ECLI:NL:GHARL:2024:1767
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toetsingskader voor proceskostenveroordeling in familierechtelijke geschillen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een proceskostenveroordeling in een familierechtelijke kwestie. De vrouw, appellante, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland, die haar had veroordeeld in de kosten van de procedure. De man, geïntimeerde, had geen conclusie van antwoord ingediend en was verstek verleend. De vrouw was in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens was met de kostenveroordeling die haar was opgelegd.
De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen hebben een affectieve relatie gehad en zijn de ouders van een minderjarige. De vrouw heeft ook een andere minderjarige. De rechtbank had eerder een beschikking gegeven waarin de vrouw toestemming om te verhuizen naar een andere plaats was geweigerd en een zorgregeling was vastgesteld. De vrouw heeft in kort geding de man gedagvaard om nakoming van de co-ouderschapsregeling te vorderen, wat leidde tot de kostenveroordeling waartegen zij in hoger beroep ging.
Het hof heeft de proceskostenveroordeling vernietigd en bepaald dat de kosten tussen partijen worden gecompenseerd. Het hof overwoog dat in zaken tussen ex-partners doorgaans tot compensatie van proceskosten wordt besloten, gezien de persoonlijke en emotionele moeilijkheden die bij scheidingen komen kijken. Het hof benadrukte dat een kostenveroordeling de relatie tussen partijen verder kan belasten, wat niet in het belang van de kinderen is. Het hof concludeerde dat er geen aanleiding was om te oordelen dat de vrouw misbruik van procesrecht had gemaakt, en dat de gebruikelijke terughoudendheid in familierechtelijke zaken van toepassing was. Het hof heeft de kosten van de procedure, zowel in hoger beroep als bij de rechtbank, gecompenseerd.