Parketnummer: 21-005192-22
Uitspraak d.d.: 14 maart 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 18 november 2022 met parketnummer 16-230256-21 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002,
wonende [woonplaats]
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van [locatie 1]
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 4, 5, 7, 8, 13, 14, 15, 18 en 20 december 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaten-generaal, strekkende tot:
- de vernietiging van het vonnis van de rechtbank;
- bewezenverklaring van het tenlastegelegde (openlijke geweldpleging);
- veroordeling tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren.
- oplegging van de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod – zowel indirect als direct – met de [benadeelde 1] en de slachtoffers [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 5] en [benadeelde 4] voor de duur van vijf jaren;
- de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen;
- het handhaven van het conservatoir beslag op de vermogensbestanddelen.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen hebben de advocaten-generaal het volgende gevorderd:
- hoofdelijke toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] van € 8.240,74, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 5] van € 17.236,97, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] van € 6.317,64, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 11] van € € 218.057,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde 1] tot een bedrag van € 68.967,63, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen voor het overige;
- hoofdelijke toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] tot een bedrag van € 15.539,30 te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.W.D. Roozemond, naar voren is gebracht.
Ook heeft het hof kennisgenomen van hetgeen naar voren is gebracht door
- mr. Bosch, advocaat te Maasdijk, namens de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 11] ;
- mr. Ter Steeg, advocate te Amsterdam, namens de benadeelde partijen [benadeelde 2] , [benadeelde 5] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] .
Het vonnis waarvan beroep
Verdachte is bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 18 november 2022 ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is op de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen en op het beslag beslist.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een deels andere bewijsbeslissing, een andere strafoplegging en een andere beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats] , althans in Spanje, openlijk, te weten op [locatie 3] ), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, te weten [slachtoffer] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 2] door:
- voornoemde [slachtoffer] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 2] meermalen, althans eenmaal, te duwen en/of te trekken en/of naar de grond toe te brengen en/of (met de vuist) te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen op en/of in de richting van en/of tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam en/of met voornoemde slachtoffer(s) te worstelen,
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, te weten:
- ( blauwe) plekken op zijn hoofd en/of benen, althans zijn lichaam bij [benadeelde 3] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverweging [locatie 3]
1.1
De feiten: wat is er gebeurd?
Het hof stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de nacht van 14 juli 2021 – korte tijd nadat in het bijzijn van verdachte door medeverdachten fors geweld was gepleegd tegen meerdere personen voor [locatie 1] en [locatie 2] – komt het op straat ter hoogte van de [locatie 3] tot een confrontatie tussen (een deel van) de groep van verdachte en een groep mannen, te weten: [slachtoffer] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] (hierna: de groep uit [plaats] ).
Na een korte woordenwisseling loopt het uit de hand als medeverdachte [medeverdachte 1] een eerste klap uitdeelt.Op dat moment staan medeverdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] bij [medeverdachte 1] .Er ontstaat een massale vechtpartij waarbij door verschillende personen uit de groep van verdachte verschillende vormen van geweld worden uitgeoefend tegen de personen van de groep uit [plaats] . De groep uit [plaats] deed niet veel terug.
In korte tijd volgt vanuit de groep van verdachte onder meer het volgende geweld: [benadeelde 4] krijgt een klap op zijn gezicht en er wordt geprobeerd hem te tackelen. [slachtoffer] wordt op zijn hoofd geslagen, valt op de grond en wordt vervolgens tegen zijn hoofd geschopt. [benadeelde 5] rent weg en wordt tijdens het wegrennen geslagen. [benadeelde 2] wordt tegen de grond gebeukt. Terwijl [benadeelde 2] op de grond ligt wordt hij twee keer tegen zijn hoofd geschopt, waardoor hij buiten bewustzijn raakt. [benadeelde 3] wordt geschopt, geslagen en geduwd.
Uit de beschikbare beelden volgt dat [slachtoffer] op de grond ligt op het moment dat [benadeelde 2] en [benadeelde 3] worden aangevallen.
Als gevolg van het geweld heeft [benadeelde 3] blauwe plekken opgelopen en is [benadeelde 2] naast blauwe plekken en schaafwonden een gezwollen schedel en bulten op zijn hoofd toegebracht. [slachtoffer] is als gevolg van het geweld op 18 juli 2021 overleden.
Ten aanzien van de rol van verdachte stelt het hof bovendien vast dat verdachte:
- zich bij de groep heeft gevoegd die op dat moment geweld pleegde tegen [benadeelde 3] en [benadeelde 2] ;
- twee keer een schoppende beweging in de richting van [benadeelde 3] heeft gemaakt, terwijl die [benadeelde 3] door meerdere personen werd geschopt en geslagen;
- samen met anderen achter [benadeelde 3] is aangerend als hij probeert te vluchten en een zwaaiende beweging naar [benadeelde 3] heeft gemaakt.
1.2
Vrijspraak openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5]
Vooropgesteld wordt dat het hof evenals de rechtbank en de advocaten-generaal van oordeel is dat het openlijk geweld voor de [locatie 3] juridisch niet uiteenvalt in meerdere kleine vechtpartijen tegen afzonderlijke personen, waarbij per verdachte moet worden beoordeeld tegen wie hij geweld heeft gepleegd. Dit gaat niet alleen in tegen de feitelijke situatie zoals die heeft plaatsgevonden – te weten: één massale aanval van de groep van verdachte tegen de groep uit [plaats] , waarbij op korte afstand van elkaar en binnen een kort tijdsbestek (deels) tegelijkertijd geweldshandelingen tegen de verschillende slachtoffers werden verricht – maar ook tegen de inhoud en ratio van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht, namelijk het strafbaar stellen van openlijk en in verenigde krachten gepleegd (groeps)geweld tegen personen, waarbij niet iedere pleger zelf geweld moet hebben gepleegd tegen ieder slachtoffer. Voor een bewezenverklaring van het “in vereniging” plegen van geweld is – zoals eerder is overwogen – slechts vereist dat de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan dat openlijke geweld.
Het voorgaande betekent (dus) niet dat een verdachte ook verantwoordelijk wordt gehouden voor geweld dat is gepleegd door anderen zonder dat hij daarbij aanwezig is geweest en evenmin anderszins een bijdrage aan heeft geleverd.
Ten aanzien van het geweld tegen [slachtoffer] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] overweegt het hof in het bijzonder het volgende.
Het hof acht – anders dan de rechtbank en de advocaten-generaal – niet bewezen dat verdachte aan het begin van het gevecht aanwezig is geweest bij het geweld tegen de groep [plaats] . Anders dan door de advocaten-generaal is aangevoerd kan dit naar het oordeel van het hof niet volgen uit de verklaringen van getuigen [getuige 7] en [getuige 9] .
Uit de verklaring van getuige [getuige 7] bij de rechter-commissarisvolgt dat [getuige 7] weliswaar bij de politie heeft aangegeven dat verdachte deel uitmaakte van de groep die neus aan neus met de andere groep jongens stond, maar dat hij dit niet zeker weet. Getuige [getuige 7] weet wel zeker dat verdachte op een gegeven moment, namelijk bij het tweede gevecht waarbij de jongen (het hof begrijpt: [benadeelde 3] ) de steeg is ingerend, middenin stond. Evenmin volgt uit de verklaring van getuige [getuige 9]op welk moment verdachte zich bij de groep heeft gevoegd. Deze getuige was – naar eigen zeggen – ook hartstikke dronken.Bovendien is op de camerabeelden te zien dat verdachte op weg naar [locatie 3] een paar minuten achter de groep aan slentert.
Verdachte heeft telkens stellig ontkend bij het begin van het gevecht met de groep [plaats] aanwezig te zijn geweest.
Bij de beoordeling hecht het hof ook belang aan de omstandigheid dat verdachte bij [locatie 1] en [locatie 2] geen gewelddadige rol heeft gehad, en derhalve niet eerder opereerde als degene die bij een confrontatie vooraan stond en het geweld opzocht. Gelet op al het voorgaande acht het hof voldoende aannemelijk geworden dat verdachte niet vanaf het begin van het gevecht aanwezig was en zich eerst bij de groep heeft gevoegd toen het geweld tegen [slachtoffer] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] al was geëindigd.
Het voorgaande maakt dat het hof verdachte vrijspreekt van het tenlastegelegde openlijke geweld tegen [slachtoffer] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] .
1.3
Openlijke geweldpleging tegen [benadeelde 2] en [benadeelde 3]
Voor een bewezenverklaring van het "in vereniging" plegen van geweld moet komen vast te staan dat de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Niet is vereist dat deze bijdrage zelf van gewelddadige aard is. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en de bewijsmiddelen zoals opgenomen in de bijlage bij dit arrest stelt het hof vast dat verdachte zich bij de groep medeverdachten heeft gevoegd op het moment dat zij geweld pleegden tegen [benadeelde 3] en [benadeelde 2] ; door zich te voegen bij de geweldplegers heeft verdachte die groep versterkt. Vervolgens is verdachte meegegaan in de aanvalsgolf en is ook door hem zelf geweld uitgeoefend. Zo is hij naar [benadeelde 3] toegelopen en heeft hij twee keer een schoppende beweging in de richting van [benadeelde 3] gemaakt, terwijl die [benadeelde 3] op dat moment door meerdere personen werd geschopt en geslagen. Ook is verdachte achter [benadeelde 3] aangerend en heeft hij een zwaaiende beweging naar [benadeelde 3] gemaakt. Door zijn handelen heeft verdachte niet enkel de groep getalsmatig versterkt, maar heeft hij aan dit in vereniging (in de openbaarheid) gepleegde geweld tegen [benadeelde 3] én [benadeelde 2] een significante en wezenlijke bijdrage geleverd. Nu verdachte zich ervan bewust was dat ook anderen deelnamen aan de openlijke geweldpleging kan daaruit worden afgeleid dat verdachte opzet had op het in vereniging plegen van geweld.
Het voorgaande brengt mee dat het hof bewezen acht dat verdachte zich samen met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld tegen [benadeelde 2] en [benadeelde 3] .
Strafverzwarende omstandigheid [benadeelde 3]
Aan verdachte is tenlastegelegd dat zijn bijdrage aan het openlijk geweld (zwaar) lichamelijk letsel bij [benadeelde 3] tot gevolg heeft gehad.
Vooropgesteld wordt dat uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat de zwaardere strafbedreiging van artikel 141, tweede lid onder 1°, van het Wetboek van Strafrecht alleen van toepassing is op de verdachte die zelf het bewezenverklaarde letsel heeft toegebracht. De verdachte kan op grond van deze bepaling niet strafrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor het door zijn mededaders in het kader van het openlijke geweld veroorzaakte letsel.
Het hof acht niet bewezen dat het door verdachte gepleegde geweld het in de tenlastelegging genoemde lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad omdat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte [benadeelde 3] met zijn schoppen daadwerkelijk heeft geraakt. Nu verdachte op grond van deze bepaling evenmin strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor het door zijn mededaders in het kader van het openlijke geweld veroorzaakte letsel kan dit strafverzwarende onderdeel niet worden bewezen.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op 14 juli 2021 te [plaats] , in Spanje, openlijk, te weten op de [locatie 3] , op of aan de openbare weg en op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [benadeelde 3] en [benadeelde 2] door:
- voornoemde [benadeelde 3] en/of [benadeelde 2] te duwen en/of te trekken en/of naar de grond toe te brengen en/of (met de vuist) te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen op en/of in de richting van en/of tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten in de nacht van 14 juli 2021 op Mallorca tijdens het uitgaan schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen twee personen bij de [locatie 3] .
Bij de [locatie 3] , ongeveer een half uur nadat door medeverdachten geweld is gepleegd bij [locatie 1] en bij [locatie 2] , gaat de groep van verdachte opnieuw over tot geweld. Zijn medeverdachten storten zich op een groep mannen (te weten: [benadeelde 2] , [slachtoffer] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] ). Dat geweld had al meteen tot resultaat dat [slachtoffer] buiten bewustzijn op de grond achterbleef en [benadeelde 4] en [benadeelde 5] gewond raakten door de slagen en trappen van verdachtes medeverdachten. Niettemin ging het geweld door tegen [benadeelde 3] en [benadeelde 2] . Terwijl dit geweld plaatsvindt mengt verdachte zich in het gevecht. [benadeelde 2] wordt door een medeverdachte tegen de grond gebeukt en door twee medeverdachten tegen zijn hoofd geschopt, waarna hij bewusteloos blijft liggen. Ook wordt [benadeelde 3] door een overmacht van meerdere personen, waaronder verdachte, belaagd. Er wordt geprobeerd [benadeelde 3] ten val te brengen en ook naar hem wordt geslagen en geschopt. Ook verdachte schopt tweemaal richting [benadeelde 3] en rent achter hem aan als hij probeert te vluchten. Dat [benadeelde 3] niet is gevallen en zijn letsel beperkt is gebleven tot een aantal blauwe plekken, is niet aan verdachte en zijn medeverdachten te danken.
Dat het hier om een ernstig feit gaat behoeft geen betoog. Belangrijk om daarbij op te merken is dat het hof – anders dan bij vijf medeverdachten – geen betrokkenheid bij het openlijk geweld tegen [slachtoffer] bewezen heeft verklaard. Het overlijden van [slachtoffer] heeft daarmee geen invloed op de op te leggen straf.
Het openbaar ministerie verwijt alle verdachten dat zij geen antwoord geven op de vraag wat er met [slachtoffer] is gebeurd. Het hof doet dit niet en overweegt – net als de rechtbank – als volgt. Er is in de media en ook ter zitting gesproken over ‘het geheim van Mallorca’. Daarbij is de veronderstelling opgeworpen dat betrokkenen meer weten over de dood van [slachtoffer] dan zij vertellen. Wat daar van zij, niet vastgesteld kan worden dat dit voor verdachte geldt. Alleen al daarom speelt dit geen rol bij de strafoplegging. Bij de op te leggen straf is alleen bepalend en kan alleen bepalend zijn wat ten laste van verdachte bewezen is verklaard.
Duidelijk moet zijn: of er nou is gescholden of gespuugd of wellicht een klap is uitgedeeld door (een van) de slachtoffers, voor het door verdachte en zijn medeverdachten gepleegde geweld bestaat geen enkele rechtvaardiging.
Verdachte heeft zich op achttienjarige leeftijd aan de bewezenverklaarde feiten schuldig gemaakt.
Het hof heeft kennisgenomen van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 30 oktober 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Wel heeft verdachte na het onderhavige feit een strafbeschikking, te weten: een geldboete van € 250,-, opgelegd gekregen wegens baldadigheid. Het hof houdt daarom rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Verder heeft het hof kennisgenomen van de reclasseringsadviezen van 5 juli 2022, opgemaakt door [naam 1] en 29 november 2023, opgemaakt door [naam 2] , beide reclasseringswerker bij Reclassering Nederland. De reclassering ziet geen risicofactoren. Er zijn geen aanwijzingen voor agressieproblematiek en verdachte beschikt over ruim voldoende vaardigheden in het oplossen van (inter)persoonlijke problemen. Het risico op recidive wordt daarom ingeschat als laag. De reclassering ziet geen noodzaak om interventies of toezicht te adviseren.
Het volwassenenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van het strafbare feit achttien jaar oud, zodat in beginsel het volwassenenstrafrecht van toepassing is. Op grond van artikel 77c Sr is het mogelijk om bij jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar af te wijken van die hoofdregel en toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht. De persoonlijkheid van een verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan moeten daarvoor dan aanleiding geven.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat deze uitzondering is ingevoerd om toepassing van het sanctiestelsel voor jeugdigen bij jongvolwassenen te bevorderen, wanneer dit, gelet op de ontwikkelingsfase van de jongvolwassene, de meest effectieve manier is om het gedrag in gunstige zin te beïnvloeden. Het doel daarbij is om zo ook de adolescent te stimuleren een verantwoorde rol in de samenleving op zich te nemen. Er wordt daarbij voornamelijk gedacht aan jongvolwassen verdachten van ernstige misdrijven, die als veelpleger te boek staan en die bijzonder kwetsbaar zijn. In die gevallen is er mogelijk sprake van een (forse) vrijheidsbenemende straf, waarbij de tenuitvoerlegging onder het jeugdrecht afwijkt van het volwassenenstrafrecht. Een belangrijk verschil daarbij is dat binnen een justitiële jeugdinrichting (JJI) een pedagogische aanpak mogelijk is. Ook kan er in de hiervoor genoemde gevallen eerder sprake zijn van oplegging van een maatregel met behandeling, waarvoor het jeugdrecht andere mogelijkheden biedt dan het volwassenenstrafrecht. Dit is het uitgangspunt zoals het op dit moment geldt en door het hof zal worden gehanteerd.
Het hof ziet geen aanleiding om in [locatie 1] van verdachte het jeugdstrafrecht toe te passen. De omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan geven hiertoe geen (enkele) reden. Ook is het hof van oordeel dat er – zowel ten tijde van het plegen van de feiten als op dit moment – geen noodzaak bestaat voor pedagogische beïnvloeding van verdachte. De indruk van verdachte zoals die ter zitting naar voren is gekomen en zoals die ook uit de rapportages blijkt, is die van een jongvolwassene die thuis woont, maar ook een zelfstandig leven leidt met studie en een bijbaan. Er is geen sprake van een stoornis of cognitieve beperking. Uit het reclasseringsrapport van 29 november 2023 blijkt verder dat de reclassering toepassing van het volwassenenstrafrecht adviseert. Dit alles tezamen maakt dat het hof er niet van is overtuigd dat het sanctiestelsel van het jeugdstrafrecht de meest effectieve manier is om het gedrag van verdachte te beïnvloeden. Het volwassenenstrafrecht is daarom van toepassing.
Het hof hecht belang aan een uniforme strafoplegging in hoger beroep. Om deze reden heeft het hof bij het bepalen van de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en heeft het hof acht geslagen op rechterlijke uitspraken met betrekking tot feiten, die met het onderhavige geval (grosso modo) vergelijkbaar zijn. De oriëntatiepunten gaan voor openlijke geweldpleging, als vertrekpunt van denken, uit van een taakstraf voor de duur van 120 uren.
Het door verdachte uitgeoefende openlijke geweld in vereniging is absoluut afkeurenswaardig, maar gelet op zijn (beperkte) rol en zijn strafblad, waarbij het hof ook rekening houdt met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, ziet het hof geen aanleiding om af te wijken van het landelijke uitgangspunt. Dit maakt dat het hof – alles afwegend – oplegging van een taakstraf van 120 uren passend en geboden acht.
Als gevolg van het nadeel dat door de extreem indringende media-aandacht voor verdachte is veroorzaakt zal het hof deze straf bovendien matigen. Verdachte werd door de publieke opinie vroegtijdig – en naar achteraf is gebleken onterecht – als een van de rechtstreeks verantwoordelijken voor de dood van [slachtoffer] gebrandmerkt. In de media werden volop portretten van verdachten, filmpjes, berichtjes en reacties gedeeld, ook werden de (volledige) persoonsgegevens van verdachte op internet geopenbaard. De op internet ontketende hetze heeft ernstige nadelige gevolgen voor de jongvolwassen verdachte en zijn omgeving gehad. Bovendien is algemeen bekend dat informatie, ook als het niet klopt, eenmaal op internet niet of nauwelijks kan worden uitgewist. De toekomstige werkgever die de naam van verdachte intoetst op Google zal waarschijnlijk direct worden gevoed met foutieve informatie over de mogelijke betrokkenheid van verdachte bij de dood van [slachtoffer] . Met deze ernstig nadelige gevolgen houdt het hof ten gunste van verdachte – en alle andere verdachten in de Mallorcazaak – rekening. Het hof benadrukt dat deze beslissing niet in het algemeen betekent dat een verdachte als hij te lijden heeft gekregen van indringende media-aandacht omtrent zijn strafzaak recht heeft op matiging van zijn straf.
Het voorgaande brengt mee dat het hof verdachte zal veroordelen tot een taakstraf van 110 uren, subsidiair 55 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
Geen vrijheidsbeperkende maatregel
Door de advocaten-generaal is ook de oplegging van de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende het bevel aan verdachte zich te onthouden van contact met de ouders van [slachtoffer] en de slachtoffers [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 5] en [benadeelde 4] voor de duur van vijf jaren, gevorderd.
Gelet op de wetsgeschiedenis kan een maatregel ex artikel 38v Sr, zoals een contactverbod, slechts worden opgelegd indien dit strekt tot beveiliging van de maatschappij of de voorkoming van het – opnieuw – begaan van strafbare feiten terwijl de rechter er rekening mee moet houden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend naar personen toe zal gedragen.
Anders dan de advocaten-generaal is het hof van oordeel dat aan de voorwaarden voor oplegging van de maatregel niet is voldaan. Voor dit oordeel acht het hof het van belang dat na de pleegdatum op 14 juli 2021 geen enkele contactpoging is geweest met een van de slachtoffers en er ook geen concrete aanleiding is te veronderstellen dat verdachte een poging hiertoe zal ondernemen. Sterker nog: verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij geen contact zal opnemen met de nabestaanden en slachtoffers, tenzij dit contact vanuit hen gewenst zou zijn.
Het voorgaande maakt dat, hoewel het hof begrijpt dat de nabestaanden en/of slachtoffers oplegging van een contactverbod op prijs stellen, de maatregel niet wordt opgelegd.
Het hof gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- schoen(en) (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2876223);
- schoen(en) (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2876225);
- broek (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2876226);
- schoeisel (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2876238);
- schoeisel (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2876239);
- schoeisel (omschrijving/goednummer:: PL0900-2021230390-G2876241);
- schoeisel (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2876242);
- shirt (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2876244);
- broek (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2876246).
Het hof zal het conservatoir beslag niet opheffen aangezien aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd. Na het onherroepelijk worden van die maatregel kan het bedrag waarop het beslag berust worden uitgewonnen ten behoeve van de benadeelde partij(en).
Nabestaanden en slachtoffers hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Zij hebben het hof verzocht om hoofdelijke toewijzing van hun vordering, en deze te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. Daarnaast is verzocht de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr aan verdachte op te leggen.
Slachtoffers ‘ [locatie 3] ’
[benadeelde 2]
vordert een bedrag van in totaal € 8.241,74 (€ 3.241,74 materieel en € 5.000,00 immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
- AirBnB: € 158,68;
- vliegticket Mallorca-Amsterdam: € 145,01;
- huurwoning: € 2.292,15;
- laminaat woning: € 645,90;
- immateriële schade: € 5.000,00.
[benadeelde 5]
vordert een bedrag van in totaal € 17.237,97 (€ 12.237,97 materieel en
€ 5.000,00 immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
- AirBnB: € 158,68;
- boot Palma-Ibiza: € 87,66;
- ticket Ibiza-Amsterdam: € 152,45;
- hotel hoofdstad Mallorca: € 56,63;
- taxi ziekenhuis Mallorca: € 32,00;
- eigen risico 2022 en 2023: € 575,40;
- gederfde inkomsten: € 11.175,15;
- immateriële schade: € 5.000,00.
[benadeelde 3]
vordert een bedrag van in totaal € 15.540,30 (€ 10.540,30 materieel en
€ 5.000,00 immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
- AirBnB: € 158,68;
- boot Palma-Ibiza: € 87,66;
- ticket Ibiza-Amsterdam: € 152,45;
- hotel hoofdstad Mallorca: € 56,63;
- taxi ziekenhuis Mallorca: € 40,00;
- eigen risico 2022 en 2023: € 1.213,74;
- kosten opvragen medische informatie: € 31,14;
- gederfde inkomsten: € 8.800,00;
- immateriële schade: € 5.000,00.
[benadeelde 4]
vordert een bedrag van in totaal € 6.318,64 (€ 1.318,64 materieel en € 5.000,00 immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
- AirBnB: € 158,68;
- boot Palma-Ibiza: € 87,66;
- ticket Ibiza-Amsterdam: € 152,45;
- hotel hoofdstad Mallorca: € 56,63;
- eigen risico: € 863,22;
- immateriële schade: € 5.000,00.
Nabestaanden van [slachtoffer]
[benadeelde 1] (ouders van [slachtoffer] )
[benadeelde 1] vorderen een bedrag van in totaal € 69.100,63
(€ 9.350,63 materieel en € 59.750,00 immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
- vererfde letselschade: € 28.648,11;
- overlijdensschade: € 40.452,52.
[benadeelde 11] (vriendin van [slachtoffer] )
[benadeelde 11] vordert een bedrag van in totaal € 218.057,00 (€ 198.057,00 materieel en
€ 20.000,00 immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
- gederfd levensonderhoud: € 198.057,00;
- affectieschade: € 20.000,00.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaten-generaal hebben verschillende standpunten ingenomen ten aanzien van de vorderingen. Het hof zal hierop, voor zover nodig, hierna ingaan.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verschillende standpunten ingenomen ten aanzien van de vorderingen. Het hof zal hierop, voor zover nodig, hierna ingaan.
Groepsaansprakelijkheid en hoofdelijkheid
In de gevallen waarin het geweld door verdachte in vereniging met één of meer anderen is gepleegd, stelt het hof vast dat in civielrechtelijk opzicht sprake is van groepsaansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Dit geldt voor zowel de poging tot doodslag, als de poging tot zware mishandeling als het openlijk geweld. Dit brengt met zich dat iedere bij het groepsgeweld betrokkene hoofdelijk aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan geleden schade. Er is namelijk steeds sprake geweest van bewuste gezamenlijke deelname aan gewelddadige gedragingen in groepsverband en tussen die gedragingen bestaat naar het oordeel van het hof een duidelijke samenhang. Groepsgeweld tegen een persoon (of personen) brengt de kans met zich dat aan die persoon of personen letsel of andere schade wordt toegebracht, en verdachte heeft dat risico voor lief genomen. Door gewelddadige deelname aan de groep zijn verdachte en zijn mededaders naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Of aan verdachte zelf het opgelopen (zwaar) lichamelijk letsel is tenlastegelegd c.q. bewezenverklaard is daarbij niet van belang. Voor aansprakelijkheid krachtens artikel 6:166 BW is namelijk niet vereist dat een individu uit de groep zelf de schade heeft veroorzaakt om daarvoor in civielrechtelijke zin aangesproken te kunnen worden. De regeling beoogt buiten twijfel te stellen dat een deelnemer aan onrechtmatige gedragingen in groepsverband zich niet aan aansprakelijkheid voor de daaruit ontstane schade kan onttrekken met het causaliteitsverweer dat de schade ook zonder zijn deelneming aan de groep zou zijn ontstaan.
Slachtoffers ‘ [locatie 3] ’
Verdachte heeft, samen met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] , openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen [benadeelde 2] en [benadeelde 3] .
Hij is dus, samen met die medeverdachten, hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die [benadeelde 2] en [benadeelde 3] daardoor hebben geleden.
[benadeelde 2]
Materiële schade
AirBnB en vliegticket
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de AirBnB op Mallorca ter hoogte van € 158,68, en de kosten van het vliegticket van Mallorca naar Amsterdam ter hoogte van € 145,01 geldt dat zij voldoende zijn onderbouwd en in rechtstreeks verband staan tot de door verdachte gepleegde strafbare feiten, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen. Het hof overweegt hierbij in het bijzonder dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte om begrijpelijke redenen eerder naar huis is gegaan, waardoor deze kosten op redelijke grond zijn gemaakt.
Huurkosten woning en laminaat
Ten aanzien van de kosten van de huurwoning ter hoogte van € 2.292,15 en de laminaatvloer ter hoogte van € 645,90 is het hof van oordeel dat deze schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd, in die zin dat het rechtstreeks verband tussen het strafbare feit en deze schade in dit geding onvoldoende is komen vast te staan. Het zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen. In zoverre kan de benadeelde partij daarom niet in zijn vordering worden ontvangen en kan hij die vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
In hoger beroep is de grondslag van de vordering van de benadeelde partij uitsluitend het door verdachte jegens de benadeelde partij gepleegde strafbare feit en niet langer mede shockschade.
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 aanhef en sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het gepleegde geweld lichamelijk letsel heeft opgelopen aan onder meer zijn hoofd, en op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De benadeelde partij is meerdere keren geschopt terwijl hij op de grond lag en is door het geweld bewusteloos geraakt. Gelet op de aard van het letsel, de heftigheid van de geweldshandelingen die jegens de benadeelde partij zijn gepleegd en de aard van de normschending, alsmede de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht het hof toewijzing van de gevorderde € 5.000,- billijk.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Eigen schuld
Het hof zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan. Indien de benadeelde partij al zelf enige geweldshandeling zou hebben verricht, was de reactie van verdachte bovendien dermate disproportioneel en dominerend dat het handelen van de benadeelde partij daarbij in het niet valt (vgl. onder meer HR 26 januari 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC1976 (Dicky Trading II). [benadeelde 3]
Materiële schade
AirBnB, bootticket, vliegticket en hotel
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de AirBnB op Mallorca ter hoogte van € 158,68, de kosten van het bootticket van Mallorca naar Ibiza ter hoogte van € 87,66, de kosten van het vliegticket van Ibiza naar Amsterdam ter hoogte van € 152,45 en de kosten van het hotel in Palma de Mallorca ter hoogte van € 56,63 geldt dat zij voldoende zijn onderbouwd en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen. Het hof overweegt hierbij in het bijzonder dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte om begrijpelijke redenen eerder naar huis is gegaan, waardoor deze kosten op redelijke grond zijn gemaakt.
Taxi
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de taxi naar het ziekenhuis op Mallorca ter hoogte van € 40,- geldt dat deze voldoende zijn onderbouwd en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit. Het hof acht de hoogte van het gevorderde bedrag redelijk en wijst deze schadepost dan ook toe.
Eigen risico
Ten aanzien van de gevorderde kosten voor het eigen risico van de zorgverzekering van 2022 en 2023 ter hoogte van € 1.213,74 geldt dat deze voldoende zijn onderbouwd en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat deze schadepost voor vergoeding in aanmerking komt.
Medische informatie
Ten aanzien van de kosten voor het opvragen van de medische informatie ter hoogte van € 31,14 van de benadeelde partij geldt dat deze schadepost voldoende is onderbouwd en in rechtstreeks verband staat tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Het hof overweegt hierbij in het bijzonder dat deze kosten geen betrekking hebben op een afschrift van het medisch dossier van de benadeelde partij, maar zien op een aparte verklaring die de huisarts van de benadeelde partij naar aanleiding van het strafbare feit heeft opgesteld. Deze kosten zijn daarom in redelijkheid gemaakt.
Gederfde inkomsten
Ten aanzien van de gevorderde kosten voor gederfde inkomsten ter hoogte van € 8.800,00 geldt dat als voldoende vaststaand kan worden aangenomen dat de benadeelde partij als gevolg van het door verdachte gepleegde strafbare feit rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft vanwege de gevolgen van het strafbare feit enige tijd niet kunnen werken en heeft daardoor inkomsten misgelopen. De hoogte van de gederfde inkomsten is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Het hof zal de gevorderde kosten voor gederfde inkomsten ter hoogte van € 8.800,00 dan ook toewijzen.
Immateriële schade
In hoger beroep is de grondslag van de vordering van de benadeelde partij uitsluitend het door verdachte jegens de benadeelde partij gepleegde strafbare feit en niet langer mede shockschade.
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 aanhef en sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Gelet op de aard van de normschending, alsmede de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht het hof toewijzing van een vergoeding van € 3.000,- billijk. Het overige gevorderde deel zal worden afgewezen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Eigen schuld
Het hof zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan. Indien de benadeelde partij al zelf enige geweldshandeling zou hebben verricht, was de reactie van verdachte bovendien dermate disproportioneel en dominerend dat het handelen van de benadeelde partij daarbij in het niet valt (vgl. onder meer HR 26 januari 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC1976 (Dicky Trading II). [benadeelde 5], [benadeelde 4]
, [benadeelde 1] (ouders van [slachtoffer] ) en [benadeelde 11] (vriendin van [slachtoffer] )
Het hof zal de benadeelde partijen [benadeelde 5] , [benadeelde 4] , [benadeelde 1] en [benadeelde 11] niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen nu verdachte van het ten laste gelegde geweld jegens [benadeelde 5] , [benadeelde 4] en [slachtoffer] zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, zullen de benadeelde partijen in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van alle vorderingen
De toegewezen bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de schadeveroorzakende gebeurtenis, te weten 14 juli 2021. Als extra waarborg voor betaling zal het hof ten behoeve van de benadeelde partijen – ten aanzien van de verschillende toegewezen materiële en immateriële schadeposten – aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, op de wijze zoals hieronder is opgenomen.
Het hof overweegt hierbij dat het jeugdrecht niet van toepassing wordt verklaard, zodat het geen aanleiding ziet om af te wijken van het gebruikelijke aantal dagen gijzeling, zoals opgenomen in de oriëntatiepunten die door het in de organisatie van de Rechtspraak bestaande Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn vastgesteld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
110 (honderdtien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
55 (vijfenvijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- schoen(en) (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2876223);
- schoen(en) (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2876225);
- broek (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2876226);
- schoeisel (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2876238);
- schoeisel (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2876239);
- schoeisel (omschrijving/goednummer:: PL0900-2021230390-G2876241);
- schoeisel (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2876242);
- shirt (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2876244);
- broek (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2876246).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.303,69 (vijfduizend driehonderddrie euro en negenenzestig cent) bestaande uit € 303,69 (driehonderddrie euro en negenenzestig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.303,69 (vijfduizend driehonderddrie euro en negenenzestig cent) bestaande uit € 303,69 (driehonderddrie euro en negenenzestig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 61 (eenenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 14 juli 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 13.540,30 (dertienduizend vijfhonderdveertig euro en dertig cent) bestaande uit € 10.540,30 (tienduizend vijfhonderdveertig euro en dertig cent) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 13.540,30 (dertienduizend vijfhonderdveertig euro en dertig cent) bestaande uit € 10.540,30 (tienduizend vijfhonderdveertig euro en dertig cent) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 102 (honderdtwee) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 14 juli 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 11]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 11] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 5] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. E.M.J. Brink, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. M.C. van Linde, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink en mr. N.E. Renders, griffiers,
en op 14 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
BIJLAGE
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen zijn opgenomen als bijlagen in het proces-verbaal van 5 januari 2022, met onderzoeksnummer MD1R021036 (TGO 14Eiland), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 3772 en het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek van 17 december 2021 met proces-verbaalnummer 2021230390, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 316.
1. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 27 juli 2021 (pagina's 107 en verder van het proces-verbaal van 5 januari 2022, met onderzoeksnummer MD1R021036 (TGO 14Eiland), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 3772) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
aangever [benadeelde 2]:
Op 14 juli 2021 was ik samen met vier vrienden, te weten [slachtoffer] , [benadeelde 5] , [benadeelde 4] en [benadeelde 3] in Spanje in het plaatsje [plaats] . We zijn naar de [locatie 3] gegaan.
Rond 02:00 uur gingen we naar buiten omdat de kroeg dicht ging. Ik kan mij herinneren dat ik alleen met [benadeelde 3] , die rechts naast mij liep, naar huis ben gegaan. Het volgende wat ik mij herinner is dat ik wakker werd in het gras. Ik heb niet bewust meegemaakt wat er met mij gebeurd is. Ik had erg veel pijn in mijn linker knie. Aan de binnenkant van mijn knie zat een blauwe plek. Ik had een schaafwond op mijn rechterheup. Ik had een pijnlijke en blauwe plek op mijn linker schouder. Ik had een bebloede schaafwond op de rechterkant van mijn voorhoofd. De binnenkant van mijn rechter oor was blauw. Achter mijn oor op mijn schedel had ik veel pijn en een zwelling en een beurs gevoel. Ik had diverse bulten op mijn hoofd. Ik had een pijnlijke en bebloede neus. Ik had op mijn linkerwang een schaafplek. Ik had een
wondje in mijn linker bakkebaard.
2. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 28 juli 2021 (pagina's 132 en verder van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
aangever [benadeelde 3]:
Wij zijn op 13 juli 2021 naar Mallorca gevlogen. Dit alles is in de nacht van 14 juli 2021 gebeurd. Ik ben met [slachtoffer] , [benadeelde 5] , [benadeelde 2] en [benadeelde 4] daarheen gegaan.
Wij zijn toen naar club de [locatie 3] gegaan. Uiteindelijk zijn wij naar buiten gegaan.
Het eerstvolgende dat ik weet is dat ik in de steeg ben gevallen met zes mensen achter mij aan en dat ik mijn handen voor mijn ogen heb gedaan. Ik weet dat er vijf mensen om mij heen waren en dat ik zo snel mogelijk op moest staan omdat ik anders problemen had.
Ik viel in een steeg naast de club. Als je met je gezicht naar de club staat was op een aantal meter die steeg. Die lag daar echt direct naast. Daar ben ik gevallen. Ik viel doordat ze mij schopten. Ik weet dat zij mijn benen tegen elkaar wilden trappen en ik ben gevallen doordat ik sprong. Met zij bedoel ik die groep. Mannen, jongens. Ik denk dat het er een stuk of vier tot zes waren.
Ik heb last van mijn been dus ik denk dat ze mij wel één keer geraakt hebben. Ik weet niet meer op welk been ze mij geraakt hebben. Mijn knie lag open en ik voelde een plek waaraan je voelde dat ik geraakt was.
Ik deed mijn handen voor mijn ogen om mijn hoofd te beschermen zodat zij mij niet op mijn hoofd konden schoppen of slaan. Ik had zes plekken op mijn hoofd waardoor ik kon weten dat ze mij geraakt hebben. Als ik op de plekken drukte deed het pijn.
Ik had ook plekken op mijn hoofd je zag alleen een licht plekje langs mijn oog. De rest deed zeer en zag je niet vooral.
3. Een proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, meervoudige kamer voor strafzaken, op 5 december 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
verdachte [verdachte]:
Ik zag [medeverdachte 2] vechten met [benadeelde 3] . Ik ben daar naar toe gegaan. Ik heb een schoppende beweging naar [benadeelde 3] gemaakt.
4. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 augustus 2021 (pagina's 2630 en verder (vooral pagina’s 2635 en 2637) van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
verdachte [medeverdachte 3]:
A: Een lange grote gozer. Ik zag daarna [medeverdachte 1] echt wel een stuk in de lucht springen want het was een lange jongen, en hij slaat die jongen op zijn wang. Toen was het, in no time ging iedereen, zij op ons wij op hun, toen was het gewoon boem. Toen gingen we gewoon, en toen stond ik helemaal links, en op dat moment is bij mij toch ook de woede uitgebroken. Ik zag een jongen die in mijn ogen echt een bedreiging voor mij was en toen heb ik ook een jongen, een slag uitgedeeld, op z'n neus, of iets ernaast en hij bleef gewoon staan maar hij schrok ervan, hij rende weg en ik, ik was er niet klaar mee ik wilde hem nog op z'n minst gewoon een trap op z'n billen geven van nu oprotten en toen rende ik achter hem aan.
A: Ik ren terug. Op dat moment zie ik dat er nog een gevecht is. Ik zag daar gewoon een grote gozer een beetje om zich heen slaan en natuurlijk ook mijn vrienden. Ik ben er toch heen gerend en ik dacht ik geef gewoon een klap eigenlijk, en dat was eigenlijk het einde, vanaf daar, ik gaf hem een klap, die jongen die dacht ook van nou ik neem nu de benen het is genoeg geweest, ik zie nog een paar jongens achter hem aan rennen, gewoon voor een aantal meters en hij loopt weg, en op dat moment markeert het ook het einde van het gevecht.
5. Een (verkort) proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, meervoudige kamer voor strafzaken, op 4 en 5 december 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Uitkijken beelden ‘Compilatie_14_Eiland.mp4’.
(De aangehaalde tijden zijn de tijden van het filmpje ‘Compilatie_14_Eiland.mp4’.)
De
voorzitterbeschrijft als waarneming van het hof:
Op 7:34 is [benadeelde 2] te zien. Er lijkt een discussie gaande. [benadeelde 3] komt erbij. [benadeelde 2] wordt op enig moment vastgepakt en meegenomen.
Op 8:23 is links in beeld te zien dat [slachtoffer] op de grond ligt. [benadeelde 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [benadeelde 2] worden aangewezen door pijlen. [medeverdachte 6] staat helemaal achterin op het trottoir onder de witte balk.
Op 8:24 is te zien dat [benadeelde 5] links in beeld bij de auto staat met zijn handen in zijn zij.
Op 8:26 maakt [medeverdachte 5] een zwaaiende beweging in de richting van [benadeelde 3] .
Op 8:27 is in het midden van het beeld [medeverdachte 2] zichtbaar. Links komen drie jongens, waaronder [medeverdachte 4] , aangelopen. Een meisje in een zwart rokje ( [getuige 5] ) loopt richting [slachtoffer] .
Op 8:28 staat er een pijl bij [medeverdachte 3] .
Op 8:29 beukt [medeverdachte 3] [benadeelde 2] tegen de grond.
Op 8:31 staat er een pijl bij [medeverdachte 5] , die zonder shirt zichtbaar is.
Op 8:33 maakt [verdachte] een schoppende beweging richting [benadeelde 3] .
Op 8:35 is te zien dat [benadeelde 2] op zijn rug ligt en dat hij zijn knieën heeft opgetrokken. Vervolgens maakt [medeverdachte 1] met zijn rechterbeen een zwaaiende beweging naar voren in de richting van de bovenzijde van het lichaam van [benadeelde 2] , waaronder het hoofd. Vervolgens beweegt het rechterbeen van [medeverdachte 1] in dezelfde richting terug. De benen van [benadeelde 2] liggen op dat moment recht vooruit. [benadeelde 2] lijkt op zijn rug te liggen.
Op 8:41 bewegen de benen van [benadeelde 2] omhoog.
Op 8:42 ontworstelt [benadeelde 3] zich. [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] gaan achter [benadeelde 3] aan.
Op 8:46 is zichtbaar dat [slachtoffer] op de grond ligt.
Op 8:53 komt [verdachte] in beeld en maakt hij een zwaaiende beweging.
Op 8:57 komt [medeverdachte 4] in beeld en kijkt hij naar [slachtoffer] .
Op 9:12 ligt [benadeelde 2] op de grond. [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] zijn zichtbaar in beeld. De knieën van [benadeelde 2] wijzen in de richting van [medeverdachte 1] .
Op 9:18 draait [benadeelde 2] zich op zijn rug en daarna draait hij de andere kant op.
Op 9:20 beweegt [medeverdachte 6] in de richting van [benadeelde 2] .
Op 9:26 staat [medeverdachte 1] schuin aan de achterzijde van [benadeelde 2] . Het linkerbeen van [medeverdachte 1] bevindt zich rechts van het lichaam van [benadeelde 2] en het rechterbeen staat in het verlengde van het lichaam van [benadeelde 2] .
Op 9:28 ligt [benadeelde 2] op zijn rechterzij en lopen [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] weg.
6. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 oktober 2021 (pagina's 525 en verder van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als relaas van
verbalisant [verbalisant]:
Op woensdag 14 juli 2021 hebben er meerdere geweldsincidenten plaatsgevonden op het Spaanse eiland Mallorca.
Incident 1:
Het eerste incident vond plaats in de omgeving van [locatie 1] Mallorca en [locatie 2] . [benadeelde 10] is o.a. slachtoffer bij dit incident.
Incident 2:
Het tweede incident vond plaats op de openbare weg in de omgeving van [locatie 3]
, te Spanje. [slachtoffer] is het dodelijk slachtoffer bij dit incident.
Na aanleiding van deze incidenten is een strafrechtelijk onderzoek gestart naar de betrokken
verdachten door het Spaanse Openbaar Ministerie. Gedurende dit onderzoek zijn camerabeelden veiliggesteld en getuigen gehoord.
Dit proces-verbaal is gericht op de handelingen van [verdachte] ten tijde van incident 2.
[verdachte] kwam voor het eerst in beeld ten tijde van incident 2 op de camerabeelden die getuige [getuige 10] had gemaakt. Het fragment startte midden in het gevecht. Op de eerste fragmenten blijkt dat [verdachte] op een springende/huppelende wijze zich richting een gevecht beweegt.
Vervolgens is te zien dat [verdachte] met zijn rechterbeen twee schoppen geeft richting [benadeelde 3] . Doordat [benadeelde 3] op dat moment belaagd wordt door meerdere personen is het niet goed te zien waar [benadeelde 3] door [verdachte] geraakt werd.
Toen [benadeelde 3] wegrende richting de steeg werd hij door [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] achtervolgt. [verdachte] rende enkele seconden later in de richting van de steeg, maakte een zwaaiende beweging met zijn arm en stopte met rennen ter hoogte van de steeg.
7. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 20 augustus 2021 (pagina's 1958 en verder van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
getuige [getuige 7]:
Op de boulevard zag ik [medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] neus aan neus staan met een andere groep jongens. Ik had deze groep nog niet eerder gezien maar later bleek dit de groep van de overleden jongen te zijn. Ik zag dat [medeverdachte 1] door jongens uit mijn groep, werd tegengehouden. Ik zag dat [medeverdachte 1] loskwam en richting de andere jongens rende. Toen ging de vechtpartij los. Het ging zo snel allemaal. Voor mijn gevoel knipte ik met mijn ogen en lagen er twee jongens op de grond.
lk heb gehoord dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] de jongen in het zwart geschopt hebben op het hoofd. lk heb dat zelf niet gezien maar [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] hebben mij dat zelf verteld. Dit hebben ze achteraf in de villa verteld. [verdachte] en [medeverdachte 4] vertelden mij dat ze een jongen hebben getrapt die is weggerend een straat in. [medeverdachte 3] heeft mij verteld dat hij heeft geslagen tijdens een sprong op iemands achterhoofd. Dit heb ik ook op een filmpje gezien. lk hoorde van [verdachte] en [medeverdachte 4] dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] ook iemand hadden geslagen. lk weet alleen niet wie.
8. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal (verhoor van getuige) bij de rechter-commissaris d.d. 19 januari 2022 (opgenomen in de r-c map) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
getuige [getuige 7]:
Ik zag geduw en getrek. Daarna zag ik [medeverdachte 1] de jongens aanvallen. Dat was het. Dat was het begin.
Hoeveel jongens van uw vriendengroep hebt u op die andere vriendengroep zien in gaan?[medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] . Later heb ik er [medeverdachte 4] op in zien rennen.
Ik zag jongens van mijn groep bij de jongen staan die uiteindelijk de steeg is in gerend. Ik zag [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] weglopen van de jongen in het zwarte shirt op de grond verderop.
9. Een geschrift, zijnde de vertaling van een proces-verbaal van verklaring van aangehouden persoon d.d. 16 juli 2021 (pagina's 1434 en verder van het onder 1. genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van
verdachte [getuige 9]:
Dat aan hem een video wordt getoond en dat bij de jongens die te zien zijn de volgende namen horen: man 1: [medeverdachte 1] . man 2: [medeverdachte 4] , man 3: [medeverdachte 2] . man 4: [medeverdachte 5] , man 5: [betrokkene] , man 6: [medeverdachte 3] , man 7: [medeverdachte 6] .
Dat de groep doorloopt zonder bij een gelegenheid naar binnen te gaan, totdat het tweede gevecht begint. Dat dat tweede gevecht begint omdat een jongen in de mond van zijn vriend [medeverdachte 1] spuugt, waardoor deze laatste met hem begint te vechten, waarna andere jongens zich erbij voegen; dit zijn de zeven jongens zoals beschreven bij het voorgaande gevecht, plus nog een vriend van hem die [verdachte] heet.