In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een geschil tussen twee B.V.'s over een bedrijfsunit. De appellante, gevestigd in Zelhem, is in hoger beroep gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De geïntimeerde, gevestigd in Leeuwarden, vordert een aanvullende betaling van € 12.000, die volgens haar is afgesproken als een 'zwarte' koopsom van € 20.000 bovenop de oorspronkelijke vraagprijs van € 115.000. Het hof heeft in een tussenarrest van 15 maart 2022 de geïntimeerde in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren van deze afspraak. Gedurende de procedure zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder de voormalige advocaat van de geïntimeerde, die een belangrijke rol speelt in de bewijsvoering.
Het hof concludeert dat de geïntimeerde het bewijs heeft geleverd dat de afspraak tot betaling van de aanvullende koopsom is gemaakt. De verklaringen van getuigen, waaronder de huidige vriendin van de geïntimeerde, ondersteunen deze conclusie. De verklaring van de getuige [naam4] wordt als onbetrouwbaar beschouwd, omdat deze vol vaagheden zit en niet consistent is. De verklaring van de voormalige advocaat van de geïntimeerde biedt ook steun aan de stelling dat er een mondelinge afspraak is gemaakt over de aanvullende betaling.
Het hof bekrachtigt de eerdere beslissing van de kantonrechter, met uitzondering van de afwijzing van bepaalde vorderingen van de geïntimeerde. De appellante wordt veroordeeld tot betaling van € 12.000, vermeerderd met wettelijke rente, en moet ook de proceskosten van de geïntimeerde vergoeden. Dit arrest is uitgesproken op 12 maart 2024.