Oordeel van het hof
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat verdachte wel degelijk een essentiële, directe en onmisbare bijdrage heeft vervuld in de voorbereiding, uitvoering en afhandeling van het uitvoeren van harddrugs naar [land] en overweegt daartoe – in aanvulling op de conclusies van de rechtbank ten aanzien van feit 1 – als volgt.
Verdachte reisde steeds naar [land] op en rondom een transport van Nederland naar [land] en onderhield tijdens zijn verblijf daar intensief (telefonisch) contact met, onder meer, medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Uit het in de bewijsbijlage (van de rechtbank) opgenomen PGP-bericht van 21 april 2016 volgt dat [medeverdachte 1] verdachte had gevraagd zich voor te doen als ‘ [naam 1] ’ wanneer transportbedrijf [bedrijf 1] zou bellen, terwijl uit de reactie op dat bericht volgt dat verdachte bevestigt deze naam te gaan gebruiken. Op drie transportbrieven en een e-mail van [bedrijf 2] aan [bedrijf 1] stond de naam [naam 1] genoemd. Daarnaast stond op meerdere CMR-vrachtbrieven behorende bij de transporten tussen [plaats 5] en [plaats 7] het telefoonnummer
[telefoonnummer] (hierna: [telefoonnummer] ) vermelden waren ook vrachtbrieven voor goede ontvangst van de lading getekend door [naam 1] .Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer] door verdachte werd gebruikt.Gelet op het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat verdachte – in de hoedanigheid van ‘ [naam 1] ’ – contactpersoon was voor transportbedrijven die in opdracht van het bedrijf [bedrijf 3] transporten uitvoerden tussen de loodsen in [plaats 5] en [plaats 7] .
Verdachte heeft voorts ter terechtzitting in hoger beroep bekend dat hij meerdere keren in de loods in [plaats 7] pakketten harddrugs uit (uitgeholde) accu’s en/of acculaders/jumpstarters heeft gehaald.De pakketten cocaïne en heroïne waren gemarkeerd met stickers zodat de organisatie kon zien voor welke klant een pakket bestemd was. Verdachte wist precies waarvoor deze markeringen dienden, zo blijkt onder meer uit het in de bewijsbijlage opgenomen PGP-bericht van 26 mei 2016 waarin medeverdachte [medeverdachte 2] op de vraag van verdachte ‘wat ze dan hebben als ze geen rode sticker hebben’ antwoordt dat verdachte alles goed heeft gedaan. Bovendien moet verdachte voor het uithalen van de cocaïne en heroïne uit de containers exact hebben geweten waar en op welke wijze de drugs in de goederen verborgen zaten. Dat het uithalen bepaalde vaardigheden vroeg volgt ook uit het PGP-bericht van medeverdachte [medeverdachte 1] op 21 mei 2016 aan verdachte dat verdachte rustiger te werk moet gaan omdat er accu’s kapot waren en accuzuur lekten.Naar het oordeel van het hof heeft verdachte dan ook een essentiële, directe en onmisbare rol vervuld bij het lossen van de harddrugs in de loods in [plaats 7] .
Daarnaast volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte een bijdrage heeft geleverd aan het terugzenden van de accu’s en/of acculaders/jumpstarters naar Nederland. Nadat containers in [land] waren leeggehaald, werden lege goederen weer op transport naar Nederland gezet, zodat ze konden worden hergebruikt voor het volgende drugstransport. Dat verdachte bij het regelen van deze terugzendingen betrokken is geweest volgt naar het oordeel van het hof uit het zich in het dossier bevindende PGP-bericht van 13 mei 2016 waarin medeverdachte [medeverdachte 1] naar verdachte stuurt: “
Morge gap zorg dat je die [naam 4] telefoon aam heb em dat je bij pand bent [naam 4] ging losse dan jou lading ophalen”. Verdachte moest op 13 mei 2016 aldus zijn telefoon aan hebben en bij ‘het pand’ zijn, omdat ‘zijn lading’ zou worden opgehaald door een transportbedrijf. Uit het door transportbedrijf [bedrijf 4] overgelegde overzicht van transporten uitgevoerd voor [bedrijf 3] volgt dat op 13 mei 2016 een transport vanuit [plaats 7] naar [plaats 5] is vertrokken. Het hof komt dan ook tot de conclusie dat verdachte niet alleen betrokken was hij het uithalen van harddrugs uit de containers, maar ook bij het terugzenden van de (lege) accu’s en/of acculaders/jumpstarters naar Nederland ten behoeve van het hergebruiken van de goederen voor een volgend drugstransport.
Daarnaast komt het hof op grond van de zich in het dossier bevindende PGP-berichten tot de conclusie dat verdachte verantwoordelijk was voor overdrachten van geld en het (verder) verspreiden van verdovende middelen in [land] . Zo vroeg verdachte op 16 april 2016 aan de gebruiker van het e-mailadres [e-mailadres 1] waar in [plaats 8] ‘pap’ moest worden afgegeven, waarna deze gebruiker naar medeverdachte [medeverdachte 1] stuurde dat ‘ [naam 2] ’ al in [plaats 8] was en pap zou aanpakken. Zoals overwogen onder paragraaf 1.1 van de bij het vonnis van de rechtbank opgenomen bewijsbijlage was de bijnaam van verdachte ‘ [naam 2] ’. Ook vroeg medeverdachte [medeverdachte 1] op 15 mei 2016 aan verdachte of hij twee keer ‘ [naam 3] ’ kon aanpakken en afgeven in [plaats 8] . De volgende dag, 16 mei 2016, stuurde [medeverdachte 1] naar verdachte dat hij niet de metro in moet met ‘die spullen’ en vroeg [medeverdachte 1] aan verdachte of hij geld had ontvangen. Ook kreeg verdachte tijdens zijn verblijf in [land] van [medeverdachte 1] instructies met betrekking tot het aanschaffen van een auto (‘
Dat zijn geen profesionele gaste wie jou van een oude kk auto voorzien gap dat kan echt niet met dit werk!’) en het aanschaffen van tassen
(‘Had je ook al een mooie tassen zaak gebonde om af te geven’en
‘Ok top paj gewoon nette goedkope tasse waar er 20 30 ingaan’). In de loods in [plaats 7] zijn etiketten van tassen en een grote sporttas aangetroffen. Naar het oordeel van het hof kan op grond van voornoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, worden vastgesteld dat verdachte ook een bijdrage heeft geleverd aan overdrachten van geld en harddrugs in [land] .
Het hof komt dan ook tot de conclusie dat de rol van verdachte bij de drugstransporten meer inhield dan enkel die van ‘een simpele uithaler’. Dit wordt bovendien bevestigd door het bericht van medeverdachte [medeverdachte 1] van 9 april 2016 waarin hij naar de gebruiker van
e-mailadres [e-mailadres 2] stuurt:
‘we krijge die jonge wie alles regelt niet meer te pakke’. Uit het bericht dat [medeverdachte 1] vervolgens naar die gebruiker doorstuurt, blijkt immers dat hij het over ‘ [naam 2] ’ had. Zoals reeds overwogen was ‘ [naam 2] ’ de bijnaam van verdachte.