ECLI:NL:GHARL:2024:1745

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
200.330.869
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hoofdverblijfplaats en zorgregeling na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken en de hoofdverblijfplaats van de kinderen is vastgesteld bij de moeder. De vader heeft op 12 maart 2024 hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking, waarbij hij verzoekt om wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen en een uitbreiding van de zorgregeling. De moeder verzet zich tegen de verzoeken van de vader en heeft zelf incidenteel hoger beroep ingesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 februari 2024 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en was ook de raad voor de kinderbescherming aanwezig.

De ouders zijn in 2014 getrouwd en hebben twee minderjarige kinderen. De moeder heeft in september 2022 de echtscheiding aangevraagd en verzocht om nevenvoorzieningen met betrekking tot de kinderen en de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking de echtscheiding uitgesproken en de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder vastgesteld, met een zorgregeling waarbij de kinderen om de week bij de vader verblijven.

Het hof heeft in deze tussenbeschikking de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoeken met betrekking tot de kinderalimentatie en de vermogensrechtelijke afwikkeling. Het hof heeft partijen de gelegenheid gegeven om een communicatie- en bemiddelingstraject te volgen om hun onderlinge communicatie te verbeteren. De huidige zorgregeling blijft gehandhaafd gedurende dit traject, en het hof heeft verzocht om een voortgangsrapportage over de voortgang van het traject.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.330.869 en 200.330.872
(zaaknummers rechtbank Gelderland: 408830 en 414752)
beschikking van 12 maart 2024
in de zaak van
[verzoeker],
die woont in [woonplaats1] ,
die een verzoek in hoger beroep doet,
en verweer voert in het incidenteel hoger beroep,
en bij de rechtbank nevenvoorzieningen heeft verzocht,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. B.J. Driessen,
en
[verweerster],
die woont in [woonplaats1] ,
die een verzoek in incidenteel hoger beroep doet,
en verweer voert in het hoger beroep,
en bij de rechtbank optrad als verzoekster,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H.M. Schurink-Smit.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
De vader heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking die de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 12 mei 2023 heeft gegeven (hierna: de bestreden beschikking). Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 11 augustus 2023;
  • het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met producties;
  • het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep;
  • een journaalbericht van mr. Schurink-Smit van 25 januari 2024 met producties;
  • een journaalbericht van mr. Driessen van 12 februari 2024 met producties.
1.2
De mondelinge behandeling heeft op 15 februari 2024 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Ook is [naam1 ] namens de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad) verschenen.

2.De kern van de zaak

2.1
Partijen, die beiden de Nederlandse nationaliteit hebben, zijn [in] 2014 in [plaats1] in gemeenschap van goederen met elkaar getrouwd. Zij zijn de ouders van de in [woonplaats1] [in] 2016 geboren [de minderjarige1] en [in] 2018 geboren [de minderjarige2] .
2.2
De moeder heeft de rechtbank op 15 september 2022 verzocht de echtscheiding uit te spreken en nevenvoorzieningen te treffen over de kinderen (hoofdverblijfplaats, verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en kinderalimentatie) en over de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk. Ook de vader heeft de rechtbank verzocht de echtscheiding uit te spreken en nevenvoorzieningen te treffen over de zorgregeling ten behoeve van de kinderen en over de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk.
2.3
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang,
- de echtscheiding tussen partijen uitgesproken;
- bepaald dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de moeder zal zijn,
- een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] vastgesteld aldus:
a. dat zij de ene week van donderdag na school (de vader haalt [de minderjarige1] en [de minderjarige2] op)
tot zondag 18:30 uur (na het avondeten) bij de vader verblijven. De vader brengt [de minderjarige1] en [de minderjarige2] op zondagavond naar de moeder;
b. dat zij de andere week van donderdag na school (de vader haalt [de minderjarige1] en [de minderjarige2] op) tot vrijdag na school bij de vader verblijven. De moeder haalt [de minderjarige1] en [de minderjarige2] op vrijdag uit school;
c. als er sprake is van een studiedag op donderdag: dan gaan zij op donderdagochtend al naar de vader;
d. als er sprake is van een studiedag op vrijdag, dan is de vader:
- in de week dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] van donderdag tot en met zondag bij hem verblijven, al verantwoordelijk voor hen;
- in de week dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] van donderdag tot en met vrijdag bij hem verblijven, tot het uitgaan van de school verantwoordelijk voor hen;
- bepaald dat de vader met ingang van 15 september 2022 € 218 per kind per maand en vanaf 1 januari 2023 € 225 per kind per maand aan de moeder moet betalen als bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
Verder is in het kader van de vaststelling van de verdeling beslist dat de moeder aan de vader € 342 ter zake van de door hem betaalde verkeersboetes moet betalen en dat de moeder en de vader ieder voor de helft draagplichtig zijn voor de creditcardschuld van € 2.055,29.
2.4
De echtscheidingsbeschikking is op 31 augustus 2023 ingeschreven in de desbetreffende registers van de burgerlijk stand.
2.5
De bedoeling van het hoger beroep van de vader is dat de bestreden beschikking voor een deel wordt vernietigd en dat het hof opnieuw rechtsprekend:
I. zal bepalen dat de hoofdverblijfplaats van een van de kinderen bij hem zal zijn (grief I);
II. zal bepalen dat de kinderen ook in de ‘andere’ week gedurende drie dagen bij hem zullen verblijven (grief II);
III. een door de vader te betalen onderhoudsbijdrage ten behoeve van de kinderen zal bepalen die het hof juist acht (grief III);
IV. zal bepalen dat de moeder aan de vader vanwege de verkeersboetes € 342 (bedoeld zal zijn: € 620) verschuldigd is en dat de moeder draagplichtig is voor de creditcardschuld voor € 1.617,93 en de vader voor € 437,36 (grief IV).
2.6
De moeder concludeert tot afwijzing van de verzoeken van de vader. De bedoeling van haar hoger beroep is dat de beschikking voor een deel wordt vernietigd en dat het hof opnieuw rechtsprekend zal bepalen dat de kinderen om de week van vrijdag 19:00 uur tot zondag 18:30 uur bij de vader verblijven, met de bekrachtiging van de bestreden beschikking voor het overige.
2.7
De vader concludeert tot afwijzing van het verzoek van de moeder. Hij verzoekt het hof - na wijziging van het verzochte onder II van rov. 2.5 - om een regeling vast te stellen waarbij de kinderen in de ene week van donderdag na school (hij haalt de kinderen op) tot maandagmorgen naar school (hij brengt de kinderen) en in de andere week van woensdag na school (hij haalt de kinderen op) tot vrijdagmorgen naar school (hij brengt de kinderen) bij hem verblijven.

3.Het oordeel van het hof

3.1
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de vader zijn verzoeken onder III (kinderalimentatie) en onder IV (verkeersboetes en creditcardschuld in het kader van de vermogensrechtelijke afwikkeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap) ingetrokken. Het hof maakt hieruit op dat de vader de gronden van het hoger beroep op deze onderdelen niet handhaaft. Dit brengt mee dat het hof de vader niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn verzoeken ter zake van de kinderalimentatie en de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk. Wat overblijft is het geschil over de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen partijen.
3.2
Partijen zijn in de eerste plaats verdeeld over de hoofdverblijfplaats van de kinderen. De vader wenst dat de hoofdverblijfplaats van een van de kinderen voortaan bij hem zal zijn. De moeder wenst bekrachtiging van de bestreden beschikking voor wat betreft de beslissing dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij haar hebben. In de tweede plaats zijn partijen verdeeld over de zorgregeling. De vader verzoekt – na wijziging - om een uitbreiding van de zorgregeling (op de wijze zoals hiervoor onder rov. 2.7 is verwoord). De moeder verzet zich daartegen en verzoekt in incidenteel hoger beroep een regeling van eenmaal per veertien dagen (op de wijze zoals hiervoor onder rov. 2.6 is verwoord).
3.3
De raad adviseert om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder te laten, omdat de zorg grotendeels bij haar ligt en adviseert een zorgregeling waarbij de kinderen eenmaal per twee weken van donderdag tot maandagochtend bij de vader verblijven.
3.4
Uit de stukken en wat tijdens de zitting is besproken komt naar voren dat de communicatie tussen partijen op dit moment niet goed verloopt. De kinderen hebben daar last van. Zaken worden voor de kinderen niet altijd goed geregeld. Het komt voor dat activiteiten van de kinderen door de slechte dan wel afwezige communicatie tussen partijen om die reden niet doorgaan. Dergelijke communicatieproblemen komen in een periode rond een echtscheiding vaker voor en niet is komen vast te staan dat de communicatie tussen partijen op termijn niet kan worden verbeterd. Zolang partijen niet erin slagen hun communicatieproblemen op te lossen, zal de verhouding tussen hen spanningsvol blijven en zullen zich in de praktijk problemen bij zaken rond de opvoeding van de kinderen en de zorgregeling blijven voordoen met alle negatieve gevolgen die dat heeft voor de kinderen en hun welzijn. Op partijen rust de taak te voorkomen dat de kinderen in een loyaliteitsconflict raken. Het hof deelt dan ook de zorgen van de raad over de wijze waarop partijen over elkaar praten en de wijze waarop zij non-verbaal op elkaar reageren.
3.5
Na advies van de raad en in overleg met partijen wordt een communicatie- en bemiddelingstraject, zoals ‘Ouderschap Blijft’, ‘Ouderschap Na Scheiding’ of een soortgelijk traject geacht aan te sluiten bij de hulpvraag van partijen. De vader en de moeder hebben ingestemd zo’n traject te gaan volgen.
3.6
Het hof zal de zaak voor de duur van zes maanden aanhouden om partijen de gelegenheid te geven gesprekken aan te gaan onder deskundige begeleiding van [naam2] (of een soortgelijke organisatie) met als doel een verbetering van hun onderlinge communicatie en samenwerking als ouders. De vader en de moeder hebben daarmee ingestemd. In afwachting van de voltooiing van het traject zal iedere beslissing worden aangehouden. Dat betekent dat het hof voor de duur van het traject de huidige zorgregeling handhaaft. Die regeling loopt over het algemeen goed. Het hof vindt het niet in het belang van de kinderen om nu wijzigingen door te voeren, waaraan zij zullen moeten wennen, terwijl na afloop van het door de ouders te doorlopen traject misschien een weer andere regeling tot stand zal komen. Dat is voor de kinderen te onrustig. Dit neemt niet weg dat het partijen vrij staat om in onderling overleg de zorgregeling te wijzigen. Ook wordt gedurende het traject nog geen beslissing genomen over de hoofdverblijfplaats van de kinderen, omdat ook dit onderwerp in het traject kan worden meegenomen.
3.7
Het hof verzoekt de advocaten van partijen het hof uiterlijk 26 september 2024 te informeren over de voortgang van het traject bij [naam2] (of de desbetreffende organisatie), voor zover mogelijk met indiening van een (voortgangs)rapportage, en over de gewenste voortgang van de procedure.

4.De beslissing

Het hof:
4.1
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoeken in hoger beroep voor wat betreft de vermogensrechtelijke afwikkeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap en de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen;
alvorens te beslissen op de overige verzoeken:
4.2
geeft partijen de gelegenheid om een traject te volgen bij [naam2] (of een soortgelijke organisatie) voor hulpverlening met betrekking tot de communicatie en samenwerking tussen hen;
4.3
verzoekt de advocaten uiterlijk op 26 september 2024 het hof te informeren over de voortgang van het traject bij [naam2] (of een soortgelijke organisatie) voor zover mogelijk met indiening van een (voortgangs)rapportage en zich uit te laten over de gewenste voortgang van de procedure;
4.4
houdt verder iedere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, J.U.M. van der Werff en L. Hamer, bijgestaan door G.J. Heuvelink als griffier, en is op 12 maart 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.