ECLI:NL:GHARL:2024:1894

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
21-001479-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest in afpersingszaak met getuigenverzoeken

In deze zaak, die deel uitmaakt van een cluster van strafzaken gerelateerd aan de onderzoeken Panter, Panter II, Panter III, Maldiven en Navigator, heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 maart 2024 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in 2000 en momenteel verblijvend in een penitentiaire inrichting, heeft samen met de officier van justitie hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis van 7 april 2022. Tijdens de regiezitting op 22 februari 2024 heeft de verdediging verzoeken ingediend om getuigen te horen, waaronder een journalist en verschillende WOD-agenten. Het hof heeft deze verzoeken beoordeeld en besloten dat de journalist als getuige moet worden gehoord, evenals de vier WOD-agenten. Het verzoek om de bron van de journalist te horen is afgewezen, omdat de identiteit van deze persoon onbekend is. Het hof heeft de stukken in handen gesteld van de raadsheer-commissaris voor verdere behandeling van de getuigenverhoren. De beslissing van het hof is genomen in aanwezigheid van de griffiers en is op de openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001479-22
Uitspraak d.d.: 14 maart 2024
TEGENSPRAAK
Tussenarrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 7 april 2022 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 05-780072-20 en 05-780033-21, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
thans verblijvende in P.I. [verblijfplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit tussenarrest is gewezen naar aanleiding van de regiezitting van het hof van 22 februari 2024.
Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D. Schaddelee, naar voren is gebracht.
Verder heeft het hof kennisgenomen van het standpunt van de advocaten-generaal.

Inleiding

De strafzaak tegen de verdachte maakt deel uit van een cluster van bij het hof aanhangige
strafzaken die verband houden met de onderzoeken Panter, Panter II, Panter III, Maldiven
en/of Navigator (hierna: de Panter-zaken).
Aan de regiezitting van het hof van 22 februari 2024 is een schriftelijke regiefase voorafgegaan die is afgerond met de voorzittersbeslissing van 28 september 2023. In die voorzittersbeslissing is een aantal (getuigen)verzoeken van de verdediging toegewezen.
De raadsvrouw heeft in de aanloop naar de regiezitting per e-mail d.d. 1 februari 2024 laten weten geen aanvullende onderzoekswensen (meer) te hebben, maar te willen aansluiten bij onderzoekswensen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de rechtmatigheid van het onderzoek.
Ter terechtzitting van 22 februari 2024 heeft de raadsvrouw dit verzoek nader toegelicht. Zij heeft aangegeven te willen aansluiten in het geval dat er getuigen worden toegewezen die gehoord zullen worden over rechtmatigheidskwesties, omdat hun verklaringen ook gevolgen kunnen hebben voor de zaak van verdachte.
In dit tussenarrest beslist het hof op dit verzoek van de verdediging, zoals toegelicht tijdens de regiezitting van 22 februari 2024.

Getuigenverzoeken naar aanleiding van het boek van [naam]

In de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte 2] heeft de verdediging getuigenverzoeken gedaan die verband houden met het boek ‘ [titel] ’ van journalist [naam] . De verzoeken betreffen in het bijzonder een fragment uit het genoemde boek waarin wordt gesteld dat undercoveragenten tegenover een politiecollega uitspraken hebben gedaan over bedreigingen die door hen in het Werken Onder Dekmantel-traject zijn geuit tegenover medeverdachte [medeverdachte 5] .
Verzocht is door de verdediging van [medeverdachte 2] om het horen van:
 de undercoveragenten. Ter zitting van 29 februari 2024 heeft de verdediging van [medeverdachte 2] duidelijk gemaakt dat wordt gedoeld op verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , zijnde de politieambtenaren van het team Werken Onder Dekmantel (WOD) die hebben deelgenomen aan de actie van 29 december 2020 met betrekking tot medeverdachte [medeverdachte 5] (hierna te noemen: WOD-agenten);
 de politieambtenaar met wie, uitgaande van de juistheid van het boekfragment, (een aantal van) die WOD-agenten informatie hebben gedeeld (hierna te noemen: de bron van journalist [naam] ); en
 journalist [naam] .
Wat betreft de bron van journalist [naam] geldt dat het de verdediging van [medeverdachte 2] (evenals de overige procesdeelnemers en het hof) niet bekend is wie die persoon is. Met het oog op het verkrijgen van de gegevens die nodig zijn om die persoon te horen als getuige, heeft de raadsman van medeverdachte [medeverdachte 2] voorgesteld – kort gezegd – dat de raadsheer-commissaris aan journalist [naam] de vraag zal voorleggen of zijn bron bereid is om te worden gehoord als getuige, eventueel anoniem.
Nu het verzoek tot het horen van journalist [naam] , de bron van journalist [naam] en de WOD-agenten betrekking heeft op de rechtmatigheid van het onderzoek, gaat het hof ervan uit dat de raadsvrouw van verdachte met haar verzoek op de regiezitting van 22 februari 2024 bij dit verzoek heeft willen aansluiten.
Standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft zich niet verzet tegen toewijzing van het getuigenverzoek dat betrekking heeft op journalist [naam] .
Bij de huidige stand van zaken verzet het openbaar ministerie zich wel tegen toewijzing van het getuigenverzoek dat betrekking heeft op de bron van journalist [naam] . Voor het geval journalist [naam] bereid is om, eventueel in vertrouwelijkheid, de raadsheer-commissaris te informeren over de identiteit van zijn bron, verzet het openbaar ministerie zich er niet tegen dat de bron van journalist [naam] wordt gehoord als getuige.
Het openbaar ministerie heeft zich verzet tegen toewijzing van de getuigenverzoeken die betrekking hebben op de WOD-agenten. Het openbaar ministerie heeft voorgesteld om, naar aanleiding van het verhoor van journalist [naam] en het eventuele verhoor van de bron van journalist [naam] , schriftelijk standpunten te wisselen over de noodzaak van nader onderzoek, zoals het horen van de WOD-agenten.
Oordeel hof
Het hof is van oordeel dat de verzoeken tot het horen van journalist [naam] en de WOD-agenten moeten worden toegewezen.
Wat betreft het verzoek tot het horen van de bron van journalist [naam] overweegt het hof dat op dit moment niet bekend is – en ook niet via gebruikelijke kanalen te achterhalen is – op welke persoon dit verzoek betrekking heeft. Gelet hierop is het hof is van oordeel dat het verzoek bij de huidige stand van zaken moet worden afgewezen, maar dat nader onderzoek door de raadsheer-commissaris met betrekking tot de verzochte getuige ertoe kan leiden dat deze alsnog wordt gehoord.
Het hof stelt de stukken in handen van de raadsheer-commissaris met de volgende (halfopen) opdracht, waarbij af te nemen getuigenverhoren dienen plaats te vinden in onderstaande volgorde.
1. Journalist [naam] horen als getuige
Eerst dient journalist [naam] te worden gehoord als getuige. Dit getuigenverhoor strekt er onder meer toe dat de raadsheer-commissaris onderzoekt wat de mogelijkheden zijn om de bron van journalist [naam] te horen als getuige. Op dit moment is niet bekend wie de bron van journalist [naam] is en kan die persoon dus niet worden gehoord. De raadsheer-commissaris dient journalist [naam] te vragen naar de bereidheid van zijn bron om te worden gehoord als getuige (eventueel op een zodanige wijze dat de identiteit van de bron verborgen wordt gehouden voor anderen dan de raadsheer-commissaris).
2. De bron van [naam] horen als getuige
Indien de raadsheer-commissaris naar aanleiding van het verhoor van journalist [naam] van oordeel is dat er voldoende informatie is over de identiteit van de bron van journalist [naam] om die persoon te kunnen oproepen voor een getuigenverhoor, kan de raadsheer-commissaris beslissen dat die persoon vervolgens wordt gehoord als getuige. Het is ter beoordeling van de raadsheer-commissaris op welke wijze dit getuigenverhoor zal plaatsvinden.
3. WOD-agenten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] horen als getuige
Tot slot dienen de vier genoemde WOD-agenten te worden gehoord als getuige.

BESLISSING

Het hof:
Stelt de stukken in handen van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof, met de (halfopen) opdracht zoals eerder in dit tussenarrest geformuleerd.
Aldus gewezen door
mr. A. van Maanen, voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. J. Corthals, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. van der Geld en mr. C.P. Keuker, griffiers,
en op 14 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 14 maart 2024.
Tegenwoordig:
mr. J. Corthals, voorzitter,
mr. I. Berben, advocaat-generaal,
mr. K. van Laarhoven, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het tussenarrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.