In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar drie kinderen, [de minderjarige1], [de minderjarige2] en [de minderjarige3]. De moeder had het gezag over de kinderen, maar er was geen vader betrokken. De kinderen zijn zeer kwetsbaar en hebben een belaste voorgeschiedenis. Sinds september 2020 wonen de kinderen niet meer bij de moeder, en zijn zij onder toezicht gesteld en uithuisgeplaatst. De rechtbank Gelderland had eerder op 22 mei 2023 het gezag van de moeder beëindigd en de GI tot voogd benoemd, wat de moeder in hoger beroep aanvecht. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 februari 2024 heeft de moeder aangegeven dat zij inziet dat de oudste kinderen niet meer bij haar kunnen wonen, maar zij wil zich richten op de terugplaatsing van haar jongere kinderen. Het hof heeft overwogen dat, hoewel de moeder stappen onderneemt om haar situatie te verbeteren, de omstandigheden zodanig zijn dat het gezag van de moeder over de oudste kinderen moet worden beëindigd. Het hof heeft geen vertrouwen in een vrijwillige plaatsing van de kinderen, gezien de complexiteit van de problematiek en de onbetrouwbaarheid van de moeder in het verleden. De beslissing van de rechtbank is bekrachtigd, en het meer of anders verzochte is afgewezen.