ECLI:NL:GHARL:2024:1879

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
200.333.577
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezamenlijk gezag en zorgregeling tussen ouders na verhuizing naar het buitenland

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 maart 2024, gaat het om een geschil tussen de ouders van een minderjarige, geboren in 2017. De moeder had na de geboorte alleen het gezag over het kind, terwijl de vader het kind heeft erkend. De vader heeft de rechtbank verzocht om het gezag over het kind te wijzigen, zodat hij of samen met de moeder het gezag kan uitoefenen. De rechtbank Gelderland heeft in een eerdere beschikking de moeder bevolen om met het kind terug te verhuizen naar Nederland en een omgangsregeling vastgesteld. De moeder is in hoger beroep gegaan tegen deze beschikking, terwijl de vader incidenteel hoger beroep heeft ingesteld.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder verklaard dat zij uiterlijk 1 maart 2024 met het kind terug zal keren naar Nederland. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de moeder wordt bevolen terug te verhuizen naar Nederland. Het hof heeft ook geoordeeld dat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders, en heeft het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag toegekend. De zorgregeling is vastgesteld, waarbij de omgang tussen de vader en het kind in fases wordt opgebouwd na de terugkeer van de moeder naar Nederland.

Het hof heeft de bestreden beschikking deels bekrachtigd en deels vernietigd, en de proceskosten in beide instanties gecompenseerd. De uiteindelijke beslissing houdt in dat de vader en de moeder gezamenlijk belast worden met het gezag over het kind, en dat er een zorgregeling wordt vastgesteld die in onderling overleg verder kan worden ingevuld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.333.577
(zaaknummer rechtbank Gelderland 413103)
beschikking van 14 maart 2024
inzake
[verzoekster] ,
wonende in [land] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L.D.M. Rubens-Snijders,
en
[verweerder] ,
wonende in [woonplaats1] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.E.M. Messink.

1.1. De procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor de procedure in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 19 juli 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure bij het hof

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 17 oktober 2023;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met producties;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met producties;
- een journaalbericht van mr. Messink van 21 januari 2024 met producties 3 tot en met 6;
- een journaalbericht van mr. Rubens-Snijder van 24 januari 2024 met producties 16 tot en met 18;
- een journaalbericht van mr. Messink van 29 januari 2024 met productie 7.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 8 februari 2024 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is een vertegenwoordiger verschenen.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2017 te [woonplaats1] . De moeder had na de geboorte alleen het gezag over [de minderjarige] . De vader heeft haar erkend.
3.2
Bij verzoekschrift van 22 december 2022 heeft de vader de rechtbank verzocht om te bepalen dat hij in plaats van de moeder eenhoofdig gezag krijgt over [de minderjarige] , subsidiair dat hij samen met moeder belast wordt met het gezag. Hij heeft ook verzocht te bepalen dat [de minderjarige] haar hoofdverblijfplaats bij hem krijgt, kosten rechtens.
3.3
Bij tussenbeschikking van 28 februari 2023 heeft de rechtbank Gelderland de raad verzocht onderzoek te doen, te rapporteren en te adviseren en iedere verdere beslissing aangehouden.
3.4
Op 19 mei 2023 heeft de raad rapport uitgebracht.
3.5
Gedurende de procedure is de moeder met [de minderjarige] naar [land] verhuisd. Bij aanvullend verzoek van 6 juni 2023 heeft de vader de rechtbank verzocht om de moeder te verplichten om uiterlijk 1 augustus 2023 met [de minderjarige] terug te verhuizen naar Nederland en wel naar [woonplaats1] dan wel een adres in een straal van 30 kilometer rondom [woonplaats1] . Ook heeft hij verzocht een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en [de minderjarige] te weten wekelijks van vrijdag 17.00 uur tot zondag 19.30 uur alsmede de helft van de
schoolvakanties en de helft van de feestdagen althans een omgangsregeling tussen hem en [de minderjarige] zoals de rechtbank juist acht, kosten rechtens.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank Gelderland:
- de moeder bevolen met [de minderjarige] uiterlijk 19 augustus 2023 terug te verhuizen naar Nederland en wel naar [woonplaats1] , dan wel een adres in een straal van 30 kilometer rondom [woonplaats1] ;
- als omgangsregeling vastgesteld dat [de minderjarige] bij de vader verblijft:
- zodra [de minderjarige] terug is in Nederland: iedere zaterdag van 10:00 uur tot 17:00 uur, waarbij de moeder [de minderjarige] brengt en haalt (eventueel door tussenkomst van een derde persoon of instantie);
- vanaf twee maanden nadat [de minderjarige] is teruggekeerd in Nederland: ieder weekend, van vrijdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school en gedurende de helft van de vakanties en feestdagen;
- de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
- het meer of anders verzochte afgewezen;
- bepaald dat iedere partij de eigen kosten betaalt.
4.2
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de vader alsnog af te wijzen, met vaststelling van een omgangsregeling tussen vader en [de minderjarige] waarbij [de minderjarige] bij vader zal zijn in de kerstvakantie vanaf Tweede Kerstdag het ene jaar en 28 december het andere jaar, in de voorjaarsvakantie en 6 weken in de zomervakantie en waarbij er twee keer per week contact zal zijn middels videobellen.
4.3
De vader voert verweer en is op zijn beurt met twee grieven in incidenteel hoger beroep gekomen. De vader verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep althans de vorderingen af te wijzen als ongegrond. In het incidenteel hoger beroep verzoekt de vader hem te belasten met het eenhoofdig dan wel gezamenlijk gezag over [de minderjarige] . Als voorwaardelijke vordering verzoekt hij verder nog te bepalen dat als de moeder weigerachtig blijft om samen met [de minderjarige] terug te keren naar [woonplaats1] of een plaats in een straal van 30 kilometer rondom [woonplaats1] , te bepalen dat [de minderjarige] alleen terug verhuist naar Nederland en zij haar gewone verblijfplaats zal hebben bij hem.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat in deze zaak de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van deze zaak en Nederlands recht van toepassing is.
Verhuizing
5.2
Niet in geschil is dat de vader recht heeft op een zorgregeling met [de minderjarige] , maar de wijze waarop daaraan invulling moet worden gegeven. In dat kader is van belang of de moeder en de dochter in [land] (mogen) blijven wonen dan wel of zij weer terugkeren naar Nederland.
5.3
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder verklaard dat zij uiterlijk 1 maart 2024 met [de minderjarige] terug zal keren naar Nederland. Zij zal dan bij haar vader in [woonplaats1] gaan wonen. Het hof zal ondanks deze terugkeer zekerheidshalve de beslissing van de rechtbank waarbij de moeder wordt bevolen terug te verhuizen naar Nederland en wel naar [woonplaats1] , dan wel naar een adres in een straal van 30 kilometer rondom [woonplaats1] bekrachtigen.
Gezag
5.4
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.5
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de raad, anders dan in het raadsrapport, geadviseerd om het verzoek tot gezamenlijk gezag toe te wijzen. De ouders hebben verklaard dat zij open staan voor hulpverlening om hun samenwerking in de toekomst te verbeteren. Zowel de vader als de moeder hebben volgens de raad [de minderjarige] genoeg te bieden.
Het hof is van oordeel dat uit de stukken en de positieve inzet van partijen geen grond blijkt om het verzoek van de vader af te wijzen. Partijen hebben op de mondelinge behandeling in overleg de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] grotendeels zelf geregeld en ook afgesproken om samen hulpverlening in te schakelen. Anders dan de rechtbank acht het hof geen onaanvaardbaar risico aanwezig dat [de minderjarige] klem of verloren raakt tussen de ouders. Het hof vindt het positief dat beide ouders zich bereid hebben getoond om hulp te aanvaarden en gaat er vanuit dat partijen zich in het belang van [de minderjarige] inzetten om tot een gezamenlijke invulling van het ouderschap te komen.
Zorgregeling
5.6
Na de terugkeer van de moeder kan de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] volgens de moeder weer worden opgestart. In het kader van daarvan is van belang dat de vader heeft aangegeven nog wel in [woonplaats1] ingeschreven te staan, maar veelvuldig bij zijn nieuwe partner in [plaats2] te verblijven. Zij zijn samen op zoek naar een woning in [plaats1] .
Partijen zijn tijdens de mondelinge behandeling tegen die achtergrond overeengekomen dat [de minderjarige] de eerste maand na terugkomst elke zaterdag contact heeft met haar vader van 10 uur tot 18 uur. In de tweede maand na terugkomst wordt de zorgregeling uitgebreid naar elke zaterdag van 12 uur tot zondag 16 uur.
5.7
Partijen hebben geen overeenstemming kunnen bereiken over de frequentie van de zorgregeling na de opbouwperiode er van uitgaande dat de vader in [plaats2] dan wel [plaats1] woonachtig is en de omgang daar ook plaats zal vinden. De moeder wil een weekendregeling om de week van vrijdag uit school tot zondag 19 uur waarbij de vader haalt en brengt. De vader wil dezelfde regeling maar dan drie weekenden in de maand.
Het hof zal anders dan de rechtbank een (reguliere) zorgregeling bepalen van een weekend in de veertien dagen. Het hof weegt mee dat [de minderjarige] , als zij drie weekenden per maand bij de vader zou verblijven, minder vrije tijd heeft met de moeder. De moeder heeft dan immers slechts één weekend per maand [de minderjarige] bij zich en kan alleen dan activiteiten met haar ondernemen. Het hof vindt dat te weinig voor [de minderjarige] , omdat door de week al veel tijd op gaat aan school. Het is belangrijk dat [de minderjarige] evenveel vrije weekenden met de vader als met de moeder kan doorbrengen. Partijen zijn ter zitting een gelijke verdeling tijdens de vakanties en de feestdagen overeengekomen, zodat het hof dat ook zal vastleggen.
5.8
Gelet op de aangekondigde verhuizing van de moeder naar Nederland behoeft het voorwaardelijke verzoek van de vader geen verdere bespreking.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven in het principaal en incidenteel hoger beroep deels. Het hof zal de bestreden beschikking deels bekrachtigen en deels vernietigen en beslissen als volgt.
6.2
Het hof zal de proceskosten in beide instanties compenseren, nu partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de procedure het uit die relatie geboren kind betreft.

7.De beslissing

Het hof, het principaal en het incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 19 juli 2023, voor zover daarin is bepaald dat de moeder wordt bevolen terug te verhuizen naar Nederland en wel naar [woonplaats1] , dan wel een adres in een straal van 30 kilometer rondom [woonplaats1] ;
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 19 juli 2023, voor het overige;
belast de vader (samen met de moeder) met het gezag over [de minderjarige] , geboren [in] 2017 te [woonplaats1] ;
stelt vast als zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] dat;
- de eerste maand na terugkomst van de moeder met [de minderjarige] in Nederland [de minderjarige] elke zaterdag omgang heeft met haar vader van 10 uur tot 18 uur;
- in de tweede maand na terugkomst van de moeder met [de minderjarige] in Nederland [de minderjarige] elke zaterdag omgang heeft met haar vader van 12 uur tot zondag 16 uur.
- daarna een reguliere zorgregeling geldt van vrijdagmiddag uit school tot zondag
19 uur, waarbij de vader [de minderjarige] haalt en brengt;
- stelt een vakantie- en feestdagenregeling vast waarbij de vakanties en feestdagen bij helfte worden verdeeld, in onderling overleg nader te bepalen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in beide instanties in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, K.A.M. van Os-ten Have en
S. Kuijpers, bijgestaan mr. I.T.M.W. Smulders-Jacobs als griffier, en is op 14 maart 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.