ECLI:NL:GHARL:2024:1808

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
21-001760-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na splitsing van de zaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 januari 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in eerste aanleg door de rechtbank Midden-Nederland was vrijgesproken van bepaalde feiten. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 29 maart 2021, maar de officier van justitie had slechts beperkt hoger beroep ingesteld, gericht tegen de vrijspraken van de feiten 1 en 2. Tijdens de zitting op 25 januari 2024 heeft de verdachte aangegeven geen bezwaren meer te hebben tegen het vonnis, en het Openbaar Ministerie heeft geen zelfstandig belang bij de voortzetting van de behandeling van de zaak. Het hof heeft vervolgens besloten om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, op basis van artikel 416 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de zaak en de verklaringen van de verdachte en zijn raadsman, mr. A.M.J. Comans. Het hof heeft geoordeeld dat er geen redenen zijn voor een inhoudelijke behandeling van de zaak, waardoor de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep werd uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001760-21 (na splitsing ttz betreffend de feiten 3 tot en met 9; feiten 1 en 2 zijn na splitsing ttz onder parketnummer 21-000031-24 voortgezet)
Uitspraak d.d.: 25 januari 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht (zitting houdende in de beveiligde rechtbank ‘De Bunker’ in Amsterdam), van 29 maart 2021 met parketnummer 16-706544-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
wonende te [adres] ,
thans verblijvende in [PI] te [plaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis beperkt hoger beroep ingesteld, in die zin dat het alleen gericht is tegen de vrijspraken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Op verzoek van verdachte is de zaak ter terechtzitting van het hof van 25 januari 2024 gesplitst in die zin dat de feiten 3 tot en met 9 waarvoor een veroordeling is gevolgd in voornoemd vonnis vallen onder het huidige parketnummer. De behandeling van de feiten onder 1 en 2 is na splitsing voortgezet onder parketnummer 21-000031-24 en zijn hierna derhalve niet aan de orde.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 25 januari 2024.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaten-generaal strekkende tot het niet-ontvankelijk verklaren van de verdachte in zijn hoger beroep. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman,
mr. A.M.J. Comans, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Ter terechtzitting heeft de verdachte meegedeeld geen bezwaren meer te hebben tegen het vonnis. Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven geen zelfstandig belang bij voortzetting van de behandeling van de zaak te hebben. Gelet op het voorgaande zal het hof toepassing geven aan het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, nu het hof ook zelf geen redenen ziet die een inhoudelijke behandeling van de zaak noodzakelijk maken. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door
mr. A.H. Garos, voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. D. Visser, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. P.T. Vissers, griffier,
en op 25 januari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.