Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 maart 2024, gaat het om een geschil tussen de ouders van een minderjarige, geboren in 2017. De moeder had na de geboorte alleen het gezag over het kind, terwijl de vader het kind heeft erkend. De vader heeft de rechtbank verzocht om het gezag over het kind te wijzigen, zodat hij of samen met de moeder het gezag kan uitoefenen. De rechtbank Gelderland heeft in een eerdere beschikking de moeder bevolen om met het kind terug te verhuizen naar Nederland en een omgangsregeling vastgesteld. De moeder is in hoger beroep gegaan tegen deze beschikking, terwijl de vader incidenteel hoger beroep heeft ingesteld.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder verklaard dat zij uiterlijk 1 maart 2024 met het kind terug zal keren naar Nederland. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de moeder wordt bevolen terug te verhuizen naar Nederland. Het hof heeft ook geoordeeld dat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders, en heeft het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag toegekend. De zorgregeling is vastgesteld, waarbij de omgang tussen de vader en het kind in fases wordt opgebouwd na de terugkeer van de moeder naar Nederland.
Het hof heeft de bestreden beschikking deels bekrachtigd en deels vernietigd, en de proceskosten in beide instanties gecompenseerd. De uiteindelijke beslissing houdt in dat de vader en de moeder gezamenlijk belast worden met het gezag over het kind, en dat er een zorgregeling wordt vastgesteld die in onderling overleg verder kan worden ingevuld.