ECLI:NL:GHARL:2024:1416

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
200.332.160
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdverblijfplaats en zorgregeling van minderjarigen in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beslissingen van de rechtbank Midden-Nederland, die had bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder moesten hebben. De vader verzocht het hof om de hoofdverblijfplaats bij hem te vestigen en om vervangende toestemming te verlenen voor inschrijving van de kinderen op scholen en kinderopvang in zijn woonplaats.

Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen sinds de scheiding bij de moeder wonen en dat er geen concrete redenen zijn om de hoofdverblijfplaats te wijzigen. De moeder woont met de kinderen bij haar ouders en de huidige zorgregeling, die in het belang van de kinderen is, blijft van kracht. De vader stelde een co-ouderschapsregeling voor, maar het hof oordeelde dat deze regeling niet haalbaar is vanwege de afstand tussen de ouders. De GI en de raad voor de kinderbescherming hebben ook geen bezwaren tegen de huidige regeling.

Uiteindelijk heeft het hof de verzoeken van de vader afgewezen en de eerdere beschikkingen van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de hoofdverblijfplaats bij de moeder blijft en de zorgregeling niet wordt gewijzigd. De beslissing is genomen met inachtneming van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek, dat de rechter de mogelijkheid biedt om beslissingen te nemen in het belang van het kind.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.332.160
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 533675
beschikking van 27 februari 2024
in de zaak van
[verzoeker],
die woont in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna: de vader,
advocaat: mr. P.A. de Lange,
[de moeder],
die woont in [woonplaats2] ,
belanghebbende in hoger beroep
hierna: de moeder,
advocaat: mr. M.E. Kikkert,
de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
die is gevestigd in Arnhem,
belanghebbende in hoger beroep
hierna: de GI.

1.Samenvatting van de beslissing

De rechtbank heeft beslist dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben en heeft de moeder vervangende toestemming gegeven om [de minderjarige1] in te schrijven op school en op de kinderopvang. Het hof vindt dat dit zo moet blijven en legt hierna uit waarom.

2.De kern van de zaak

2.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , die is geboren [in] 2019;
  • [de minderjarige2] , die is geboren [in] 2022.
De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . [de minderjarige1] en [de minderjarige2] wonen samen met de moeder bij hun opa en oma (moederszijde).
2.2
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] staan onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is geldig tot 9 juni 2024.
2.3
In de beschikking van 13 juni 2023 heeft de rechtbank een zorgregeling vastgesteld voor [de minderjarige1] . Inmiddels geldt die zorgregeling ook voor [de minderjarige2] . [de minderjarige1] en [de minderjarige2] verblijven:
  • in de eerste week bij de moeder;
  • in de tweede week bij de vader, van vrijdag na schooltijd tot zondag na het avondeten om 18.00 uur;
  • in de derde week bij de vader, van vrijdag na schooltijd tot zaterdag na het avondeten om 18.00 uur;
  • in de vierde week bij de vader, van vrijdag na schooltijd tot zondag na het avondeten om 18.00 uur.
2.4
In de beschikking van 13 juni 2023 heeft de rechtbank (naast de bovenstaande zorgregeling) ook beslist dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben. In de beschikking van 25 juli 2023 heeft de rechtbank de moeder vervangende toestemming verleend om [de minderjarige1] in te schrijven op de [school1] in [woonplaats2] en op de [school2] in [woonplaats2] .
2.5
De vader is het niet eens met deze beschikkingen van de rechtbank en komt in hoger beroep. De vader verzoekt het hof om:
  • te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vader hebben;
  • de vader vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige1] in te schrijven op basisschool [school3] in [woonplaats1] en [de minderjarige2] in te schrijven bij kinderdagverblijf [naam1] in [woonplaats1] ;
  • als zorgregeling vast te leggen dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] om de week van maandagmiddag tot maandagochtend bij de vader verblijven, waarbij de ouder bij wie [de minderjarige1] en [de minderjarige2] verblijven, hen op maandagochtend naar school of de opvang in [woonplaats1] brengt en de andere ouder hen daar weer ophaalt, de feestdagen het ene jaar bij de ene ouder en het andere jaar bij de andere ouder worden doorgebracht en de vakanties bij helfte verdeeld worden;
  • althans, een beslissing te nemen die het hof juist vindt.
2.6
De moeder voert verweer in hoger beroep. Zij vraagt het hof om het hoger beroep van de vader af te wijzen en de beschikkingen van de rechtbank te bekrachtigen of een beslissing te nemen die het hof juist vindt.
2.7
De GI refereert zich aan het oordeel van het hof.
2.8
Het hof heeft de volgende stukken:
  • het beroepschrift met bijlagen, binnengekomen op 13 september 2023;
  • het verweerschrift van de moeder;
  • het verweerschrift van de GI;
  • een journaalbericht van de vader van 19 januari 2024 met bijlagen;
  • een journaalbericht van de moeder van 25 januari 2024 met bijlagen.
2.9
De zitting bij het hof was op 30 januari 2024. Aanwezig waren:
  • de vader met zijn advocaat;
  • de moeder met haar advocaat;
  • twee vertegenwoordigers van de GI; en
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).

3.Het oordeel van het hof

Wat staat in de wet?
3.1
De ouders hebben samen het gezag. Zij kunnen de rechter vragen om een beslissing te nemen over de hoofdverblijfplaats van de kinderen of over de zorgregeling. De rechter kan ook vervangende toestemming geven aan één ouder om de kinderen in te schrijven op school of de kinderopvang. [1] Bij deze beslissingen kijkt de rechter naar alle omstandigheden van het geval en neemt dan een beslissing die hij in het belang van het kind wenselijk vindt.
Wat vindt het hof?
Hoofdverblijfplaats
3.2
Het hof is van oordeel dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de moeder moet blijven.
3.3
Sinds de ouders uit elkaar zijn, woont de moeder met [de minderjarige1] en later ook met [de minderjarige2] bij haar ouders in [woonplaats2] . Sinds de beschikking van 13 juli 2023 geldt de huidige zorgregeling, waarbij [de minderjarige1] en [de minderjarige2] het grootste gedeelte van de tijd bij de moeder wonen.
3.4
Het hof heeft, net als de GI, geen aanwijzingen dat de kinderen beter bij de vader kunnen wonen dan bij de moeder. De GI heeft verteld dat beide ouders een goede ouder zijn voor de kinderen. De GI ziet geen redenen waarom [de minderjarige1] en [de minderjarige2] niet bij de ene of de andere ouder zouden kunnen verblijven. Het hof vindt het daarom niet in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] dat hun hoofdverblijfplaats nu wordt gewijzigd. Het hof acht het niet in het belang van de kinderen dat hun leven (opnieuw) een grote verandering doormaakt en zij naar een nieuwe school en kinderopvang moeten, terwijl daar geen concrete reden voor is.
3.5
De moeder heeft ondertussen bij de rechtbank gevraagd om vervangende toestemming om met de kinderen bij haar nieuwe partner in [plaats1] te gaan wonen. Partijen hebben het hof laten weten dat de rechtbank pas na deze beschikking van het hof zal beslissen op dat verzoek. Het hof kan daarom in deze zaak niet vooruitlopen op de uitkomst van die procedure. De vader voert aan dat de moeder geen stabiele factor is voor de kinderen, omdat zij naar [plaats1] wil verhuizen. Het hof vindt een eventuele verhuizing echter geen reden om de hoofdverblijfplaats bij de vader vast te stellen. De raad heeft uitgelegd dat stabiliteit voor kinderen vooral inhoudt dat zij bij een vertrouwde ouder verblijven. Een verhuizing met die vertrouwde ouder doet niet af aan die stabiliteit.
Zorgregeling
3.6
Het hof is van oordeel dat de zorgregeling die de rechtbank heeft bepaald, naar de huidige stand van zaken, het meest in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] is. De ouders hebben op de zitting verteld dat zij die zorgregeling uitvoeren en dat dat over het algemeen goed verloopt.
3.7
De vader verzoekt het hof om een co-ouderschapsregeling te bepalen, waarbij de kinderen de ene week bij de ene ouder verblijven en de andere week bij de andere ouder. Het hof is van oordeel dat die zorgregeling praktisch niet haalbaar is, omdat de ouders op grote afstand van elkaar wonen. [de minderjarige1] verbleef in de eerste jaren van zijn leven de ene week bij de moeder en de andere week bij de vader. Nu [de minderjarige1] naar school gaat, is dit naar het oordeel van het hof echter niet meer haalbaar. Dit zou betekenen dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] om de week dagelijks lang moeten reizen van en naar school of de kinderopvang. Die afstand maakt het in de toekomst ook lastig voor de kinderen om speelafspraakjes te maken of op een sport te gaan. Dat vindt het hof niet in hun belang. Het is in dit kader overigens niet van belang of de moeder vervangende toestemming krijgt om naar [plaats1] te verhuizen of niet. Zowel vanuit [plaats1] als vanuit [woonplaats2] is de afstand tot [woonplaats1] naar het oordeel van het hof te groot voor de zorgregeling die de vader verzoekt.
3.8
De raad heeft tijdens de zitting voorgesteld dat de zorgregeling in de toekomst kan worden aangepast, waarbij [de minderjarige1] en [de minderjarige2] elke donderdag en vrijdag bij de vader verblijven en daarnaast het ene weekend bij de vader en het andere weekend bij de moeder. Volgens de raad is dit een manier waarop de vader gelijkwaardiger betrokken kan worden in het doordeweekse leven van de kinderen. De raad adviseert echter om de zorgregeling voorlopig zo te houden zoals die nu is en het bovenstaande voorstel eventueel in de toekomst te overwegen. Het hof sluit zich hierbij aan. Het hof vindt het te voorbarig om de zorgregeling nu te wijzigen, omdat de situatie van de kinderen mogelijk binnenkort weer verandert, als de moeder vervangende toestemming zou krijgen om te verhuizen.
3.9
Nu de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder zal blijven en de zorgregeling niet zal worden gewijzigd, is een wijziging van de school en het kinderdagverblijf niet in het belang van de kinderen. Het verzoek van de vader om vervangende toestemming zal dan ook worden afgewezen.
3.1
Dit betekent dat het hof de verzoeken van de vader afwijst en beide beschikkingen van de rechtbank bekrachtigt.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland van 13 juni 2023 en 25 juli 2023;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, S. Kuijpers en C.M. Schönhagen, bijgestaan door mr. L.M. de Wit als griffier en is door in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2024.

Voetnoten

1.Artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW).