ECLI:NL:GHARL:2024:1715

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
200.325.045/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder afgewezen; hoofdverblijf kinderen bij de vader bepaald

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 maart 2024 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de verzoeken van een moeder om vervangende toestemming voor verhuizing met haar kinderen naar [woonplaats1]. De moeder, verzoekster in principaal hoger beroep, heeft aangevoerd dat de verhuizing in het belang van de kinderen zou zijn, omdat zij daar samen met hun halfzusje kan opgroeien. De vader, verweerder in principaal hoger beroep, heeft hiertegen bezwaar gemaakt en betwist dat de verhuizing noodzakelijk is. Het hof heeft in zijn overwegingen de noodzaak van de verhuizing, de voorbereiding ervan, en de belangen van de kinderen afgewogen. Het hof heeft geconcludeerd dat de moeder onvoldoende heeft onderbouwd dat de verhuizing noodzakelijk is en dat de kinderen bij de vader meer rust en stabiliteit kunnen vinden. Het hof heeft daarom het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor de verhuizing afgewezen en het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader bepaald. Tevens heeft het hof de vader vervangende toestemming verleend om de oudste zoon in te schrijven op een basisschool in [woonplaats2]. De zorgregeling is vastgesteld, waarbij de kinderen in de oneven weken bij de moeder verblijven en in de even weken bij de vader. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat gebruikelijk is in familiezaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.325.045/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 285256)
beschikking van 7 maart 2024
inzake
[verzoekster](de moeder),
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. R.A. van den Heuvel te Amsterdam,
en
[verweerder](de vader),
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. M.E. Beeker te Zwolle.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad), locatie Zwolle.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 18 juli 2023 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- een journaalbericht namens de moeder van 17 november 2023 met bijlage(n);
- een brief van de raad van 16 november 2023 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de vader van 5 december 2023 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 6 december 2023 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de vader van 6 februari 2024 met bijlage(n).
1.3
De vader heeft het hof bij akte tevens inhoudende aanvullende en voorwaardelijke verzoeken, zoals overgelegd bij journaalbericht van 5 december 2023, verzocht om te bepalen dat:
primair
-het hoofdverblijf van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de vader zal worden bepaald;
subsidiair
-het hoofdverblijf van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij (zoals ter zitting verbeterd:) de moeder zal worden bepaald;
zowel primair als subsidiair en tevens bij voorwaardelijk verzoek
te bepalen dat een zorgregeling wordt vastgesteld als volgt:
- [de minderjarige1] verblijft vanaf dinsdag uit school tot en met zaterdagmiddag 17:00
uur bij vader. Op zaterdag brengt vader [de minderjarige1] (en [de minderjarige2] ) om 17:00 uur naar
moeder. Moeder draagt zorg voor het vervoer van [de minderjarige1] naar school in
[woonplaats2] op maandag (brengt hem naar school en haalt hem op) en brengt
[de minderjarige1] op dinsdagochtend naar school.
- [de minderjarige2] wordt op donderdag om 17:00 uur door moeder naar vader gebracht.
[de minderjarige2] blijft bij vader tot zaterdag 17:00 uur en wordt dan door vader
teruggebracht naar moeder (samen met [de minderjarige1] ). Wanneer [de minderjarige2] 2,5 jaar oud
is (derhalve vanaf 1 april 2025) zal de zorgregeling worden uitgebreid en
verblijft [de minderjarige2] vanaf woensdag om 17:00 uur bij vader tot zaterdag 17:00 uur
(moeder brengt [de minderjarige2] op woensdag, vader brengt op zaterdag terug). Vanaf het
moment dat [de minderjarige2] 4 jaar is zal hij dezelfde zorgregeling hebben als [de minderjarige1] :
zijn hoofdverblijf wordt bij vader, hij verblijft vanaf dinsdag uit school tot en
met zaterdagmiddag 17:00 uur bij vader. Op zaterdag brengt vader beide zonen
om 17:00 uur naar moeder. Moeder draagt zorg voor het vervoer van beide
zonen naar school op maandag (brengt hen naar school en haalt hen op) en
brengt beide zonen op dinsdagochtend naar school. Ook [de minderjarige2] wordt
ingeschreven op [de school] in [woonplaats2] .
- Mocht moeder op enig moment (ook voor de 4e verjaardag van [de minderjarige2] ) opnieuw verhuizen naar een plaats buiten [woonplaats1] dan zal vanaf dan direct dezelfde zorgregeling gelden als die [de minderjarige1] heeft (waarbij beide kinderen vanaf dan hun hoofdverblijf bij vader krijgen en bij vader verblijven van dinsdagmiddag
tot en met zaterdag 17:00 uur) en zal moeten worden bezien welke zorgregeling
tussen moeder en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] dan nog mogelijk is.
- Zowel vader als moeder mogen 4 weekenden per jaar aanwijzen waarop ze
beide de kinderen bij zich zullen hebben van vrijdag 12:00 uur tot zondag
18:00 uur. Jaarlijks geven zij voor 1 december door welke 4 weekenden zij
wensen in het daaropvolgende kalenderjaar; die weekenden zijn op voorhand
akkoord. Vader heeft eerste keus in even jaren en moeder heeft eerste keus in
oneven jaren.
- Vader en moeder hebben beiden recht op ieder 3 weken zomervakantie met
beide kinderen tegelijkertijd.
De kerstvakantie wordt bij helfte gedeeld: in een oneven jaar heeft vader de eerste helft en moeder de tweede helft en in een even jaar andersom (moeder eerste helft, vader tweede helft).
In de voorjaarsvakantie verblijven [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij vader en in de herfst- en
meivakantie bij moeder. Het gehele paasweekend (inclusief Goede Vrijdag en
tweede paasdag) verblijven [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij vader en met Hemelvaart
(ook de vrijdag na Hemelvaartsdag) en Pinksteren verblijven [de minderjarige1] en
[de minderjarige2] bij moeder.
- Dat deze zorgregeling (inclusief de regeling voor de weekenden, vakanties en
feestdagen) ingaat per 1 januari 2024, dan wel vanaf de datum van de
beschikking dan wel vanaf de datum die het hof in goede justitie meent te
behoren.
1.4
Op 12 februari 2024 is de mondelinge behandeling voortgezet. Aanwezig waren de vader en de moeder, bijgestaan door hun advocaten, en een vertegenwoordiger van de raad.
Tevens is [naam1] als informant verschenen, bijgestaan door mr. R.E. Verhagen-Kiela.
Mr. Van den Heuvel en mr. Beeker hebben beiden het woord gevoerd aan de hand van de door hen overgelegde pleitaantekeningen.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de (tussen)beschikking van 18 juli 2023, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In die beschikking heeft het hof het schorsingsverzoek van de moeder afgewezen en haar niet-ontvankelijk verklaard in het verzoek ten aanzien van de kinderalimentatie.
Het hof heeft daarnaast de vader voorlopig -dat wil zeggen, totdat het hof een definitieve beslissing op de verzoeken van beide ouders heeft genomen- vervangende toestemming verleend om [de minderjarige1] in te schrijven op [de school] in [woonplaats2] en hem die school te laten bezoeken. Voor het geval de moeder voorafgaande aan een definitieve beslissing van het hof op de verzoeken van beide ouders naar [woonplaats1] verhuist, heeft het hof het hoofdverblijf van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] voorlopig bij de vader bepaald. Verder heeft het hof de raad verzocht om een onderzoek in te stellen naar de vraag of het al dan niet in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] is om met de moeder naar [woonplaats1] te verhuizen, welk hoofdverblijf van de kinderen het meest in hun belang is als de moeder daadwerkelijk naar [woonplaats1] verhuist en welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders in de verschillende scenario’s het meest in het belang van de kinderen is.
2.3
In het naar aanleiding van de tussenbeschikking van het hof opgemaakte rapport
van 16 november 2023 heeft de raad geadviseerd om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de moeder te bepalen en haar toestemming te geven om met de kinderen te verhuizen naar [woonplaats1] . Tevens heeft de raad een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken geadviseerd, waarbij [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in een cyclus van vier weken wisselend bij de vader verblijven. Uit het raadsrapport en ook uit het standpunt van de raad tijdens de mondelinge behandeling bij het hof is gebleken dat niet één situatie het beste lijkt te zijn voor de kinderen, maar dat meerdere situaties voor hen passend kunnen zijn, dat het advies niet in beton is gegoten en dat voor de kinderen met name van belang is dat zij rust en stabiliteit hebben in hun leven.
Vervangende toestemming verhuizing
2.4
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
2.5
Overeenkomstig vaste rechtspraak dient het hof bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid; - de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren; - de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg; - de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving; - de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg; - de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing; - de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen; - de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
2.6
De ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft, dient in beginsel de gelegenheid te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor is genoemd een dergelijke beslissing rechtvaardigen.
2.7
Het hof komt na een belangenafweging tot het oordeel dat de keuze van de moeder om te verhuizen naar [woonplaats1] niet te rechtvaardigen valt en zal haar verzoek om daarvoor toestemming te geven afwijzen. Het hof legt hierna uit hoe het tot dat oordeel is gekomen.
2.8
De moeder heeft naar het oordeel van het hof, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door de vader, onvoldoende onderbouwd dat haar belang en dat van de kinderen met zich brengen dat vervangende toestemming moet worden verleend voor een verhuizing naar [woonplaats1] . Hoewel de moeder duidelijk heeft gemaakt dat zij niet langer kon verblijven op de tijdelijke verblijfplek in [plaats1] , heeft zij in het bijzonder de noodzaak om naar [woonplaats1] te verhuizen onvoldoende onderbouwd. Volgens de moeder is het in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] dat zij in [woonplaats1] samen met hun halfzusje [het halfzusje] kunnen opgroeien. Weliswaar kan de moeder in [woonplaats1] in een woning van de vader van [het halfzusje] ( [naam1] ) wonen, maar dat neemt niet weg dat niet is gebleken dat ze niet in [woonplaats2] of omgeving had kunnen blijven wonen. Sterker nog, de vader van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] heeft haar een woning in [woonplaats2] aangeboden. De moeder heeft haar stelling dat zij daar geen veilige woonplek heeft op geen enkele wijze onderbouwd, terwijl die stelling door de vader is betwist, zodat het hof aan die stelling voorbijgaat. Daar komt bij dat niet is gebleken dat de moeder heeft gezocht naar een andere woning in [woonplaats2] of de directe omgeving van [woonplaats2] .
2.9
Het hof vindt dat de verhuizing bovendien slechts in beperkte mate is doordacht en voorbereid. De moeder zegt dat ze de vader heeft gevraagd om te mogen verhuizen naar [woonplaats1] , maar hij heeft daarvoor geen toestemming gegeven. Desondanks is de moeder per 1 januari 2024 met de kinderen in [woonplaats1] gaan wonen, zonder dit aan de vader te vertellen. Duidelijk is dat de moeder onvoldoende heeft gecommuniceerd en overlegd met de vader over de voorgenomen verhuizing en niet samen met hem naar (tijdelijke) oplossingen heeft gekeken. Door haar handelen heeft de moeder niet alleen de vader voor een voldongen feit geplaatst, maar ook de tussenbeschikking van het hof van 18 juli 2023 genegeerd.
In de tussenbeschikking heeft het hof immers benadrukt dat van de moeder werd verwacht dat zij in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek van de raad en van de definitieve beslissing van het hof met de kinderen in [plaats1] of [woonplaats2] zou blijven wonen. Voor zover de moeder stelt dat zij met de rug tegen de muur stond en geen andere keuze had, wijst het hof erop dat in de tussenbeschikking was bepaald wat zou moeten gebeuren als de moeder toch naar [woonplaats1] zou verhuizen. Door de vader in het ongewisse te laten van de verhuizing, heeft zij bewerkstelligd dat aan die beslissing geen uitvoering is gegeven.
Het handelen van de moeder roept voor het hof de vraag op in hoeverre zij in staat is om de belangen van de kinderen boven haar eigen belang te stellen. De moeder trekt, gelet op haar handelen, volledig haar eigen plan en heeft hiermee de vader buitenspel gezet. Het hof maakt zich er zorgen over of de moeder de vader wel bij (beslissingen over) de kinderen zal blijven betrekken als zij met hen in [woonplaats1] woont. Daar komt bij dat gebleken is dat de vader en de moeder slechts in beperkte mate in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg.
In de moeizame communicatie is eveneens het risico gelegen dat de betrokkenheid van de vader bij [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en zijn invulling van het vaderschap bij een verhuizing van de kinderen naar [woonplaats1] worden beperkt. De moeder heeft onvoldoende alternatieven geboden dan wel maatregelen getroffen om de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen en de vader te verzachten.
2.1
Met de raad is het hof van oordeel dat het, mede gelet op hun jeugdige leeftijd, van groot belang voor de kinderen is dat er rust en stabiliteit in hun opvoedsituatie ontstaat.
Niet gebleken is echter dat de moeder in [woonplaats1] de kinderen de rust en stabiliteit kan bieden die zij nodig hebben. Naast de omstandigheid dat de moeder niet transparant is geweest over de verhuizing naar [woonplaats1] , wil ze niet zeggen waar ze werkt en geeft ze geen inzicht in de afspraken met [naam1] over het verblijf in de aan [naam1] in eigendom toebehorende woning. Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof is gebleken dat er (nog) geen huurovereenkomst is en dat de moeder vooralsnog geen huur betaalt aan [naam1] .
Onduidelijk is dus of de moeder huurbescherming geniet. Weliswaar heeft [naam1] in zijn testament opgenomen dat hij de woning in [woonplaats1] aan [het halfzusje] , de dochter van [naam1] en de moeder, legateert in geval van zijn overlijden, zodat die woning dan voor haar behouden blijft, maar zo lang [naam1] in leven is, is het bepaalde in het testament -dat overigens nog kan worden gewijzigd- niet aan de orde. Dit maakt dat de moeder afhankelijk is van [naam1] voor het kunnen voortzetten van haar verblijf in die woning, zodat het de vraag is of de moeder en de kinderen langdurig in de woning in [woonplaats1] kunnen blijven. Hoewel rust en stabiliteit voor de kinderen niet alleen afhankelijk is van het kunnen blijven wonen op één plaats, is dat wel een belangrijke factor. Het hof heeft bovendien ook niet aan de hand van andere factoren kunnen beoordelen in hoeverre de moeder stabiliteit in haar situatie kan bieden, omdat zij, zoals hiervoor al is overwogen, daar geen inzicht in heeft willen geven. De situatie bij de vader is anders: hij heeft een stabiele woonplek en een baan in [woonplaats2] . Het hof heeft geen enkele aanleiding om aan te nemen dat die situatie zal wijzigen.
Hoofdverblijf
2.11
Omdat het hof het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] naar [woonplaats1] te verhuizen zal afwijzen en de moeder, zoals tijdens de mondelinge behandeling bij het hof naar voren is gekomen, in [woonplaats1] wenst te blijven wonen, ziet het hof aanleiding om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de vader te bepalen. Dit betekent weliswaar dat zij een ander hoofdverblijf zullen hebben dan hun halfzusje [het halfzusje] , maar bij de beslissing van het hof is de stabiliteit en rust voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , die bij de vader gewaarborgd is, van doorslaggevende betekenis. Overigens hebben de moeder en [naam1] tijdens de zitting te kennen gegeven dat zij een co-ouderschap met betrekking tot [het halfzusje] overwegen. Als daar uitvoering aan wordt gegeven, zal [het halfzusje] de helft van de tijd bij haar vader verblijven en dus niet samen met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de moeder zijn. Het hof heeft bij zijn beslissing verder in aanmerking genomen dat beide ouders, zoals in het raadsrapport van 16 november 2023 ook naar voren komt, in staat zijn om de zorg voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te dragen.
Vervangende toestemming inschrijving school
2.12
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, verleent het hof de vader vervangende toestemming om [de minderjarige1] in te schrijven op [de school] in [woonplaats2] en hem die school te laten bezoeken. Het is van belang dat [de minderjarige1] een school kan bezoeken in de nabije omgeving van zijn woonplaats. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de geschiktheid van deze school tussen partijen niet in geschil is. Het verzoek van de moeder om [de minderjarige1] op een basisschool in [woonplaats1] in te schrijven wordt om deze redenen afgewezen.
Zorgregeling
2.13
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof, voor het geval aan haar geen vervangende toestemming tot verhuizing met de kinderen naar [woonplaats1] wordt verleend en de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de vader zal worden bepaald, als zorgregeling voorgesteld dat de kinderen in de oneven weken vanaf donderdagmiddag (uit school) tot zaterdagochtend en in de even weken vanaf donderdagmiddag (uit school) tot zondagavond of maandagochtend bij haar verblijven.
2.14
Het hof ziet aanleiding om aansluiting te zoeken bij de door de moeder voorgestelde zorgregeling. Op deze manier kunnen [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [het halfzusje] in de even weekenden samen zijn. Het hof zal de door de moeder voorgestelde zorgregeling nader preciseren en daarnaast een haal-en brengregeling en een vakantie- en feestdagenregeling vaststellen.
Dit leidt tot de volgende zorgregeling:
- [de minderjarige1] en [de minderjarige2] verblijven in de oneven weken vanaf donderdagmiddag (na school) tot zaterdagochtend 9.00 uur bij de moeder;
- [de minderjarige1] en [de minderjarige2] verblijven in de even weken van donderdagmiddag (na school) tot maandagochtend (naar school) bij de moeder;
- de moeder haalt [de minderjarige1] en [de minderjarige2] op donderdagmiddag op (na school);
- de vader haalt [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in de oneven weken op zaterdagochtend op bij de moeder;
- op maandagochtend na het weekend in de even weken brengt de moeder [de minderjarige1] naar school en [de minderjarige2] naar de vader dan wel de opvangplek die de vader heeft geregeld;
- de vakanties en feestdagen worden door de ouders in onderling overleg bij helfte verdeeld.
2.15
Het hof acht deze zorgregeling passend en in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
Het hof heeft bij zijn beslissing in aanmerking genomen dat het de ouders tot nu toe is gelukt om de vakanties te verdelen, zoals de vader ter zitting bij het hof heeft verklaard. Het hof ziet geen aanleiding om een meer gedetailleerde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders te bepalen, zoals wel door de vader is verzocht. Naar het oordeel van het hof gaat het te ver om een zorgregeling vast te stellen waarbij de omgang voor verschillende situaties en voor een periode van jaren tot in detail wordt vastgelegd. De situatie van de kinderen verandert constant en het is van groot belang dat de ouders het gesprek met elkaar aangaan over de gevolgen daarvan voor de zorgregeling.
Proceskosten
2.16
Het hof ziet geen aanleiding om de moeder te veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep, zoals door de vader verzocht. Gelet op de aard van de zaak zal het hof, zoals gebruikelijk in familiezaken, de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

3.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof zal de bestreden beschikking wat betreft de vastgestelde zorgregeling vernietigen en in zoverre beslissen als hierna onder ‘De beslissing’ is weergegeven. Het hof zal daarnaast het verzoek van de moeder om aan haar vervangende toestemming tot verhuizing te verlenen, afwijzen, het hoofdverblijf van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de vader bepalen en de vader vervangende toestemming verlenen om [de minderjarige1] in te schrijven op [de school] in [woonplaats2] . De proceskosten zullen worden gecompenseerd en het meer of anders verzochte zal worden afgewezen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 25 januari 2023, wat betreft de vastgestelde zorgregeling, en opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming om samen met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] naar [woonplaats1] te verhuizen af;
bepaalt het hoofdverblijf van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de vader;
verdeelt de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders aldus dat:
- [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in de oneven weken vanaf donderdagmiddag (na school) tot
zaterdagochtend 9.00 uur bij de moeder verblijven;
  • [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in de even weken van donderdagmiddag (na school) tot maandagochtend (naar school) bij de moeder verblijven;
  • de moeder [de minderjarige1] en [de minderjarige2] op donderdagmiddag ophaalt (na school);
  • de vader [de minderjarige1] en [de minderjarige2] (in de oneven weken) op zaterdagochtend bij de moeder ophaalt;
  • de moeder [de minderjarige1] (na het weekend in de even weken) op maandagochtend naar school brengt en [de minderjarige2] naar de vader dan wel de opvangplek die de vader heeft geregeld;
  • de vakanties en feestdagen door de ouders in onderling overleg bij helfte worden verdeeld;
verleent de vader vervangende toestemming om [de minderjarige1] in te schrijven op [de school] in [woonplaats2] en hem die school te laten bezoeken;
verklaart deze beschikking (tot zover) uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L. van Dijk, C. Coster en M.A.L.M. Willems, bijgestaan door mr. S.C. Lok als griffier, en is op 7 maart 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.