ECLI:NL:GHARL:2024:157
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Geschil over de kosten van meerwerk in aannemingsovereenkomst tussen opdrachtgever en installatiebedrijf
In deze zaak gaat het om een geschil tussen [de opdrachtgever] B.V. en INSTALLATIEBEDRIJF VELO-VAN DER BIJ B.V. over de kosten van meerwerk in het kader van een aannemingsovereenkomst. [de opdrachtgever] heeft principaal hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin de vorderingen van Velo tot betaling van meerwerk zijn toegewezen, terwijl de vorderingen van [de opdrachtgever] zijn afgewezen. Velo heeft bij de rechtbank gevorderd dat [de opdrachtgever] wordt veroordeeld tot betaling van € 46.189,12 aan hoofdsom en € 6.928,37 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. In reconventie vordert [de opdrachtgever] gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst en vergoeding van schade. De rechtbank heeft de vorderingen van Velo toegewezen tot een bedrag van € 32.459,98, maar de vorderingen van [de opdrachtgever] zijn afgewezen.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof vastgesteld dat nadere informatie nodig is om te kunnen oordelen over de hoogte van het gevorderde meerwerk. Het hof heeft partijen gevraagd om aanvullende informatie te verstrekken over de begrote aantallen en de uitvoering van het meerwerk. Het hof heeft ook de mogelijkheid geschetst om gezamenlijk de werkelijke hoeveelheden te tellen, om zo een deskundige te vermijden. Het hof heeft de zaak aangehouden voor aktewisseling en verdere beslissingen.
De uitspraak van het hof is gedaan op 9 januari 2024, waarbij de zaak is verwezen naar de rol voor akte aan de zijde van Velo over de onder 3.7 genoemde onderwerpen, en verdere beslissingen zijn aangehouden.