ECLI:NL:GHARL:2024:1807

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 januari 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
21-001710-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na mededeling van geen bezwaren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 januari 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die eerder was veroordeeld door de rechtbank Midden-Nederland op 29 maart 2021. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, maar tijdens de behandeling van de zaak op de zitting van het hof op 22 januari 2024, heeft de raadsvrouw van de verdachte, mr. L.A.C. ter Steeg, meegedeeld dat de verdachte geen bezwaren meer heeft tegen het vonnis. Dit werd ook bevestigd door het Openbaar Ministerie, dat aangaf geen zelfstandig belang te hebben bij de voortzetting van de behandeling van de zaak.

Gelet op deze mededelingen heeft het hof besloten om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof oordeelde dat er geen redenen waren voor een inhoudelijke behandeling van de zaak, aangezien zowel de verdachte als het Openbaar Ministerie geen bezwaren meer hadden. De beslissing werd genomen in tegenwoordigheid van de griffier, mr. P.T. Vissers, en is op dezelfde dag ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Het arrest benadrukt het belang van de ontvankelijkheid in hoger beroep en de rol van de betrokken partijen in het proces. De uitspraak is een voorbeeld van hoe het hof omgaat met situaties waarin de verdachte geen bezwaar meer heeft tegen een eerdere uitspraak en het Openbaar Ministerie geen belang heeft bij verdere behandeling.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001710-21
Uitspraak d.d.: 22 januari 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshofArnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht (zitting houdende in de beveiligde rechtbank ‘De Bunker’ in Amsterdam), van 29 maart 2021 met parketnummer

16-707362-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 januari 2024.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaten-generaal strekkende tot het niet-ontvankelijk verklaren van de verdachte in zijn hoger beroep. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. L.A.C. ter Steeg, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De raadsvrouw heeft op 11 december 2023 per e-mailbericht meegedeeld dat de verdachte geen bezwaren meer heeft tegen het vonnis. Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven geen zelfstandig belang bij voortzetting van de behandeling van de zaak te hebben. Gelet op het voorgaande zal het hof toepassing geven aan het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, nu het hof ook zelf geen redenen ziet die een inhoudelijke behandeling van de zaak noodzakelijk maken. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door
mr. A.H. Garos, voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. D. Visser, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. P.T. Vissers, griffier,
en op 22 januari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.