ECLI:NL:GHARL:2024:1589

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
21-003304-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor belaging en identiteitsfraude met TBS-maatregel

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en een TBS-maatregel met dwangverpleging voor belaging en identiteitsfraude, waarbij hij zich schuldig had gemaakt aan het stelselmatig benaderen van twaalf jonge vrouwen en het frauduleus gebruiken van hun identiteit. Het hof heeft de TBS-maatregel niet ongemaximeerd opgelegd, omdat er geen geweldsmisdrijf was gepleegd. In plaats daarvan heeft het hof de maatregel tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking opgelegd, ter bescherming van de algemene veiligheid van personen. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn grotendeels toegewezen, waarbij de slachtoffers schadevergoeding hebben ontvangen voor immateriële en materiële schade. Het hof heeft de impact van de daden van de verdachte op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafmaat. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, maar de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen zijn strafverzwarend meegewogen. Het hof heeft de gevangenisstraf en de TBS-maatregel bevestigd, met de toevoeging van de gedragsbeïnvloedende maatregel.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003304-23
Uitspraak d.d.: 6 maart 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht , van 28 juni 2023 met parketnummer 16-004902-22 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging, parketnummers 16-235116-19, 13-650686-17, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op 7 januari 1983,
ingeschreven in de BRP op [woonplaats] ,
thans verblijvende in P.I. [verblijfplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 februari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. Y.H.G. van der Hut, naar voren is gebracht. Verdachte heeft ter zitting een bekennende verklaring afgelegd ten aanzien van het door de rechtbank bewezenverklaarde en de raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de feiten gerefereerd.
Ook heeft het hof kennisgenomen van hetgeen naar voren is gebracht door mr. G.J.H. Beernink, advocaat te Assen , namens benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] en door mevrouw C. Lubbers, medewerker van Slachtofferhulp Nederland, namens benadeelde partijen [benadeelde 6] , [benadeelde 7] , [benadeelde 8] en [benadeelde 9] . Het hof heeft tevens kennis genomen van de verklaringen die de slachtoffers aflegden bij de uitoefening van hun spreekrecht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het komt tot een andere beslissing ten aanzien van de op te leggen maatregelen en tot andere beslissingen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na een in eerste aanleg toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging - tenlastegelegd dat:
1.
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 januari 2021 tot en met 11 april 2022, te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of [plaats 5] , althans in Nederland, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van
- [slachtoffer 1] en/of
- [benadeelde 3] en/of
- [benadeelde 1] en/of
- [benadeelde 4] en/of
- [slachtoffer 2] en/of
- [benadeelde 8] en/of
- [benadeelde 2] en/of
- [slachtoffer 3] en/of
- [benadeelde 7] en/of
- [slachtoffer 4] en/of
- [benadeelde 6] en/of
- [slachtoffer 5] en/of
- [benadeelde 9] ,
door,
- ( anoniem) vorengenoemd(e) perso(o)n(en) (veelvuldig) (in de nachtelijke uren) te (video)bellen en/of
- op sociale media (fake)accounts en/of (fake)profielen aan te maken en/of
- ( vervolgens) vorengenoemd(e) perso(o)n(en) (veelvuldig) - middels (fake)accounts en/of (fake)profielen op sociale media - (in de nachtelijke uren) te benaderen en/of (een) vriendschapsverzoek(en) te sturen en/of
- ( vervolgens) vorengenoemd(e) perso(o)n(en) (in de nachtelijke uren) (seksueel getinte) berichten te sturen en/of
- op chathotel.nl en/of Adultmatch en/of Snapchat en/of Facebook en/of Kik en/of SDC.com en/of Instagram en/of Flirtbee.nl en/of WhatsApp en/of Tjat.nl en/of andere sites (fake)account(s) en/of (fake)profielen en/of (een) nickname onder de naam van die [slachtoffer 1] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 8] en/of [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [benadeelde 7] en/of [slachtoffer 4] en/of [benadeelde 6] en/of [slachtoffer 5] en/of [benadeelde 9] aan te maken en/of
- ( vervolgens) familie en/of vrienden en/of collega's en/of kennissen en/of een of meer andere (onbekend gebleven) perso(o)n(en) van die [slachtoffer 1] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 8] en/of [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [benadeelde 7] en/of [slachtoffer 4] en/of [benadeelde 6] en/of [slachtoffer 5] en/of [benadeelde 9] via die (fake)account(s) en/of (fake)profielen en/of nickname als ware hij die [slachtoffer 1] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 8] en/of [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [benadeelde 7] en/of [slachtoffer 4] en/of [benadeelde 6] en/of [slachtoffer 5] en/of [benadeelde 9] te benaderen en/of (een) vriendschapsverzoek(en) te sturen en/of (seksueel getinte) berichten te sturen en/of om naaktfoto's te vragen en/of (een) seksafspra(a)k(en) te maken en/of
- persoonsgegevens van die [benadeelde 3] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 8] en/of [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [benadeelde 6] en/of [benadeelde 9] beschikbaar te stellen op (diverse) seks- en/of datingsites, althans op internet (waardoor die [benadeelde 3] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 8] en/of [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [benadeelde 6] en/of [benadeelde 9] (veelvuldig) (ongewenste) (seksueel getinte) (WhatsApp)berichten en/of telefoontjes en/of videobelverzoeken en/of e-mails van een/of meer andere (onbekend gebleven) perso(o)n(en) ontvingen) en/of
- die [benadeelde 6] meermalen, althans eenmaal, (een) foto('s) te sturen via de mail met (voornamelijk) seksueel getinte inhoud,
(telkens) met het oogmerk die
- [slachtoffer 1] en/of
- [benadeelde 3] en/of
- [benadeelde 1] en/of
- [benadeelde 4] en/of
- [slachtoffer 2] en/of
- [benadeelde 8] en/of
- [benadeelde 2] en/of
- [slachtoffer 3] en/of
- [benadeelde 7] en/of
- [slachtoffer 4] en/of
- [benadeelde 6] en/of
- [slachtoffer 5] en/of
- [benadeelde 9] ,
te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 januari 2021 tot en met 11 april 2022, te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of [plaats 5] , althans in Nederland, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander, te weten de (volledige) naam en/of het (huis)adres en/of het telefoonnummer en/of (een) foto('s) van
- [slachtoffer 1] en/of
- [benadeelde 3] en/of
- [benadeelde 1] en/of
- [benadeelde 4] en/of
- [benadeelde 8] en/of
- [slachtoffer 6] en/of
- [benadeelde 2] en/of
- [slachtoffer 3] en/of
- [benadeelde 7] en/of
- [slachtoffer 4] en/of
- [benadeelde 6] en/of
- [slachtoffer 7] en/of
- [slachtoffer 5] en/of
- [benadeelde 9] en/of
- [slachtoffer 8] ,
heeft gebruikt door
- op diverse (seks)websites, althans op het internet, zich voor te doen als die [slachtoffer 1] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 8] en/of [slachtoffer 6] en/of [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [benadeelde 7] en/of [slachtoffer 4] en/of [benadeelde 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 5] en/of [benadeelde 9] en/of [slachtoffer 8] en/of
- op diverse (seks)websites, althans op het internet, een of meerdere (seks)advertenties te plaatsen waarin was vermeld dat die [benadeelde 3] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 8] en/of [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [benadeelde 6] en/of [benadeelde 9] zich aanbood voor seksuele diensten en/of (seksueel) contact en/of
- het adres van die [benadeelde 2] naar een (onbekend gebleven) persoon te sturen (waarna die (onbekend gebleven) persoon zich op dat adres meldde met de verwachting om van seksuele diensten gebruik te kunnen maken) en/of
- het telefoonnummer van die [benadeelde 3] en/of [benadeelde 8] en/of [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [benadeelde 9] aan een of meerdere (onbekend gebleven) personen te verstrekken, teneinde met die [benadeelde 3] en/of [benadeelde 8] en/of [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [benadeelde 9] (seks)afspraken te maken en/of die [benadeelde 3] en/of [benadeelde 8] en/of [benadeelde 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [benadeelde 9] (seksueel getinte) berichten te sturen,
(telkens) met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij
,op één of meer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 15 januari 2021 tot en met 11 april 2022,
te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of [plaats 5] , althansin Nederland,
(telkens
)wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van
- [slachtoffer 1] en
/of
- [benadeelde 3] en
/of
- [benadeelde 1] en
/of
- [benadeelde 4] en
/of
- [slachtoffer 2] en/of
- [benadeelde 8] en
/of
- [benadeelde 2] en
/of
- [slachtoffer 3] en
/of
- [benadeelde 7] en
/of
- [slachtoffer 4] en
/of
- [benadeelde 6] en
/of
- [slachtoffer 5] en
/of
- [benadeelde 9] ,
door,
- ( anoniem) vorengenoemd(e) perso(o)n(en) (veelvuldig) (in de nachtelijke uren) te (video)bellen en/of
- op sociale media (fake)accounts en/of (fake)profielen aan te maken en/of
- ( vervolgens) vorengenoemd(e) perso(o)n(en) (veelvuldig) - middels (fake)accounts en/of (fake)profielen op sociale media - (in de nachtelijke uren) te benaderen en/of (een) vriendschapsverzoek(en) te sturen en/of
-
(vervolgens)vorengenoemd(e) perso(o)n(en) (in de nachtelijke uren) (seksueel getinte) berichten te sturen en/of
- op chathotel.nl en/of Adultmatch en/of Snapchat en/of Facebook en/of Kik en/of SDC.com en/of Instagram
en/of Flirtbee.nlen/of WhatsApp en/of Tjat.nl en/of andere sites
(fake
)account(s) en/of
(fake
)profielen en/of (een) nickname onder de naam van die [slachtoffer 1] en
/of [benadeelde 3] en/of[benadeelde 1] en
/of[benadeelde 4] en
/of[benadeelde 8] en
/of[benadeelde 2] en
/of[slachtoffer 3] en
/of[benadeelde 7] en
/of[slachtoffer 4] en
/of[benadeelde 6] en
/of[slachtoffer 5] en
/of[benadeelde 9] aan te maken en/of
- ( vervolgens) familie en/of vrienden en/of collega's en/of kennissen en/of een of meer andere (onbekend gebleven) perso
(o)n
(en
)van die [slachtoffer 1] en
/of[benadeelde 1] en
/of[benadeelde 4] en
/of[benadeelde 8] en
/of[benadeelde 2] en
/of[slachtoffer 3] en
/of[benadeelde 7] en
/of[slachtoffer 4] en
/of[benadeelde 6] en
/of[slachtoffer 5] en
/of[benadeelde 9] via die
(fake
)account(s) en/of
(fake
)profielen en/of nickname als ware hij die [slachtoffer 1] en
/of[benadeelde 1] en
/of[benadeelde 4] en
/of[benadeelde 8] en
/of[benadeelde 2] en
/of[slachtoffer 3] en
/of[benadeelde 7] en
/of[slachtoffer 4] en
/of[benadeelde 6] en
/of[slachtoffer 5] en
/of[benadeelde 9] te benaderen en/of (een) vriendschapsverzoek(en) te sturen en/of (seksueel getinte) berichten te sturen en/of om naaktfoto's te vragen en/of (een) seksafspra(a)k(en) te maken en/of
- persoonsgegevens van die [benadeelde 3] en
/of[benadeelde 1] en
/of[benadeelde 8] en
/of[benadeelde 2] en
/of[slachtoffer 4] en
/of[benadeelde 6] en
/of[benadeelde 9] beschikbaar te stellen op (diverse) seks- en/of datingsites
, althans op internet(waardoor die [benadeelde 3] en
/of[benadeelde 1] en
/of[benadeelde 8] en
/of[benadeelde 2] en
/of[slachtoffer 4] en
/of[benadeelde 6] en
/of[benadeelde 9] (veelvuldig)
(ongewenste
)(seksueel getinte) (WhatsApp)berichten en/of telefoontjes en/of videobelverzoeken en/of e-mails van een
/of meer andere (onbekend gebleven) perso
(o)n
(en
)ontvingen)
en/of
- die [benadeelde 6] meermalen, althans eenmaal, (een) foto('s) te sturen via de mail met (voornamelijk) seksueel getinte inhoud,
(telkens
)met het oogmerk die
- [slachtoffer 1] en
/of
- [benadeelde 3] en
/of
- [benadeelde 1] en
/of
- [benadeelde 4] en
/of
- [slachtoffer 2] en/of
- [benadeelde 8] en
/of
- [benadeelde 2] en
/of
- [slachtoffer 3] en
/of
- [benadeelde 7] en
/of
- [slachtoffer 4] en
/of
- [benadeelde 6] en
/of
- [slachtoffer 5] en
/of
- [benadeelde 9] ,
te dwingen iets
te doen, niet te doen,te dulden en
/ofvrees aan te jagen;
2.
hij
,op één of meer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 15 januari 2021 tot en met 11 april 2022,
te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of [plaats 5] , althansin Nederland,
althans in Nederland, (telkens
)opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander, te weten de (volledige) naam en/of het
(huis)adres en/of het telefoonnummer en/of (een) foto('s) van
- [slachtoffer 1] en
/of
- [benadeelde 3] en
/of
- [benadeelde 1] en
/of
- [benadeelde 4] en
/of
- [benadeelde 8] en
/of
- [slachtoffer 6] en
/of
- [benadeelde 2] en
/of
- [slachtoffer 3] en
/of
- [benadeelde 7] en
/of
- [slachtoffer 4] en
/of
- [benadeelde 6] en
/of
- [slachtoffer 7] en
/of
- [slachtoffer 5] en
/of
- [benadeelde 9] en
/of
- [slachtoffer 8] ,
heeft gebruikt door
-
op diverse (seks)websites, althansop het internet, zich voor te doen als die [slachtoffer 1] en
/of[benadeelde 3] en
/of[benadeelde 1] en
/of[benadeelde 4] en
/of[benadeelde 8] en
/of[slachtoffer 6] en
/of[benadeelde 2] en
/of[slachtoffer 3] en
/of[benadeelde 7] en
/of[slachtoffer 4] en
/of[benadeelde 6] en
/of[slachtoffer 7] en
/of[slachtoffer 5] en
/of[benadeelde 9] en
/of[slachtoffer 8] en/of
-
op diverse (seks)websites, althansop het internet, een of meerdere (seks)advertenties te plaatsen waarin was vermeld dat die [benadeelde 3] en
/of[benadeelde 1] en
/of[benadeelde 4] en
/of[benadeelde 8] en
/of[benadeelde 2] en
/of[slachtoffer 4] en
/of[benadeelde 6] en
/of[benadeelde 9] zich aanbood voor seksuele diensten en/of (seksueel) contact en/of
- het adres van die [benadeelde 2] naar een
(onbekend gebleven
)persoon te sturen
(waarna die
(onbekend gebleven
)persoon zich op dat adres meldde met de verwachting om van seksuele diensten gebruik te kunnen maken
)en/of
- het telefoonnummer van die [benadeelde 3] en
/of[benadeelde 8] en
/of[benadeelde 2] en
/of[slachtoffer 4] en
/of[benadeelde 9] aan een of meerdere (onbekend gebleven) personen te verstrekken, teneinde met die [benadeelde 3] en
/of[benadeelde 8] en
/of[benadeelde 2] en
/of[slachtoffer 4] en
/of[benadeelde 9] (seks)afspraken te maken en
/ofdie [benadeelde 3] en
/of[benadeelde 8] en
/of[benadeelde 2] en
/of[slachtoffer 4] en
/of[benadeelde 9] (seksueel getinte) berichten te sturen,
(telkens
)met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en
/ofde identiteit van de ander
te verhelen en/ofte misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

Belaging, meermalen gepleegd.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De advocaat-generaal en de raadsvrouw hebben zich beiden op het standpunt gesteld dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Verdachte was eind 2022 gedurende zes weken ter observatie opgenomen in het Pieter Baan Centrum, waarna [naam psychiater] , psychiater, en [naam psycholoog] , klinisch psycholoog, op 1 maart 2023 een Pro Justitia rapportage over hem hebben uitgebracht. In deze rapportage hebben de psychiater en de psycholoog onder meer antwoord gegeven op de vraag of verdachte lijdend is aan een psychische stoornis en, zo ja, of deze psychische stoornis van invloed is geweest op het gedrag en de keuzes van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde.
De psychiater en de psycholoog hebben vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een anders gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, met narcistische, afhankelijke, vermijdende en antisociale kenmerken en zij zien een belangrijke rol van de met deze persoonlijkheidsstoornis samenhangende beperkingen in de totstandkoming van de bewezenverklaarde feiten. De psychiater en de psycholoog hebben geadviseerd het bewezenverklaarde verminderd toe te rekenen.
Op grond van de bevindingen van de psychiater en de psycholoog omtrent de toerekenbaarheid van verdachte is het hof van oordeel dat het bewezenverklaarde in mindere mate aan verdachte is toe te rekenen. Dat betekent dat verdachte wel strafbaar is aangezien ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Verzoek tot aanvullende rapportage
De raadsvrouw heeft verzocht om de deskundigen van het Pieter Baan Centrum aanvullend te laten rapporteren, in het bijzonder over de vraag of TBS met voorwaarden afdoende zou kunnen zijn in plaats van TBS met dwangverpleging, dan wel om hen voor de zitting op te roepen zodat zij als deskundigen daarover kunnen worden gehoord. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte nu, anders dan ten tijde van het onderzoek door de deskundigen, openheid van zaken geeft en probleembesef heeft, terwijl de deskundigen er bovendien ten onrechte van zijn uitgegaan dat verdachte ten tijde van alle feiten in de Forensisch Psychiatrische Kliniek, hierna te noemen: FPK, (met beveiligingsniveau 3) verbleef.
In de PJ-rapportage van 1 maart 2023 is door de deskundigen onderkend dat verdachte niet over de tenlastegelegde feiten wilde praten, maar uit de rapportage volgt naar het oordeel van het hof niet dat dit ten gevolge heeft gehad dat het onderzoek daardoor geen volwaardige rapportage heeft opgeleverd. Er is in de rapportage immers geen voorbehoud gemaakt met betrekking tot de conclusies en adviezen ten aanzien van de stoornis, de toerekenbaarheid en de behandeling. Verder blijkt uit de PJ-rapportage van 1 maart 2023 dat de deskundigen er bij hun advies van zijn uitgegaan dat slechts een deel van de tenlastegelegde feiten plaatsvond in de FPK. Dat in de aanvullende rapportage niet is vermeld dat dit slechts een deel van de feiten betreft, maakt dit niet anders. Bovendien is de motivering van het advies in de aanvullende rapportage naar het oordeel van het hof ook begrijpelijk als daarin wordt ingelezen dat slechts een deel van de tenlastegelegde feiten plaatsvond in de FPK. Gelet op het voorgaande voelt het hof zich voldoende voorgelicht en acht het een nader onderzoek niet nodig. Het verzoek wordt afgewezen.
Straf en/of maatregelen
De rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar met aftrek van het voorarrest en heeft de maatregel van TBS met dwangverpleging aan hem opgelegd, waarbij is bepaald dat de duur daarvan niet gemaximeerd is.
De advocaat-generaal heeft primair gevorderd dat aan verdachte dezelfde straf en maatregel zullen worden opgelegd als door de rechter in eerste aanleg. Subsidiair heeft zij (uitsluitend mondeling) gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar met aftrek van het voorarrest, de gemaximeerde maatregel TBS met dwangverpleging en de maatregel tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking zullen worden opgelegd.
De raadsvrouw heeft verzocht om verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van een kortere duur dan de door de rechtbank opgelegde straf en om een gemaximeerde TBSmaatregel aan hem op te leggen. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de conclusie van de gedragsdeskundigen dat de feiten in verminderde mate aan verdachte zijn toe te rekenen een grotere invloed op de strafmaat dient te hebben dan in de door de rechtbank opgelegde straf tot uitdrukking komt en dat het bij oplegging van die straf onwenselijk lang zal duren tot verdachte met de TBS-behandeling kan starten. Zij heeft verder aangevoerd dat een ongemaximeerde TBS-maatregel alleen kan worden opgelegd bij een geweldsmisdrijf, waarvan in dit geval geen sprake is.
De raadsvrouw heeft verder aangevoerd dat er geen noodzaak is tot oplegging van de maatregel tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking naast een TBS-maatregel, aangezien verdachte op grond daarvan al langdurig zal worden behandeld. Zij heeft daarnaast ook aangegeven zich goed te kunnen voorstellen dat het hof bij oplegging van de gemaximeerde TBSmaatregel als aanvulling de maatregel tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking zal willen opleggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregelen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden.
Verdachte heeft zich gedurende ruim een jaar ten aanzien van twaalf jonge vrouwen schuldig gemaakt aan belaging en identiteitsfraude en ten aanzien van drie andere slachtoffers aan identiteitsfraude. Hij benaderde hen op social media vanaf nepaccounts en maakte op social media nepaccounts aan waarop hij zich voordeed als een van zijn slachtoffers en (veelal seksueel gerelateerde) berichten stuurde naar bekenden van de jonge vrouwen. Daarnaast maakte hij op verschillende (seks)websites nepaccounts aan op naam van de slachtoffers, waarbij hij gebruik maakte van hun (volledige) naam, telefoonnummer en foto’s, en plaatste daarmee contactadvertenties, hetgeen ertoe leidde dat onbekenden contact met hen zochten. Verdachte heeft zodoende op een nare en doortrapte manier ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levens van de jonge vrouwen. Zijn handelen heeft er onder meer toe geleid dat kennissen van de jonge vrouwen ten onrechte meenden seksueel getinte berichten van hen te hebben ontvangen en dat veel van de jonge vrouwen over een lange periode dagelijks meerdere telefoontjes, videobelverzoeken, vriendschapsverzoeken en/of berichten van verdachte en van onbekende mannen ontvingen, meestal gedurende de nacht. In één geval leidde het zelfs tot een daadwerkelijk bezoek op het adres van een van de slachtoffers, van een man die dacht een seksdate te hebben met het slachtoffer. Aldus heeft het handelen van verdachte in de onlinewereld verstrekkende negatieve gevolgen gehad in het dagelijks leven van de jonge vrouwen en veranderde hij hun werk-, privé- en onlineleven in een nachtmerrie. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting in eerste aanleg en in hoger beroep blijkt dat de impact van het handelen van verdachte enorm is geweest. Hij heeft veel leed en gevoelens van angst en onveiligheid bij zijn slachtoffers en hun naasten veroorzaakt. De gevolgen laten zich tot op de dag van vandaag gelden. De jonge vrouwen zijn ook nu nog voortdurend op hun hoede. Het hof rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Het hof heeft er rekening mee gehouden dat verdachte, zoals hiervoor bij de strafbaarheid van verdachte aan de orde is geweest, verminderd toerekeningsvatbaar was. Het hof heeft verder acht geslagen op het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 16 januari 2024, waaruit blijkt dat verdachte in 2016 en 2018 onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Dit weegt het hof in strafverzwarende zin mee. Het hof heeft daarnaast in aanmerking genomen dat verdachte een deel van de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd terwijl hij op grond van een eerdere veroordeling in behandeling was bij een FPK en dat de slachtoffers allen werkzaam waren bij een FPK waar verdachte werd behandeld of in het verleden was behandeld. Ook dit weegt het hof in strafverzwarende zin mee.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf passend en geboden is. Het hof zal daarom een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van het voorarrest opleggen.
Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, is het hof van oordeel dat, gelet op de grote impact van verdachtes handelen, waardoor vergelding op zijn plaats is, en het feit dat verdachte al eerder de kans heeft gekregen zich voor zijn stoornis te laten behandelen, niet kan worden volstaan met een kortere straf teneinde een eerdere aanvang van een TBS-behandeling mogelijk te maken.
Het hof zal daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen en bevelen dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd en overweegt daarover als volgt.
In de Pro Justitia rapportage van 1 maart 2023 hebben [naam psychiater] , psychiater, en [naam psycholoog] , klinisch psycholoog, vastgesteld dat sprake is van een anders gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, met narcistische, afhankelijke, vermijdende en antisociale kenmerken, die ook aanwezig was ten tijde van het bewezenverklaarde. Op grond van deze vaststelling komt het hof tot het oordeel dat er ten tijde van het bewezenverklaarde bij verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
Ten aanzien van het risico op recidive hebben de psychiater en psycholoog het volgende gerapporteerd:
Betrokkene is reeds jaren bekend met het plegen van feiten zoals thans ten laste gelegd. Uit gesprekken met hem komt naar voren dat hij hiervoor rond zijn 21e voor het eerst moest verantwoorden, toen bij de directie van de [naam school] . In de jaren die daarop volgden is hij meerdere keren veroordeeld wegens soortgelijke feiten. Ook is intensieve klinische behandeling ingezet. De huidige feiten spelen zich - indien bewezen geacht - af in de periode waarin betrokkene behandeld werd en in de daaropvolgende periode. De geconstateerde psychopathologie, die een belangrijke rol speelt in de totstandkoming hiervan, is nog aanwezig. Op basis van het langdurige patroon van soortgelijke delicten, in samenhang met de hiermee samenhangende psychopathologie van duurzame aard, wordt het recidiverisico ingeschat als hoog.
De psychiater en psycholoog hebben met betrekking tot de door hen geadviseerde behandeling het volgende gerapporteerd:
Bij betrokkene wordt een persoonlijkheidsstoornis vastgesteld, die verband houdt met de totstandkoming van het ten laste gelegde, indien bewezen geacht. Eerder is getracht via ambulante en later klinische behandeling te komen tot afname van het risico. De klinische behandeling vond plaats binnen een instelling met beveiligingsniveau 3 (de FPK [naam] en de FPK [plaats 3] ). Indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht, heeft behandeling binnen dit kader geen of onvoldoende verandering teweeggebracht met betrekking tot het recidiverisico, terwijl een deel van de ten laste gelegde feiten plaatsvond binnen deze behandelcontext.
De psychopathologie van betrokkene die ten grondslag ligt aan het plegen van feiten zoals ten laste gelegd is van duurzame aard. Dit betekent dat een noodzaak voor langdurige behandeling wordt gezien. Tevens is het van belang dat deze behandeling plaatsvindt binnen een hoog beveiligingsniveau, gezien de eerder onvoldoende tegemoetkomende behandelcontext. Dit betekent dat enkel een behandeling binnen een FPC (beveiligingsniveau 4) passend in, indien een interventie ter vermindering van het recidiverisico noodzakelijk wordt geacht. Dit leidt tot het advies betrokkene de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen.
Op grond van bovenstaande bevindingen van de psychiater en psycholoog komt het hof tot het oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de terbeschikkingstelling van de verdachte met verpleging van overheidswege vereist.
Belaging is het misdrijf beschreven in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht en op identiteitsfraude is naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vijf jaren gesteld. De bewezenverklaarde feiten betreffen dus feiten waarvoor op grond van artikel 37a, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafrecht TBS kan worden opgelegd.
Op grond van het bepaalde in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht kan de maatregel tot terbeschikkingstelling met een bevel tot verpleging enkel ongemaximeerd worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen (hierna te noemen: een geweldsmisdrijf). Met de raadsvrouw is het hof van oordeel dat geen van de bewezenverklaarde feiten een dergelijk geweldsmisdrijf is. Aan verdachte zal daarom een gemaximeerde maatregel tot terbeschikkingstelling met een bevel tot verpleging worden opgelegd.
De psychiater en psycholoog hebben geadviseerd om, gezien de hardnekkigheid van de psychopathologie en het daarmee samenhangende recidiverisico, een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbenemende maatregel op te leggen. In haar rapportage van 24 april 2023 heeft de reclassering eveneens geadviseerd een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Op grond van deze adviezen acht het hof het noodzakelijk dat een kader wordt geschapen waarbinnen ook na beëindiging van de terbeschikkingstelling nog gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden kunnen worden toegepast. Het hof zal daarom, ter bescherming van de algemene veiligheid van personen, tevens de maatregel tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen.

Vorderingen van de benadeelde partijen

De vorderingen
[benadeelde 6] , [benadeelde 1] , [benadeelde 7] , [benadeelde 8] , [benadeelde 9] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] hebben zich elk als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces.
Benadeelde partij [benadeelde 6]
heeft in eerste aanleg een bedrag van € 5.000,- ter zake van immateriële schade en een bedrag van € 162,41 ter zake van materiële schade (bestaande uit reis- en parkeerkosten voor een gesprek bij Slachtofferhulp Nederland en het bijwonen van de zitting in eerste aanleg) gevorderd. In totaal bedroeg haar vordering € 5.162,41, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Bij vonnis waarvan beroep is de vordering ter zake van de immateriële schade tot een bedrag van € 3.500,- toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2021 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering ter zake van de immateriële schade is voor het overige afgewezen en [benadeelde 6] is nietontvankelijk verklaard in de vordering voor zover deze zag op de materiële schade. Daarnaast is verdachte veroordeeld in de proceskosten van [benadeelde 6] ter hoogte van € 162,41 (zijnde het gevorderde bedrag voor reis- en parkeerkosten voor een gesprek bij Slachtofferhulp Nederland en het bijwonen van de zitting in eerste aanleg).
[benadeelde 6] heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Benadeelde partij [benadeelde 1]
heeft in eerste aanleg een bedrag van € 5.000,- ter zake van immateriële schade en een bedrag van € 885,74 ter zake van materiële schade (bestaande uit reis- en parkeerkosten voor bezoeken aan de bedrijfsarts, psychologen en slachtofferbijeenkomsten, alsmede ten behoeve van re-integratiewerkzaamheden) gevorderd. In totaal bedroeg haar vordering € 5.885,74, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Bij vonnis waarvan beroep is de vordering ter zake van de materiële schade geheel en ter zake van de immateriële schade tot een bedrag van € 3.500,- toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2021 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is voor het overige afgewezen.
[benadeelde 1] heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Benadeelde partij [benadeelde 7]
heeft in eerste aanleg een bedrag van € 5.000,- ter zake van immateriële schade en een bedrag van € 136,16 ter zake van materiële schade (bestaande uit reiskosten naar het politiebureau, de psycholoog, Slachtofferhulp Nederland en de rechtbank) gevorderd. In totaal bedroeg haar vordering € 5.136,16, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Bij vonnis waarvan beroep is de vordering ter zake van de materiële schade tot een bedrag van € 62,89 (reiskosten naar het politiebureau en de psycholoog) en ter zake van de immateriële schade tot een bedrag van € 3.500,- toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2021 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering ter zake van de immateriële schade is voor het overige afgewezen en [benadeelde 7] is nietontvankelijk verklaard in de vordering voor zover deze zag op de overige materiële schade. Daarnaast is verdachte veroordeeld in de proceskosten van [benadeelde 7] ter hoogte van € 73,27 (zijnde het gevorderde bedrag voor reiskosten naar Slachtofferhulp Nederland en de rechtbank).
[benadeelde 7] heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Benadeelde partij [benadeelde 8]
heeft in eerste aanleg een bedrag van € 5.000,- ter zake van immateriële schade en een bedrag van € 322,70 ter zake van materiële schade (bestaande uit de aanschafkosten van een videodeurbel en reiskosten voor een gesprek bij Slachtofferhulp Nederland en het bijwonen van de zitting in eerste aanleg) gevorderd. In totaal bedroeg haar vordering € 5.322,70, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Bij vonnis waarvan beroep is de vordering ter zake van de materiële schade tot een bedrag van € 199,- (aanschafkosten voor een videodeurbel) en ter zake van de immateriële schade tot een bedrag van € 3.500,- toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2021 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering ter zake van de immateriële schade is voor het overige afgewezen en [benadeelde 8] is nietontvankelijk verklaard in de vordering voor zover deze zag op de overige materiële schade. Daarnaast is verdachte veroordeeld in de proceskosten van [benadeelde 8] ter hoogte van € 123,70 (zijnde het gevorderde bedrag voor reiskosten voor een gesprek bij Slachtofferhulp Nederland en het bijwonen van de zitting in eerste aanleg).
[benadeelde 8] heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Benadeelde partij [benadeelde 9]
heeft in eerste aanleg een bedrag van € 5.000,- ter zake van immateriële schade en een bedrag van € 1.606,13 ter zake van materiële schade gevorderd (bestaande uit door de ouders van [benadeelde 9] gemaakte reiskosten om haar van en naar haar werk te rijden, het eigen risico voor medische kosten en reiskosten voor een intakegesprek bij Psychiatrie Noord, naar Slachtofferhulp Nederland en voor het bijwonen van de zitting in eerste aanleg). In totaal bedroeg haar vordering € 6.606,13, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Bij vonnis waarvan beroep is de vordering ter zake van de materiële schade tot een bedrag van € 1.432,46 (door de ouders van [benadeelde 9] gemaakte reiskosten om haar van en naar haar werk te rijden, het eigen risico voor medische kosten en reiskosten voor een intakegesprek bij Psychiatrie Noord) en ter zake van de immateriële schade tot een bedrag van € 3.500,- toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2021 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering ter zake van de immateriële schade is voor het overige afgewezen en [benadeelde 9] is nietontvankelijk verklaard in de vordering voor zover deze zag op de overige materiële schade. Daarnaast is verdachte veroordeeld in de proceskosten van [benadeelde 9] ter hoogte van € 173,67 (zijnde het gevorderde bedrag voor reiskosten naar Slachtofferhulp Nederland en voor het bijwonen van de zitting in eerste aanleg).
[benadeelde 9] heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
heeft in eerste aanleg een bedrag van € 5.000,- ter zake van immateriële schade en een bedrag van € 668,87 ter zake van materiële schade (bestaande uit reis- en parkeerkosten voor bezoeken aan de bedrijfsarts, psychologen en slachtofferbijeenkomsten) gevorderd. In totaal bedroeg haar vordering € 5.668,87, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Bij vonnis waarvan beroep is de vordering ter zake van de materiële schade geheel en ter zake van de immateriële schade tot een bedrag van € 3.500,- toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2021 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is voor het overige afgewezen.
[benadeelde 2] heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Benadeelde partij [benadeelde 3]
heeft in eerste aanleg een bedrag van € 5.000,- ter zake van immateriële schade en een bedrag van € 1.258,26 ter zake van materiële schade (bestaande uit dubbele abonnementskosten bij Vodafone, de kosten van een nieuwe telefoon en gederfd sportgenot) gevorderd. In totaal bedroeg haar vordering € 6.258,26, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Bij vonnis waarvan beroep is de vordering ter zake van de materiële schade geheel en ter zake van de immateriële schade tot een bedrag van € 3.500,- toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2021 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is voor het overige afgewezen.
[benadeelde 3] heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Benadeelde partij [benadeelde 4]
heeft in eerste aanleg een bedrag van € 5.000,- ter zake van immateriële schade gevorderd, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Bij vonnis waarvan beroep is de vordering tot een bedrag van € 3.500,- toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2021 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 4] heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Benadeelde partij [benadeelde 5]
heeft in eerste aanleg een bedrag van € 6.857,77 ter zake van materiële schade (bestaande uit onderzoekskosten) gevorderd, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Bij vonnis waarvan beroep is de vordering geheel toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2021 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 5] heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft verzocht alle vorderingen van de benadeelde partijen geheel toe te wijzen, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft verzocht de door [benadeelde 6] , [benadeelde 1] , [benadeelde 7] , [benadeelde 8] , [benadeelde 9] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] gevorderde vergoeding voor immateriële schade, evenals de rechtbank, bij elk van hen toe te wijzen tot een bedrag van € 3.500,-. Ten aanzien van de door [benadeelde 6] , [benadeelde 7] , [benadeelde 8] , [benadeelde 9] en [benadeelde 2] gevorderde vergoeding voor materiële schade heeft zij eveneens verzocht hetzelfde te beslissen als de rechtbank.
De raadsvrouw heeft verzocht de door [benadeelde 1] gevorderde vergoeding voor materiële schade tot een bedrag ter hoogte van € 387,20 toe te wijzen en voor het overige af te wijzen. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de door [benadeelde 1] gevorderde vergoeding voor reiskosten naar slachtofferbijeenkomsten in de FPK op 23 maart 2022 en 19 april 2022 dienen te worden afgewezen, omdat [benadeelde 1] op die dagen al in de FPK was om een dienst te draaien. Daarnaast heeft zij hiertoe aangevoerd dat de door [benadeelde 1] gevorderde reiskosten voor diensten die zij heeft gewerkt terwijl zij nog niet beter was gemeld, moeten worden afgewezen, omdat deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd, nu de verplichting tot vergoeding van die kosten, indien de werkgever normaliter woon-werkreizen vergoedt, bij de werkgever ligt, en de kosten geen rechtstreeks gevolg zijn van het strafbare feit.
De raadsvrouw heeft verzocht de door [benadeelde 3] gevorderde vergoeding voor materiële schade tot een bedrag ter hoogte van € 143,02 (kosten dubbel abonnement) toe te wijzen en voor het overige af te wijzen, dan wel [benadeelde 3] niet-ontvankelijk te verklaren in het resterende deel van haar vordering. Ten aanzien van de vordering met betrekking tot de nieuwe telefoon heeft zij hiertoe aangevoerd dat bij vervanging van een telefoon slechts de dagwaarde van de oude telefoon wordt vergoed, zodat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd, alsmede dat er niet voldoende rechtstreeks verband is en dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de kosten noodzakelijkerwijs zijn gemaakt. Ten aanzien van de vordering met betrekking tot gederfd sportgenot heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat voldoende onderbouwing ontbreekt en dat de gestelde schade in een te ver verwijderd verband staat. Bovendien heeft [benadeelde 3] door haar sportabonnement niet te pauzeren niet voldaan aan haar schadebeperkingsplicht, aldus de raadsvrouw.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 5] heeft de raadsvrouw verzocht het gedeelte van de vordering dat ziet op de verschuldigde BTW af te wijzen, nu een rechtspersoon BTW terugkrijgt, en de vordering voor het overige toe te wijzen. Daarnaast heeft zij verzocht geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen, aangezien een rechtspersoon geacht mag worden zelf in staat te zijn zorg te dragen voor inning van het toegewezen bedrag.
Het oordeel van het hof
Het hof overweegt ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen als volgt.
Immateriële schade
Benadeelde partijen [benadeelde 6] , [benadeelde 1] , [benadeelde 7] , [benadeelde 8] , [benadeelde 9] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] zijn elk gedurende lange tijd slachtoffer geweest van door verdachte gepleegde belaging en identiteitsfraude. Elk van hen heeft een vergoeding ter zake immateriële schade gevorderd in verband met de psychische gevolgen die deze feiten voor haar hebben gehad. Naar het oordeel van het hof liggen deze nadelige gevolgen voor hen, gezien de aard en ernst van de normschendingen, zo zeer voor de hand dat een aantasting in de persoon bij elk van hen zonder meer kan worden aangenomen. Dit betekent dat op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek aan [benadeelde 6] , [benadeelde 1] , [benadeelde 7] , [benadeelde 8] , [benadeelde 9] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] elk een naar billijkheid vast te stellen vergoeding voor immateriële schade toekomt. Rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard en ernst van de delicten alsmede de gevolgen ervan voor de betreffende benadeelde partij zowel in de werk- als in de privésfeer, en met de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, stelt het hof deze vergoeding voor elk van hen vast op een bedrag van € 5.000,-, zodat de vorderingen van [benadeelde 6] , [benadeelde 1] , [benadeelde 7] , [benadeelde 8] , [benadeelde 9] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] voor zover ze zien op de immateriële schade geheel zullen worden toegewezen.
Materiële schade
Benadeelde partij [benadeelde 6]
heeft een bedrag van € 162,41 gevorderd ter zake van materiële schade, bestaande uit reis- en parkeerkosten voor een gesprek bij Slachtofferhulp Nederland en voor het bijwonen van de zitting in eerste aanleg. Deze reis- en parkeerkosten vormen naar het oordeel van het hof en gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad geen rechtstreekse materiële schade die voor vergoeding in aanmerking komt. Naar het oordeel van het hof komen de parkeer- en reiskosten voor het bijwonen van de zitting op grond van het bepaalde in artikel 238 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ook niet als proceskosten voor vergoeding in aanmerking, nu [benadeelde 6] werd bijgestaan door een gemachtigde. De vordering van [benadeelde 6] ter zake van materiële schade zal daarom worden afgewezen.
Benadeelde partij [benadeelde 1]
heeft een bedrag van € 885,74 gevorderd ter zake van materiële schade, bestaande uit reis- en parkeerkosten voor bezoeken aan de bedrijfsarts, psychologen en slachtofferbijeenkomsten, alsmede ten behoeve van re-integratiewerkzaamheden.
Naar het oordeel van het hof komen de reiskosten naar de slachtofferbijeenkomst van 19 april 2022 niet voor vergoeding in aanmerking, nu deze bijeenkomst plaatsvond in de FPK waar [benadeelde 1] volgens de stukken die dag ook voor haar werk was. De vordering zal daarom in zoverre worden afgewezen. Anders dan de raadsvrouw heeft gesteld, blijkt naar het oordeel van het hof niet uit de stukken dat [benadeelde 1] ook op 23 maart 2022 heeft gewerkt in de FPK.
Het hof is van oordeel dat de reiskosten die [benadeelde 1] maakte om tijdens haar re-integratie diensten te draaien niet voor vergoeding in aanmerking komen. Indien de werkgever van [benadeelde 1] dergelijke reiskosten normaal gesproken vergoedt, kan [benadeelde 1] daar immers ook aanspraak op maken tijdens haar re-integratie en indien de werkgever dergelijke reiskosten normaal gesproken ook niet vergoedt, zijn het geen extra kosten voor [benadeelde 1] . De vordering zal daarom tevens in zoverre worden afgewezen.
Ten aanzien van de overige kosten waarvoor [benadeelde 1] een vergoeding heeft gevorderd is naar het oordeel van het hof uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat dit schade is die [benadeelde 1] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks heeft geleden. Het hof zal ter zake van materiële schade daarom een bedrag van € 444,20 toewijzen.
Benadeelde partij [benadeelde 7]
heeft een bedrag van € 136,16 gevorderd ter zake van materiële schade, bestaande uit reiskosten naar het politiebureau, de psycholoog, Slachtofferhulp Nederland en de zitting in eerste aanleg. De reiskosten naar het politiebureau, Slachtofferhulp Nederland en de zitting in eerste aanleg vormen naar het oordeel van het hof en gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad geen rechtstreekse materiële schade die voor vergoeding in aanmerking komt. Naar het oordeel van het hof komen de reiskosten voor het bijwonen van de zitting op grond van het bepaalde in artikel 238 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ook niet als proceskosten voor vergoeding in aanmerking, nu [benadeelde 7] werd bijgestaan door een gemachtigde. De vordering van [benadeelde 7] ter zake van materiële schade zal daarom in zoverre worden afgewezen. Ten aanzien van de reiskosten naar de psycholoog is naar het oordeel van het hof uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat dit schade is die [benadeelde 7] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks heeft geleden. Het hof zal ter zake van materiële schade daarom een bedrag van € 46,87 toewijzen.
Benadeelde partij [benadeelde 8]
heeft een bedrag van € 322,70 gevorderd ter zake van materiële schade, bestaande uit de aanschafkosten van een videodeurbel en reiskosten voor een gesprek bij Slachtofferhulp Nederland en het bijwonen van de zitting in eerste aanleg. De reiskosten naar Slachtofferhulp Nederland en de zitting in eerste aanleg vormen naar het oordeel van het hof en gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad geen rechtstreekse materiële schade die voor vergoeding in aanmerking komt. Naar het oordeel van het hof komen de reiskosten voor het bijwonen van de zitting op grond van het bepaalde in artikel 238 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ook niet als proceskosten voor vergoeding in aanmerking, nu [benadeelde 8] werd bijgestaan door een gemachtigde. De vordering van [benadeelde 8] ter zake van materiële schade zal daarom in zoverre worden afgewezen. Ten aanzien van de aanschafkosten van de videodeurbel is naar het oordeel van het hof uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat dit schade is die [benadeelde 8] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks heeft geleden. Het hof zal ter zake van materiële schade daarom een bedrag van € 199,- toewijzen.
Benadeelde partij [benadeelde 9]
heeft een bedrag van € 1.606,13 gevorderd ter zake van materiële schade, bestaande uit door de ouders van [benadeelde 9] gemaakte reiskosten om haar van en naar haar werk te rijden, het eigen risico voor medische kosten en reiskosten voor een intakegesprek bij Psychiatrie Noord, naar Slachtofferhulp Nederland en voor het bijwonen van de zitting in eerste aanleg. De reiskosten naar Slachtofferhulp Nederland en de zitting in eerste aanleg vormen naar het oordeel van het hof en gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad geen rechtstreekse materiële schade die voor vergoeding in aanmerking komt. Naar het oordeel van het hof komen de reiskosten voor het bijwonen van de zitting op grond van het bepaalde in artikel 238 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ook niet als proceskosten voor vergoeding in aanmerking, nu [benadeelde 9] werd bijgestaan door een gemachtigde. De vordering van [benadeelde 9] ter zake van materiële schade zal daarom in zoverre worden afgewezen. Naar het oordeel van het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de door de ouders van [benadeelde 9] gemaakte reiskosten om haar van en naar haar werk te rijden voor vergoeding in aanmerking komende verplaatste schade is en dat de reiskosten voor een intakegesprek bij psychiatrie Noord en het eigen risico voor medische kosten schade is die [benadeelde 9] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks heeft geleden. Het hof zal ter zake van materiële schade daarom een bedrag van € 1.432,46 toewijzen.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
heeft een bedrag van € 668,87 gevorderd ter zake van materiële schade, bestaande uit reis- en parkeerkosten voor bezoeken aan de bedrijfsarts, psychologen en slachtofferbijeenkomsten. Naar het oordeel van het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat dit schade is die [benadeelde 2] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks heeft geleden. Het hof zal de vordering voor zover deze ziet op materiële schade daarom geheel toewijzen.
Benadeelde partij [benadeelde 3]
heeft een bedrag van € 1.258,26 ter zake van materiële schade, bestaande uit dubbele abonnementskosten bij Vodafone, de kosten van een nieuwe telefoon en gederfd sportgenot.
Naar het oordeel van het hof dient bij de vervanging van een telefoon voor de bepaling van de vergoeding niet de aanschafprijs van de nieuwe telefoon, maar de dagwaarde van de vervangen telefoon in aanmerking te worden genomen. Doorgaans wordt bij de bepaling van die dagwaarde een afschrijvingsperiode van drie jaar gehanteerd. Over de vervangen telefoon is het hof enkel bekend dat dit, zoals de advocaat van [benadeelde 3] ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht, een oud toestel was. Het hof leidt hieruit af dat de vervangen telefoon al was afgeschreven en zal de vordering daarom in zoverre afwijzen.
Het hof is van oordeel dat het gederfd sportgenot waarvoor [benadeelde 3] vergoeding vordert geen materiële schade, maar immateriële schade betreft. [benadeelde 3] heeft ten gevolge van het bewezenverklaarde immers geen extra kosten gemaakt voor haar sportabonnement, maar er minder gebruik van kunnen maken. Zoals hiervoor aan de orde kwam, zal aan [benadeelde 3] ter zake van immateriële schade een bedrag ter hoogte van € 5.000,- worden toegewezen. De vergoeding voor gederfd sportgenot wordt geacht in dat bedrag vervat te zijn en de vordering ter zake materiële schade zal worden afgewezen voor zover deze ziet op gederfd sportgenot.
Ten aanzien van de dubbele abonnementskosten bij Vodafone is naar het oordeel van het hof uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat dit schade is die [benadeelde 3] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks heeft geleden. Het hof zal ter zake van materiële schade daarom een bedrag van € 143,02 toewijzen.
Benadeelde partij [benadeelde 5]
heeft een bedrag van € 6.857,77 gevorderd ter zake van materiële schade, bestaande uit onderzoekskosten. Naar het oordeel van het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat dit schade is die [benadeelde 5] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks heeft geleden. Nu [benadeelde 5] een zorginstelling is, gaat het hof ervan uit dat de stichting niet BTW-plichtig is, zodat naar het oordeel van het hof ook de gefactureerde BTW voor vergoeding in aanmerking komt. Het hof zal de vordering van [benadeelde 5] daarom geheel toewijzen.
Wettelijke rente, schadevergoedingsmaatregelen en proceskosten
Het hof zal de toe te wijzen bedragen telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de voor de betreffende benadeelde partij in het dictum opgenomen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening toewijzen.
Om te bevorderen dat alle schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof ten aanzien van alle toegewezen vorderingen de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de in het dictum te noemen wijze. Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, ziet het hof geen aanleiding om ten behoeve van [benadeelde 5] geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het hof zal verdachte veroordelen in de door de benadeelde partijen gemaakte proceskosten en de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten. Deze kosten worden op dit moment voor elk van de benadeelde partijen begroot op nihil.

Vorderingen tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van:
  • de bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 21 januari 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, parketnummer 16235116-19 en
  • de bij vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 16 mei 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, parketnummer 13650686-17.
Deze vorderingen zijn in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft toewijzing van beide vorderingen tot tenuitvoerlegging gevorderd.
De raadsvrouw heeft verzocht beide vorderingen tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het belang van een spoedige aanvang van de behandeling van verdachte prevaleert boven een langere detentie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte zich tijdens de proeftijd in beide bovengenoemde zaken heeft schuldig gemaakt aan meerdere strafbaar feiten. Er was hierbij sprake van specifieke recidive, er waren vele slachtoffers en verdachte pleegde de feiten gedeeltelijk terwijl hij in behandeling was. Gelet op deze omstandigheden acht het hof het geboden dat de voorwaardelijk aan verdachte opgelegde straffen ten uitvoer worden gelegd, ook al zal dit met zich brengen dat de behandeling van verdachte in het kader van de hem op te leggen TBS-maatregel pas later van start kan gaan. Het hof zal daarom de tenuitvoerlegging van bovengenoemde voorwaardelijk opgelegde straffen bevelen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38z, 57, 231b en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 6] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 6] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.000,00 (vijfduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 40 (veertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 1 februari 2021.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.444,20 (vijfduizend vierhonderdvierenveertig euro en twintig cent) bestaande uit € 444,20 (vierhonderdvierenveertig euro en twintig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.444,20 (vijfduizend vierhonderdvierenveertig euro en twintig cent) bestaande uit € 444,20 (vierhonderdvierenveertig euro en twintig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 40 (veertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 12 februari 2021.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 7] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.046,87 (vijfduizend zesenveertig euro en zevenentachtig cent) bestaande uit € 46,87 (zesenveertig euro en zevenentachtig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 7] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.046,87 (vijfduizend zesenveertig euro en zevenentachtig cent) bestaande uit € 46,87 (zesenveertig euro en zevenentachtig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 40 (veertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 17 augustus 2021.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 8] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.199,00 (vijfduizend honderdnegenennegentig euro) bestaande uit € 199,00 (honderdnegenennegentig euro) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 8] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.199,00 (vijfduizend honderdnegenennegentig euro) bestaande uit € 199,00 (honderdnegenennegentig euro) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 40 (veertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 16 augustus 2021.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 9] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 6.432,46 (zesduizend vierhonderdtweeëndertig euro en zesenveertig cent) bestaande uit € 1.432,46 (duizend vierhonderdtweeëndertig euro en zesenveertig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 9] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 6.432,46 (zesduizend vierhonderdtweeëndertig euro en zesenveertig cent) bestaande uit € 1.432,46 (duizend vierhonderdtweeëndertig euro en zesenveertig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 40 (veertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 18 februari 2021.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.668,87 (vijfduizend zeshonderdachtenzestig euro en zevenentachtig cent) bestaande uit € 668,87 (zeshonderdachtenzestig euro en zevenentachtig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.668,87 (vijfduizend zeshonderdachtenzestig euro en zevenentachtig cent) bestaande uit € 668,87 (zeshonderdachtenzestig euro en zevenentachtig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 40 (veertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 11 maart 2021.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.143,02 (vijfduizend honderddrieënveertig euro en twee cent) bestaande uit € 143,02 (honderddrieënveertig euro en twee cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.143,02 (vijfduizend honderddrieënveertig euro en twee cent) bestaande uit € 143,02 (honderddrieënveertig euro en twee cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 40 (veertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 1 februari 2021.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.000,00 (vijfduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 40 (veertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 15 januari 2021.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 5] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 6.877,77 (zesduizend achthonderdzevenenzeventig euro en zevenenzeventig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 5] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 6.877,77 (zesduizend achthonderdzevenenzeventig euro en zevenenzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 40 (veertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 15 november 2021.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 21 januari 2020, parketnummer 16-235116-19, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 mei 2018, parketnummer 13-650686-17, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Aldus gewezen door
mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter,
mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg en mr. R.A. Boon, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.W. Levelt-Iseger, griffier,
en op 6 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 6 maart 2024.
Tegenwoordig:
mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels, voorzitter,
mr. J. van Spanje, advocaat-generaal,
mr. H.J. Rosmalen-Jansen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.