Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van de 17-jarige [de minderjarige1]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, waarin was bepaald dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] bij de vader zou zijn. De moeder verzocht het hof om het gezamenlijk gezag te beëindigen en haar alleen het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] toe te kennen. Het hof heeft vastgesteld dat [de minderjarige1] sinds begin 2021 bij de vader woont en dat zij duidelijk heeft aangegeven bij de vader te willen blijven wonen. De moeder heeft geen grieven ingediend tegen de zorgregeling, en het hof heeft geen aanleiding gezien om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] tegen haar wil bij de moeder te bepalen. Het hof heeft ook geoordeeld dat er geen onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders, en dat de ouders in staat zijn om met elkaar te communiceren over de kinderen. De verzoeken van de moeder zijn afgewezen en de beschikking van de rechtbank is bekrachtigd.