [naam1] niet langer twee juridische ouders heeft. Daarmee wordt het in beginsel mogelijk om het vaderschap van [naam2] vast te stellen, indien hij de verwekker is van [naam1] .
De meest gangbare manier om het verwekkerschap vast te stellen, is met een DNA-onderzoek. De rechter kan een dergelijk onderzoek gelasten als er voldoende feiten en omstandigheden aanwezig zijn die het aannemelijk maken dat de betreffende man de verwekker van het kind kan zijn. Naar het oordeel van het hof is dat het geval en zou [naam2] de verwekker van [naam1] kunnen zijn. Net als de bijzonder curator en de moeder is het hof van oordeel dat het in het belang van [naam1] is dat een DNA-onderzoek plaatsvindt om vast te stellen of [naam2] de biologische vader is van [naam1] .
5.7
Dat DNA-onderzoek wordt evenwel bemoeilijkt doordat [naam2] in 2012 is overleden. Volgens de moeder beschikt het NFI mogelijk nog over het DNA-profiel van [naam2] , omdat hij door een misdrijf om het leven is gekomen. De advocaat van de moeder heeft het NFI gevraagd of het DNA-profiel nog bij het NFI aanwezig is en, zo ja, onder welke voorwaarden het NFI het DNA-profiel wil afgeven voor een DNA-onderzoek, maar die vraag heeft het NFI volgens haar niet beantwoord. Verder heeft de advocaat van de moeder aan het Openbaar Ministerie gevraagd wie zij in het kader van een rechtelijke vaststelling van het vaderschap kan aanschrijven met het verzoek om het NFI opdracht te geven tot afgifte van het DNA-profiel van [naam2] , indien nog aanwezig bij het NFI. Het Openbaar Ministerie heeft daarop geantwoord dat eerst moet blijken dat de rechter in het kader van een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap nadere informatie wenst.
De moeder heeft vervolgens de rechtbank verzocht het Openbaar Ministerie te vragen om het DNA-profiel van [naam2] vrij te geven voor een DNA-onderzoek (in de procedure met zaaknummer 200.317.583). De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat zij hiervoor geen wettelijke mogelijkheden zag. Omdat de moeder had verklaard dat de ouders van [naam2] bereid zouden zijn om mee te werken aan een DNA-verwantschapsonderzoek, heeft de rechtbank de moeder daartoe in de gelegenheid gesteld en de beslissing op haar verzoeken tot vernietiging van de erkenning en het vaststellen van het vaderschap aangehouden in afwachting van de uitkomst van een dergelijk onderzoek. Er heeft echter geen DNA-verwantschapsonderzoek plaatsgevonden, omdat de ouders en overige familieleden van [naam2] daaraan niet wilden meewerken. De rechtbank heeft de moeder in die procedure niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoeken tot vernietiging van de erkenning en tot vaststelling van het vaderschap.
voortzetting
5.8
Gezien deze gang van zaken acht het hof het aangewezen om een nieuwe mondelinge behandeling te bepalen, waarvoor het hof zal oproepen:
  • de bijzonder curator,
  • de moeder,
  • de raad,
  • de ouders van [naam2] en
  • het Openbaar Ministerie.
Naar het oordeel van het hof leidt de vernietiging van de erkenning van [naam1] door de stiefvader ertoe dat de ouders van [naam2] moeten worden aangemerkt als belanghebbenden bij het verzoek van de bijzonder curator tot vaststelling van het vaderschap.
Omdat een beslissing in deze zaak ook de openbare orde raakt, zal het Openbaar Ministerie worden opgeroepen.
De stiefvader is geen belanghebbende bij het verzoek van de bijzonder curator tot vaststelling van het vaderschap. Hij wordt daarom niet opgeroepen.
Het hof wil op de mondelinge behandeling met het Openbaar Ministerie en de ouders van [naam2] bespreken welke mogelijkheden er zijn om te kunnen vaststellen of [naam2] de biologische vader is van [naam1] . De moeder en de bijzonder curator gaan ervan uit dat het NFI nog beschikt over het DNA-profiel van [naam2] . Het hof wil op de volgende mondelinge behandeling door het Openbaar Ministerie worden geïnformeerd of deze aanname klopt en, zo ja, onder welke voorwaarden het DNA-profiel van [naam2] door het NFI kan worden afgegeven voor een DNA-onderzoek om vast te stellen of [naam2] de biologische vader is van [naam1] . Met het oog daarop zal het hof verder iedere beslissing aanhouden voor een periode van maximaal drie maanden.
5.9
Gelet op de onderlinge samenhang zal het hof bepalen dat deze zaak dan gelijktijdig zal worden behandeld met het hoger beroep van de moeder tegen de beschikking van de rechtbank van 18 augustus 2022.
5.1
Het hof zal deze beslissing in een brief aan [naam1] uitleggen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 1 juni 2023, voor zover die betrekking heeft op de erkenning, en beschikt in zoverre opnieuw:
vernietigt de erkenning van [naam1-A] , geboren [in] 2011 in [plaats1] , door [de stiefvader] ;
alvorens verder te beslissen:
bepaalt dat
binnen drie maandeneen nieuwe mondelinge behandeling zal plaatsvinden, waarvoor de bijzonder curator, de moeder, de raad, de ouders van [naam2] en het Openbaar Ministerie zullen worden opgeroepen;
bepaalt dat deze zaak dan
gelijktijdigzal worden behandeld met het hoger beroep van de moeder tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 18 augustus 2022 (bekend onder zaaknummer
200.317.583);
vraagt het Openbaar Ministerieom het hof op de volgende mondelinge behandeling te informeren of het NFI (nog) beschikt DNA-profiel van [naam2] en, zo ja, onder welke voorwaarden dit profiel door het NFI kan worden afgegeven voor een DNA-onderzoek om vast te stellen of [naam2] de biologische vader is van [naam1] ;
houdt verder iedere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, K. Mans en E. de Boer, bijgestaan door mr. K.A.M. Oude Vrielink als griffier, en is op 19 maart 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.