Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen verzoekster en de minderjarige, waarbij verzoekster niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank Midden-Nederland had eerder op 23 mei 2023 in eerste aanleg verzoekster niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet was aangetoond dat er sprake was van een nauwe persoonlijke betrekking tussen verzoekster en de minderjarige. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de relatie tussen partijen onderzocht, waarbij werd vastgesteld dat partijen een relatie hadden van november 2019 tot begin 2022. Verweerster is de moeder van de minderjarige en heeft alleen het gezag over hem. Het hof heeft vastgesteld dat er geen biologische verwantschap bestaat en dat er geen 'intended family life' is, omdat partijen niet bewust hebben gekozen om samen een gezin te stichten. De betrokkenheid van verzoekster bij de minderjarige is onvoldoende aangetoond, en de relatie tussen verzoekster en verweerster was complex en problematisch. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen.