ECLI:NL:GHARL:2024:1588

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
P23/0247
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van terbeschikkingstelling na beoordeling van recidiverisico en zorgmachtiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland van 24 mei 2023, die de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met een jaar had verlengd. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling afgewezen. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1982, had verzocht om beëindiging van de terbeschikkingstelling, waarbij zij werd bijgestaan door haar raadsman, mr. J.C. Reisinger. De advocaat-generaal, mr. V. Smink, steunde het verzoek tot beëindiging van de terbeschikkingstelling, en ook de deskundigen waren van mening dat de maatregel niet langer noodzakelijk was. Het hof oordeelde dat het recidiverisico zodanig was teruggebracht dat de terbeschikkingstelling kon eindigen, mede door de reeds verleende zorgmachtiging en de Wlz-indicatie die voldoende waarborgen bood voor de noodzakelijke hulp en begeleiding na beëindiging van de terbeschikkingstelling. Het hof concludeerde dat de terbeschikkinggestelde in een omgeving met adequate begeleiding kon worden geplaatst, wat het risico op recidive verder zou minimaliseren. De beslissing van het hof is in het openbaar uitgesproken en de griffier heeft de uitspraak genoteerd.

Uitspraak

TBS P23/0247
Beslissing van 22 februari 2024
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
verblijvende [verblijfplaats]
verder te noemen: de terbeschikkinggestelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 24 mei 2023. Deze beslissing houdt in de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar en de afwijzing van de vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
  • de processen-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
  • de beslissing waarvan beroep;
  • de akte van 24 mei 2023 waarbij de terbeschikkinggestelde beroep heeft ingesteld;
  • de voortgangsrapportage van Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) van
7 november 2023;
  • de aanvullende informatie van de reclassering van 9 oktober 2023;
  • het proces-verbaal van aanhouding van het hof van 2 november 2023;
  • de Pro Justitia rapportages van 19 december 2023 opgemaakt door psychiater
[naam psychiater] , en van 29 januari 2024 opgemaakt door psycholoog [naam psycholoog] ;
  • het verlengingsadvies van de reclassering van 15 januari 2024;
  • de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 4 juli 2023, de machtiging tot verlenen van verplichte zorg;
  • het proces-verbaal van aanhouding van het hof van 1 februari 2024 (pro forma).
Het hof heeft ter zitting van 22 februari 2024 gehoord de advocaat-generaal, mr. V. Smink, en de terbeschikkinggestelde via geluidsverbinding, bijgestaan door haar raadsman,
mr. J.C. Reisinger, advocaat te Utrecht. Tevens heeft het hof ter zitting gehoord de heer
[naam reclasseringswerker] , reclasseringswerker.

Overwegingen

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De terbeschikkinggestelde heeft verzocht om beëindiging van de terbeschikkingstelling. Naast de terbeschikkingstelling waarvan de verpleging van overheidswege in 2020 onder voorwaarden is beëindigd, is er een machtiging tot verlenen van verplichte zorg afgegeven die loopt tot 4 juli 2024. Deze zorgmachtiging met verschillende vormen van verplichte zorg is voldoende om het op dit moment nog aanwezige lage recidiverisico te managen, de deskundigen zijn het hier ook over eens.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot beëindiging van de terbeschikkingstelling en afwijzing van de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling. Er is veel in positieve zin veranderd en de deskundigen zijn het erover eens dat de maatregel kan worden beëindigd en dat de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz) indicatie en de reeds verleende zorgmachtiging voldoende waarborgen biedt.
Het oordeel van het hof
Omvang van het beroep
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank van 24 mei 2023, waarin twee afzonderlijke beslissingen zijn genomen namelijk de verlenging van de termijn met één jaar en de afwijzing van de vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege. De terbeschikkinggestelde heeft blijkens de akte van 24 mei 2023 geen beperkt beroep ingesteld tegen de verlenging van de maatregel met een termijn van een jaar. De raadsman heeft zich op de zitting van het hof van 22 februari 2024 op het standpunt gesteld dat het beroep zich niet richt tegen de afwijzing van de vordering tot hervatting van de verpleging. Het hof zal gelet op de mededeling van de raadsman het beroep opvatten als een appel tegen de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar. De beslissing van de rechtbank tot afwijzing van de vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege is niet langer aan het oordeel van het hof onderworpen.
Vernietiging
Het hof zal de beslissing waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere beslissing komt. Het hof is – anders dan de rechtbank – van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen niet langer voortzetting van de terbeschikkingstelling vereist en dat de vordering van het openbaar ministerie dient te worden afgewezen. Het hof komt tot dit oordeel op basis van het volgende.
Ten behoeve van de inhoudelijke behandeling bij het hof hebben zowel de onafhankelijke deskundigen als de reclassering gerapporteerd. Hierbij heeft het hof verzocht om zowel de standaardvraagstelling voor de verlengingsrapportage te beantwoorden als in te gaan op de vraag wat een passende vervolgvoorziening voor de terbeschikkinggestelde is en in welk kader dit kan worden vormgegeven.
Psychiater [naam psychiater] heeft in zijn advies van 19 december 2023 – kort gezegd – geadviseerd de terbeschikkingstelling niet te verlengen. De terbeschikkinggestelde heeft een omgeving nodig waar voldoende begeleiding aanwezig is, die het toestandsbeeld adequaat kan managen en haar de nodige activering en structuur kan bieden. Het blijft nodig dat er zicht is op haar medicatie-inname. Verder is het van belang dat er wordt gelet op de balans tussen haar draagkracht en draaglast. Ten slotte is het van belang dat er gelet wordt op de mogelijke tekenen van ontregeling en dat – indien daar sprake van is - snel adequate interventies op worden toegepast. Gelet op het gebrekkige probleeminzicht van de terbeschikkinggestelde blijft een extern kader noodzakelijk voor het risicomanagement. Onder de omstandigheden dat de terbeschikkinggestelde zo optimaal als mogelijk ingesteld is op medicatie en wanneer er sprake is van een adequate externe prothese in de vorm van een redelijk intensieve en nabije begeleiding, is het recidiverisico laag. Deze setting voor beschermd wonen kan worden vormgegeven in het kader van een zorgmachtiging.
Psycholoog [naam psycholoog] heeft in zijn advies van 29 januari 2024 – kort gezegd – geadviseerd de terbeschikkingstelling niet te verlengen. De afgelopen jaren hebben laten zien dat het toestandsbeeld van de terbeschikkinggestelde zonder adequate en intense begeleiding om haar heen, gemakkelijk achteruitgaat, vooral door haar gebrekkige probleeminzicht. Het toestandsbeeld dient blijvend te worden gemonitord zodat vroege tekenen van ontregeling zo snel mogelijk gecoupeerd kunnen worden. Aangezien de compliance van de terbeschikkinggestelde met betrekking tot de medicatie gebrekkig is gebleken en omdat het continu gebruik van clozapine noodzakelijk is voor het risico- en ziektemanagement, adviseert de psycholoog met nadruk dat de terbeschikkinggestelde haar medicatie onder toezicht blijft krijgen. Ten slotte is het van belang dat de terbeschikkinggestelde niet wordt overschreden in haar draagkracht, omdat dit ook voor teveel spanningen en druk kan zorgen waardoor zij ontregelt raakt. Het is aan de andere kant van belang dat zij zoveel mogelijk haar autonomie kan behouden. Ook is het wel raadzaam dat zij gestimuleerd blijft worden om enigszins actief te blijven en niet te vervallen in passiviteit. Als passende vervolgvoorziening kan de psycholoog zich vinden in doorplaatsing van de terbeschikkinggestelde naar een beschermde woonvorm, zoals de reclassering het afgelopen jaar heeft voorbereid. Onder de omstandigheden dat de terbeschikkinggestelde zo optimaal als mogelijk ingesteld is op medicatie en wanneer er sprake is van een voldoende psychiatrische begeleiding, structuur en toezicht als externe prothese, is het recidiverisico laag. Het noodzakelijke risicomanagement en het benodigde zorgniveau zijn voldoende gewaarborgd binnen een vormgegeven zorgprothese bij een zorgmachtiging met verplichte zorg.
De reclassering heeft, in tegenstelling tot voorgaande adviezen, in het advies van
15 januari 2024 – kort gezegd – geconcludeerd dat het kader van een zorgmachtiging voldoende is om het risicomanagement te bestendigen, mede omdat het recidiverisico als laag wordt ingeschat binnen de context van zorg. In de praktijk (reguliere GGZ) wordt het risicomanagement reeds jaren, afgezien van de strubbelingen met de reclassering ten tijde van de laatste poging tot hervatting van de verpleging van overheidswege, op deze wijze ingericht. Sinds de laatste strubbelingen lijkt de terbeschikkinggestelde zich minder hevig te verzetten. Het lijkt erop dat uitbreiding van vrijheden in de weekenden bij familie daar een positieve bijdrage aan heeft geleverd. In een zorgkader wordt het recidiverisico dan ook als laag ingeschat. Uit zorg en bij stagnatie van het medicatiegebruik zal dat vermoedelijk oplopen tot gemiddeld/hoog. De reeds bestaande zorgmachtiging voorziet in medicatiegebruik. Aanvullend heeft de reclasseringswerker ter zitting van het hof van
22 februari 2024 aangegeven dat de belangrijkste reden voor het advies dat de terbeschikkingstelling niet langer nodig is, het lage recidiverisico is. De afgelopen periode is gebleken dat het inzetten van verplichte zorg op basis van de zorgmachtiging een goede stok achter de deur is voor de terbeschikkinggestelde en dat forensische interventies niet nodig zijn. Nabijheid en monitoring blijft nodig voor de terbeschikkinggestelde en de reclassering is bezig met het zoeken naar een passende vervolgvoorziening al dan niet bij [organisatie] .
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat er dusdanige ontwikkelingen hebben plaatsgevonden dat het risico op recidive volgens de reclassering wordt ingeschat als laag binnen een zorgkader. Het risico is daarmee zodanig teruggebracht dat verlenging van de terbeschikkingstelling niet langer noodzakelijk is en dat het verantwoord is de terbeschikkingstelling te beëindigen. De zorgmachtiging die reeds is verleend en de onderliggende Wlz-indicatie is afdoende om te waarborgen dat de hulp en begeleiding die de terbeschikkinggestelde al geruime tijd krijgt ook na beëindiging van de terbeschikkingstelling zal worden voortgezet.
Het hof zal daarom – overeenkomstig het advies van de reclassering, de adviezen van de deskundigen en het standpunt van de advocaat-generaal – de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling afwijzen, waarmee de maatregel zal eindigen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van
24 mei 2023 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde,
[terbeschikkinggestelde].
Wijst afde vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling.
Aldus gedaan door
mr. M.J. Vos, voorzitter,
mr. A.B.A.P.M. Ficq en mr. J. Steenbrink, raadsheren,
en drs. A.W.T.M. Vissers en drs. P.K.J. Ronhaar, raden,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Valé, griffier,
en op 22 februari 2024 in het openbaar uitgesproken.
mr. A.B.A.P.M. Ficq en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.