ECLI:NL:GHARL:2024:1896

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
21-001480-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest in afpersingszaak met onderzoekswensen en getuigenverhoren

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een afpersingszaak tegen een verdachte, heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 maart 2024 een tussenarrest gewezen. Dit arrest volgt op het hoger beroep dat is ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland van 7 april 2022. De verdachte, geboren in 1999, is momenteel gedetineerd in een penitentiaire inrichting. Tijdens de regiezitting op 29 februari 2024 zijn verschillende verzoeken van de verdediging besproken, waaronder het horen van getuigen en het verhoor van de verdachte door de politie. Het hof heeft besloten dat de verdachte door de politie moet worden verhoord, terwijl de verzoeken om medeverdachten als getuigen te horen, voor een deel zijn afgewezen. Het hof oordeelt dat het horen van deze getuigen niet noodzakelijk is, gezien eerdere verhoren en het feit dat de getuigen al eerder zijn gehoord door de rechter-commissaris. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om auditieve opnames van politieverhoren en telefoongesprekken, maar dit verzoek is afgewezen. Het hof heeft ook besloten dat de raadsman de gelegenheid krijgt om getuigenverhoren bij te wonen die plaatsvinden in andere Panter-zaken, waarbij het belang van proceseconomie is meegewogen. Het hof heeft de overige verzoeken van de verdediging afgewezen, en benadrukt dat de advocaat-generaal moet bevorderen dat het verhoor van de verdachte wordt gepland.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001480-22
Uitspraak d.d.: 14 maart 2024
TEGENSPRAAK
Tussenarrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 7 april 2022 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 05-780075-20 en 05-780031-21, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
thans verblijvende in PI [plaats] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit tussenarrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de regiezitting van het hof van 29 februari 2024.
Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen naar voren is gebracht door de verdachte en zijn raadsman, mr. J-H.L.C.M. Kuijpers.
Verder heeft het hof kennisgenomen van het standpunt van de advocaten-generaal.

Inleiding

De strafzaak tegen de verdachte maakt deel uit van een cluster van bij het hof aanhangige strafzaken die verband houden met de onderzoeken Panter, Panter II, Panter III, Maldiven
en/of Navigator (hierna: de Panter-zaken).
Aan de regiezitting van het hof van 29 februari 2024 is een schriftelijke regiefase voorafgegaan die is afgerond met de voorzittersbeslissing van 28 september 2023. In die voorzittersbeslissing is een aantal (getuigen)verzoeken van de verdediging toegewezen. Daarnaast is een aantal verzoeken van de verdediging vooralsnog niet toegewezen.
In dit tussenarrest beslist het hof op de verzoeken van de verdediging die zijn gedaan tijdens de regiezitting van 29 februari 2024.
Verzoeken tot een (getuigen)verhoor
De verdediging heeft verzoeken gedaan die ertoe strekken dat:
 eerst de verdachte door de politie wordt verhoord (als verdachte);
 vervolgens medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] worden gehoord als getuige;
 en tot slot medeverdachte [medeverdachte 5] wordt gehoord als getuige.
Ter onderbouwing van deze verzoeken heeft de verdediging aangevoerd dat de verklaringen van de verdachte en de opgegeven getuigen kunnen dienen ter onderbouwing van de stelling van de verdachte dat hij – anders dan hem ten laste is gelegd onder parketnummer 05/780031-21 (feiten 3 en 4) – niet betrokken is geweest bij de incidenten aan de [straat 2] in [plaats 2] en de [straat 1] in [plaats 1] .
Standpunt openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek om de verdachte te doen horen door de politie. Evenmin heeft het openbaar ministerie zich verzet tegen toewijzing van het getuigenverzoek dat betrekking heeft op medeverdachte [medeverdachte 4] . Wel heeft het openbaar ministerie zich verzet tegen toewijzing van de getuigenverzoeken die betrekking hebben op medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] .
Oordeel hof
Het hof is van oordeel dat het verzoek dat ertoe strekt dat de verdachte zal worden verhoord door de politie moet worden toegewezen. De advocaat-generaal dient te bevorderen dat dit verhoor zal worden gepland.
De getuigenverzoeken die betrekking hebben op medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] moeten naar het oordeel van het hof worden afgewezen. Het hof heeft de getuigenverzoeken beoordeeld aan de hand van het noodzakelijkheidscriterium, omdat de opgegeven getuigen reeds op 15 november 2021 zijn gehoord door de rechter-commissaris en toen voor de verdediging ook daadwerkelijk sprake was van een behoorlijke en effectieve ondervragingsgelegenheid. Aan het hof is niet gebleken dat het (andermaal) horen van de verzochte getuigen noodzakelijk is met het oog op de volledigheid van het onderzoek.
Het hof is van oordeel dat het verzoek tot het nader horen van medeverdachte [medeverdachte 5] eveneens moet worden afgewezen. Bij voorzittersbeslissing van 28 september 2023 is beslist tot het nader horen van medeverdachte [medeverdachte 5] als getuige in de Panter-zaken. Naar aanleiding van deze beslissing is deze medeverdachte op 9 februari 2024 door de raadsheer-commissaris gehoord. [medeverdachte 5] heeft toen gebruik gemaakt van zijn verschoningsrecht, ook wat betreft de vragen van de raadsman van de verdachte. Bij een eventueel volgend getuigenverhoor heeft [medeverdachte 5] nog steeds een verschoningsrecht en het hof heeft geen aanwijzingen dat [medeverdachte 5] in dat geval niet opnieuw daarvan gebruik zal maken. Gelet hierop acht het hof het niet zinvol en dus ook niet noodzakelijk om medeverdachte [medeverdachte 5] opnieuw te horen als getuige.

Verstrekking van auditieve opnames van politieverhoren en telefoongesprekken

De verdediging handhaaft het (bij voorzittersbeslissing van 28 september 2023 vooralsnog niet toegewezen) verzoek tot verstrekking van de auditieve opnames van de politieverhoren van [medeverdachte 5] en de telefoongesprekken tussen de verdachte en [naam 2] .
Het openbaar ministerie verzet zich tegen toewijzing van dit verzoek.
Het hof wijst het verzoek af. Bij voorzittersbeslissing van 28 september 2023 is beslist dat de verdediging de gelegenheid krijgt om de voornoemde opnames te beluisteren op een politiebureau. Naar het oordeel van het hof wordt daarmee in voldoende mate tegemoetgekomen aan het belang dat de verdediging heeft bij kennisneming van die opnames, waardoor het niet noodzakelijk is dat die opnames aan de verdediging worden verstrekt.

Aansluiten bij getuigenverhoren in verband met het boek van [naam ]

In een aantal andere Panter-zaken stelt het hof de stukken in handen van de raadsheer-commissaris met de (halfopen) opdracht een aantal personen te horen als getuige. De af te nemen getuigenverhoren betreffen in het bijzonder een fragment uit het boek ‘ [titel] ’ van journalist [naam ] waarin wordt gesteld dat undercoveragenten tegenover een politiecollega uitspraken hebben gedaan over bedreigingen die door hen in het Werken Onder Dekmantel-traject zijn geuit tegenover medeverdachte [medeverdachte 5] .
Het hof acht het om proceseconomische redenen van belang dat de raadsman in de gelegenheid wordt gesteld tot het bijwonen van de getuigenverhoren die plaatsvinden in het kader van de genoemde opdracht aan de raadsheer-commissaris. Die opdracht wordt hierna cursief weergegeven. Het bijwonen van een getuigenverhoor betekent in dit geval dat de raadsman bij het getuigenverhoor aanwezig mag zijn en ook mag deelnemen aan de ondervraging van de getuige.
De opdracht aan de raadsheer-commissaris (in andere Panter-zaken)
Het hof stelt de stukken in handen van de raadsheer-commissaris met de volgende (halfopen) opdracht, waarbij af te nemen getuigenverhoren dienen plaats te vinden in onderstaande volgorde.
1.
Journalist [naam ] horen als getuige

Eerst dient journalist [naam ] te worden gehoord als getuige. Dit getuigenverhoor strekt er onder meer toe dat de raadsheer-commissaris onderzoekt wat de mogelijkheden zijn om de bron van journalist [naam ] te horen als getuige. Op dit moment is niet bekend wie de bron van journalist [naam ] is en kan die persoon dus niet worden gehoord. De raadsheer-commissaris dient journalist [naam ] te vragen naar de bereidheid van zijn bron om te worden gehoord als getuige (eventueel op een zodanige wijze dat de identiteit van de bron verborgen wordt gehouden voor anderen dan de raadsheer-commissaris).

2.
De bron van [naam ] horen als getuige

Indien de raadsheer-commissaris naar aanleiding van het verhoor van journalist [naam ] van oordeel is dat er voldoende informatie is over de identiteit van de bron van journalist [naam ] om die persoon te kunnen oproepen voor een getuigenverhoor, kan de raadsheer-commissaris beslissen dat die persoon vervolgens wordt gehoord als getuige. Het is ter beoordeling van de raadsheer-commissaris op welke wijze dit getuigenverhoor zal plaatsvinden.

3.
WOD-agenten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] horen als getuige
Tot slot dienen de vier genoemde WOD-agenten te worden gehoord als getuige.
BESLISSING
Het hof:
Bepaalt dat de
advocaat-generaalzal bevorderen dat de verdachte wordt verhoord door de politie.
Bepaalt dat de raadsman in de gelegenheid wordt gesteld tot het bijwonen van getuigenverhoren bij de raadsheer-commissaris die worden afgenomen in strafzaken tegen medeverdachten en die verband houden met het boek van journalist [naam ] , een en ander zoals eerder in dit tussenarrest geformuleerd.
Wijst de overige verzoeken af.
Aldus gewezen door
mr. A. van Maanen, voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. J. Corthals, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. van der Geld en mr. C.P. Keuker, griffiers,
en op 14 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 14 maart 2024.
Tegenwoordig:
mr. J. Corthals, voorzitter,
mr. I. Berben, advocaat-generaal,
mr. K. van Laarhoven, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het tussenarrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.